LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Karel Mortier

4 nov, 2023

 

Karel Mortier schreef in 2022 een boek, De Adem van de Dagen (Boekscout.nl), een soort dagboek, dat een roman wil zijn over het ontstaan en het
schrijven van een boek waarin de gedachtewereld van Ugo d’Oorde, meer dan zijn dadenwereld, wordt belicht.
Het boek dat niet mag gezien worden als autobiografisch – het is zuivere fictie – wil een duidelijke poging zijn om uit te klaren, welke betekenis moet gegeven worden én aan het fenomeen van de Big Bang, én aan het oordeel geveld in Genesis 3, 19, waarin we maar wat stof zouden zijn.
In zijn gesprekken en monologen zijn dit de thema’s die regelmatig opduiken en waarbij hij zich inspireert op het levensbeeld van de meesterbouwers van de eerste kathedralen. Met zijn boek – dit zegt hij klaar en duidelijk – wil hij, vooral dan aan de kinderen van zijn kinderen, duidelijk stellen wie hun grootvader was en hoe hij zijn leven zag.
De doelgroep die hij voor ogen heeft is deze van de mens die in deze verwarde tijden zoekt naar enig voedsel voor de geest in hem; iemand die van een boek/roman verwacht dat het hem niet alleen wakker houdt maar meevoert in het landschap van die geest.
Van Mortier werd nog niets gepubliceerd. Wel is hij sinds 2010 te vinden op zijn dagelijkse blog.

Naast proza schreef Mortier in de loop der jaren tal van gedichten over de zee in San Juan/Alicante. Waar ze zitten, geprangd tussen andere geschriften, dreigen ze voor altijd weg te glijden in de tijd. Ze dateren van het jaar 2005, hij was toen 78. Voor Meander schuift hij onderstaande drie gedichten, uit een cyclus van twaalf, door opdat ze een laatste maal worden besprenkeld met water, met licht en met leven.

 

I

We waren niet oud,
al waren we van jaren,
maar eeuwig was die zee van ons
almachtig en onaangeroerd.

Wij, bijwijlen erin opgenomen
om intenser te gaan leven.

We waren niet oud,
maar ondefinieerbaar.
van einder tot einder
zoals van de golf
het roekeloze leven is.

Zo ruim we waren
zo onvergankelijk licht
om op te stijgen en al te weten
wat er geweten moet
om niet te vergaan
van onbenulligheid.

Hoe goed het is
hier neer te zitten,
te lezen en te schrijven,
van morgenlicht tot avondrood,
welke woorden ook
al waren we van jaren.



II

De dag is niet veel,
als je niets te schrijven hebt,
niets te verhalen,
zelfs al was er niets.

Als je niet bent opgestegen
tot in de hoogste luchten
al was het maar een korte tijd.

Als je niet, zoals Pessoa,
wat woorden nagelaten hebt
geborgen in een plaats
waar niemand komen kan,
toch niet de eerste jaren.

Omdat
de zee je adem is,
dooraderd
met het licht van zon en maan,
de zee je antwoord is.

Omdat
de zee zich wijzigt almaar door
en altijd identiek,
gekoesterd en bezeten
ongetemd gebleven.

Omdat,
als er één plaats je inspiratie is
het wel de zee zal wezen.

Zo is de dag niet veel als je,
niet bereiken kunt dat vleugje
poëzie dat je verstillen zou,

oneindig.



III

Veel tijd
zal je niet meer kennen
om te herlezen
wat er geschreven staat,
omdat het veel is dat we schreven
en te kort de tijd die ons nog
overblijft.

Of gaan terug naar plaatsen
waar we waren om te weten
hoe we hebben liefgehad.

Alsof er lijn noch pijn
zou zijn in wat we schreven
jarenlang,
en blad na blad ons niet
gewijzigd had, gevormd
tot waar we aangekomen zijn.

Zo: Dimmi maestro,
dimmi signore,
zeg me, Dante, wat je heden
ons van je God vertellen zou.

Een vraag die we niet
laten kunnen,
het antwoord hier te vast
geankerd, te ingewikkeld
voor wie we nog maar zijn.

Al trachten we Zijn stem te lezen
in al wat Hij geborgen houdt,
alom is stilte en laat het zo,

we komen.

foto © Alja Spaan, januari 2018

     Andere berichten

Kinderpoëzie (X)

Kinderpoëzie (X)

‘Waarom leest iemand geen gedichten? Omdat iedereen (en die iedereen heeft nooit gedichten gelezen) zegt dat gedichten moeilijk zijn, dat...

Marnix Speybroeck

Marnix Speybroeck, Heer van Gram, studeerde Germaanse talen aan de UGent waar hij promoveerde met een proefschrift over Robert Graves. Van...