‘Waarom leest iemand geen gedichten? Omdat iedereen (en die iedereen heeft nooit gedichten gelezen) zegt dat gedichten moeilijk zijn, dat ze over hoge of diepe onderwerpen gaan, dat je er een heleboel voor moet weten. Omdat alleen zonderlinge mensen gedichten lezen.’
Maar deze gedichten kan een kind lezen!
© Kees Fens in het voorwoord van de verzamelbundel Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is, Querido,1990
ALS JE JE VERVEELT
–
Je verveelt je.
Opa vraagt: ‘Wat scheelt je?’
Dus jij zegt:
‘Als ik door de tijd kon reizen tot jij tien was,
wat zouden wij dan samen toen gaan doen?’
–
Opa zegt:
‘Ik heb een fort om te bewaken en we hebben lego om een leger
van te maken. Maar we wonen aan het spoor, dus door het dreinen
van de treinen vallen elk halfuur de muren om. Kom, we gaan
een eindje fietsen. Naar Leerdam, via het veld. Jij bent een held,
want bij de dollehondenboerderij blaf jij gewoon terug. Na de
brug begint de stad. Ik heb mijn zakgel net gehad: we gaan een
plaatje kopen bij de Record Shop. Daar staat een liedje op van een
mevrouw met blauwe kleren uit een groep die Abba heet. Ze woont
in Zweden en ik ben verliefd. Jij zegt: ‘Kunnen we nu alsjeblieft
nog even naar de visjeswinkel gaan?’ We staan een tijd te kiken
voor de rij aquariums, daarna wijzen we de sumatraantjes aan. We
leggen elk een plastic zakje onder onze spencer, op ons lijf, omdat
ze warm moeten blijven. Heel behoedzaam racen we naar huis,
en we zijn op tijd weer thuis om ze in mijn vissenbak te plenzen
voor hun water afgekoeld is. Dat bedoel je, denk ik, ongeveer? We
kunnen ook een keertje op verkeersborden gaan schieten met mijn
vaders luchtgeweer.’
–
Sumatraantjes? denk je. Abba? Spencer? Dollehondenboerderij?
Je googelt, je doet You Tube open,
je knipt en plakt, je zoekt er plaatjes bij.
Opa vraagt: ‘Wat doe je nou?’
Je zegt: ‘Opa, stil, ik maak een Instagram van jou.’
–
Opa grinnikt en hij zegt: ‘Van mij?’
Binnen vijfenvijftig jaar krijg jij dezelfde vraag
over vandaag. Jouw kleinzoon zit zich te vervelen,
en wil terug de tijd in komen spelen. Ik zou maar eens beginnen
aan een wikipedia van alles wat je later van jezelf nog moet weten.’
–
Je zegt:
‘Dat ben ik aan het doen.
Hij vraagt me net: ‘Wat deed je toen?’
Dus nu zijn we met z’n tweeën bezig
Jou niet te vergeten.’
–
© Edward van de Vendel
uit Wat je moet doen als je over een nijlpaard struikelt, Gedichten waar je wat aan hebt, Querido, 2019,
met illustraties van Martijn van der Linden
–
–
Edward van de Vendel is een van de meest productieve dichters, hij schrijft poëzie, romans voor kinderen en jongeren, prentenboeken en non-fictie. Bekende bundels zijn Ik juich voor jou (2012, Gouden Poëziemedaille) en Wat je moet doen als je over een nijlpaard struikelt (2019, Zilveren Griffel, Gouden Poëziemedaille). Na 14 Zilveren Griffels ontving Edward pas nog voor het eerst ook de Gouden Griffel, voor het boek Misjka, dat hij samen met Anoush Elman schreef. Eerder kreeg hij al de Anna Blaman Prijs, twee keer de Woutertje Pieterse Prijs en werd hij vijf keer genomineerd voor de prestigieuze Astrid Lindgren Memorial Award.
Dit jaar schreef hij het Poëziegeschenk.
–
er zijn woorden
die elke afstand
kleiner kunnen maken:
–
naast
op
aan
bij
binnen
om
met
door
achter
onder
voor
zonder
–
dat
het nodig is
iemand aan te raken
–
© Kate Schlingemann
uit Dichter16, Plint 2020
opgenomen in Heel de wereld wordt wakker, Gottmer, 2022
–
–
Kate Schlingemann (1958): ‘ik schrijf en teken/schilder gedichten en verhalen (en decors) in het Friese waaiwaterland. De poëzie vind ik in vergezichten, vogelvluchten, zindergras, in verwonderwolkenluchten. Spelen met tuimel- en tinteltaal. Knoeien en klooien in schetsboek en schrijfschrift. Mijn motto: ELK VERHAAL IS BELANGRIJK.‘
–
Mijn moeder is vroeger een poes
geweest, denkt ze wel eens, ze wil
haar staart terug, een zachte lange
–
staart die door een gaatje in haar rok
of broek naar buiten komt en die ze
om haar middel kan slaan of laten
–
hangen om er mee te spelen en anderen
te plagen. Het lijkt me heerlijk, zegt ze
om op die staart te zitten, hem tussen
–
mijn tenen zachtjes te knijpen, sierlijk
over de grond te slepen, dingen te laten
doen waar ik me nu nog voor schaam.
–
© Remco Ekkers
uit Haringen in de sneeuw, Amsterdam, Leopold, 1984
opgenomen in de verzamelbundel Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is, Querido,1990
–
–
Remco Ekkers (Bergen, 1 juli 1941 – Zuidhorn, 4 juni 2021) was een Nederlands dichter, essayist en prozaïst.
In 1965 debuteerde Ekkers in het satirische tijdschrift De Nieuw Clercke. Zijn eerste poëziebundel Buurman verscheen in 1979. Er volgden meer dan tien bundels. Naast werk voor volwassenen verschenen tussen 1984 en 2004 negen kinderboeken en -bundels.
Daarnaast verschenen prozawerken en vertalingen en bewerkingen. Aan het werk van Remco Ekkers werden twee literaire prijzen toegekend.
Veertig jaar – tot eind 2016 maakte hij deel uit van de redactie van de Gentse Poëziekrant. Ekkers was van 1986 tot 1992 poëziecriticus van De Gids. In de Leeuwarder Courant verzorgde hij tien jaar lang poëzierecensies. In het blad Schrijven verschenen zijn interviews met dichters. Werk van Ekkers werd gepubliceerd in landelijke tijdschriften en lexicons als De Gids, Maatstaf, Tirade, Bzzlletin, De Revisor en Hollands Maandblad.
Sinds 1987 maakte hij deel uit van diverse jury’s , waaronder de Hendrik de Vriesprijs, en in 2018 voor de tweede keer, nu als voorzitter, van de P.C. Hooft-prijs.
Ekkers verzorgde poëzielessen aan het Frysk Letterkundich Museum en Dokumintaasjesintrum en de Groninger Schrijversvakschool, gaf cursussen, lezingen en voordrachten over letterkunde en mythologie. Dagelijks verscheen op internet zijn blog met onder andere besprekingen en kritieken en over literatuur, film en poëzie.
foto © Frans Spaan