LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Het commentaar van Hettie Marzak

19 jan, 2024

Schiet niet op de boodschapper

door Hettie Marzak



(Foto Pixabay)

Ik ga niet graag naar de kapper. Als ik weer buiten sta, zie ik er nooit uit zoals ik graag zou willen. En als ik in de spiegel kijk, kijkt de laatste tijd steeds vaker mijn lieve, dode moeder terug en ik wil niet in tranen uitbarsten bij de kapper. Bovendien staat de verplichte conversatie me tegen. Het schijnt dat kappers geleerd hebben een gesprek te starten, ook als de klant veel liever zwijgen zou. Over het weer, over de vakantie, over de roddels van het dorp. Het liefst zou ik op de vraag: ‘Hoe wilt u geknipt worden?’ willen antwoorden: ‘in stilte’, maar dat heeft Wim de Bie al gezegd.

Dus toen ik weer eens in de stoel zat en de kapper na een afgeratelde monoloog, die eindeloos leek te duren, de vraag stelde: ‘Hebt u nog plannen voor vandaag met dit mooie weer?’ werd ik meteen recalcitrant en antwoordde nukkig dat ik de hele dag binnen bleef om te schrijven. Onvermijdelijk vroeg ze wat ik dan moest schrijven. Ik wilde eerst nog een verhaal ophangen over het invullen van een aanvraagformulier voor mijn intrede in een zwijgende kloosterorde, maar ik heb toch naar waarheid geantwoord dat ik een recensie wilde schrijven. Dat zei haar niets, maar het woord ‘review’ maakt veel duidelijk. Ze had zelf ook veel reviews van haar cliënten gekregen, vertelde ze enthousiast, met foto’s van hun kapsels op Facebook en Instagram.
Hoe dat dan in zijn werk ging bij mij, die recensies, vroeg ze. Ik vertelde hoe ik regelmatig boeken opgestuurd kreeg, waarover ik dan een stukje schreef om andere mensen kennis te laten maken met het werk. Toen vroeg ze, alsof er plotseling een verschrikkelijke waarheid tot haar was doorgedrongen, of dat betekende dat ik al die boeken ook echt moest lezen. Ik wist even niet wat ik moest zeggen en daarna heb ik haar gevraagd of zij al die mensen ook echt moest knippen. Toen viel eindelijk de stilte die ik zo gewenst had. Die bleef hangen totdat ik twintig minuten later weer mocht opstaan. Maar het was een geladen stilte, en buiten was ik blij dat ik beide oren nog bleek te hebben.

Ze moest eens weten, dacht ik, hoe serieus ik bij het schrijven van een recensie te werk ga. Ik neem ruim de tijd om te lezen, na te denken en te schrijven. Of het daarbij om een debuutbundel gaat of om werk van een gerenommeerd dichter, ik ben me ervan bewust dat iemand veel tijd, moeite en een gedeelte van zichzelf erin gelegd heeft. Ik zal daarom nooit een bundel tot de grond toe afbranden of me minachtend uitlaten over de gedichten. Zelfs als een bundel me helemaal niet aanstaat, zoek ik toch nog naar de positieve elementen die er altijd wel zijn en die benoem ik ook.
Maar ik ben wel kritisch en ik leg de bundel langs de meetlat van wat volgens mij de vereisten zijn voor goede poëzie. Voldoet een bundel daar niet aan, dan schrijf ik dat ook. Ik ben altijd eerlijk en ik geef altijd mijn eigen mening, maar wel met respect voor de dichter.

Dat respect verwacht ik ook terug als recensent. Toch gebeurt het steeds vaker dat ik heel vervelende reacties krijg die allerminst respectvol zijn. Een enkele keer van de verbolgen dichter zelf, die me verontwaardigd wijst op wat ik allemaal gemist heb in de gedichten, maar meestal zijn het de fans: verontwaardigde familie en vrienden die me allerlei verwensingen toebijten in wat heel dicht in de buurt komt van haatmail. Ik heb alles verkeerd begrepen, wordt me verteld, ik heb er niet uitgehaald wat er in zit, ik heb gefaald te zien wat de dichter bedoeld heeft. Ik heb mensen heel boos gemaakt. Dat kan. Maar hoewel ik een hekel heb aan het adagium ‘Show, don’t tell’, vind ik dat een dichter het gedicht voor zichzelf moet laten spreken. Een gedicht is autonoom. Uitleg en duiding moeten niet van de dichter zelf komen, dat moet aan de lezers overgelaten worden. De Franse literatuurcriticus Roland Barthes heeft in zijn essay La mort de l’Auteur gezegd dat zodra een boek verschenen is, de auteur ervan dood is. Zo ver zou ik niet willen gaan, want er spelen altijd autobiografische elementen mee die een tekst kunnen verduidelijken. Maar ik geloof met Barthes dat het de lezers zijn die betekenis geven aan een gedicht, waardoor er meerdere interpretaties mogelijk zijn. Zodra een boek gepubliceerd is, is het van de lezer. De schrijver heeft er geen zeggenschap over hoe de lezer het leest. Wat de schrijver bedoeld heeft, is een vraag die op de middelbare scholen regelmatig gesteld wordt, maar dan moet ik altijd denken aan de laatste strofe van het gedicht van Simon Carmiggelt, ‘Louter droefheid’, dat hij schreef onder het prachtige pseudoniem Karel Bralleput:

En staan mijn versjes later soms te kijk
in ‘Gouden aren’ of in ‘Dichterschat’,
dan zegt de leraar bij deez’pennespat:
‘Kijk jongens, hier had hij het moejelijk.’

Ik kan niet in het hoofd van de dichter kijken, ik heb alleen het gedicht. Als dat niet voor zichzelf kan spreken, dan heeft de dichter het geen stem meegegeven.

Soms vraagt een dichter me een recensie aan te passen, omdat hij het niet eens is met de inhoud. Nee. Dat doe ik niet. Als een recensent zijn recensie verandert op verzoek van de dichter, zijn we maar een stapje verwijderd van de dichter die zijn eigen recensie schrijft. Ik vind het niet getuigen van mijn integriteit als recensent als ik daarin mee zou gaan. Ik ben niet te koop. Bovendien ben ik, net als de dichter, trots op mijn werk. Ik lever iets af waaraan tijd en moeite zijn besteed. Ik ben er niet op uit om dichtbundels af te kraken. Ik kan ook oprecht zeggen dat ik nooit een recensie geschreven heb die uitsluitend negatief was. Elke andere lezer moet de kans krijgen om zijn eigen menig te vormen, daarom laat ik hem kennismaken met de bundel. En niemand hoeft het met mij eens te zijn. Maar ik vind niet dat ik een recensie moet schrijven om de dichter een plezier te doen. Ik zou die dichter het antwoord willen geven dat de bode gaf, die in Antony and Cleopatra van Shakespeare aan Cleopatra komt vertellen dat Marcus Antonius met een andere vrouw is getrouwd. Cleopatra dreigt dan de ogen van de boodschapper als ballen te gebruiken en nog veel meer gruwelijks: ‘Hence, horrible villain, or I’ll spurn thine eyes / Like balls before me! I’ll unhair thy head! (…) Thou shalt be whipped with wire and stewed in / brine / Smarting in ling’ring pickle.’ Waarop de bode haar van repliek dient met: ‘Gracious madame, I that do bring the news made not the match.’ Ik breng wel het nieuws, maar ik sloot niet het huwelijk. Ik schreef de recensie, maar niet de bundel. Een goede bundel krijgt een goede recensie.

Niemand wil onheus bejegend worden. De dichter niet, maar de recensent ook niet. Ik lig niet wakker van haatmail van dichters en hun achterban; er zijn genoeg andere zaken die me in deze tijd uit mijn slaap houden. Maar leuk is het niet.

     Andere berichten