LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Onno-Sven Tromp – Ze was in alle vroegte opgestaan

13 mrt, 2024

Een virtuoze sonnettenschrijver

door Hans Franse




Jean-Pierre Rawie, die de diepzinnigste en mooiste Nederlandstalige sonnetten schrijft, heeft er een concurrent bij gekregen, misschien trekt ook Jan Kal het zich aan: Onno-Sven Tromp publiceerde onder de titel: Ze was in alle vroegte opgestaan, (waarschijnlijk om de verwarming aan te zetten gezien de ijsschotsen op het omslag) veertig sonnetten, volmaakt qua vorm, virtuoos met ironische knipogen en een of meer geestige pastiches. Het lijkt alsof ze vanzelf zijn ontstaan, zo gemakkelijk lees je ze. Dat zal wel schijn zijn; deze virtuositeit komt niet vanzelf.

Een sonnet (betekent eigenlijk klinkdicht) is een gedicht van 14 regels, verdeeld in een octaaf (8 regels), waarna een sextet (6 regels) volgt dat anders van toon moet zijn en een persoonlijk commentaar geeft op een beleving. Het is de volta, de chute of de wending. Misschien is het de oudste nog gebruikte dichtvorm met een lange geschiedenis. Ontstaan aan het Hof van de ‘stupor mundi’, Frederik IIe van Hohenstaufen (1194-1250) op Sicilië en in Zuid Zuid-Italië, kwam het tot grote bloei. De keizerlijke ‘notaro’, een hoge functionaris, Giacomo da Lentino, schreef waarschijnlijk het eerste sonnet. Ik heb het gelezen, het zou qua vorm van Onno-Sven Tromp kunnen zijn, die een traditie van meer dan 9 eeuwen volgt. Vele groten gingen hem voor: Dante, Petrarca (die de standaard ijkte), P. C. Hooft, Jacques Perk, Nijhoff.

Ooit probeerde Hans Andreus de sonnetten te vernieuwen met zijn bundel De sonnetten van de kleine waanzin, maar of dat helemaal gelukt is, weet ik niet. Het is prachtige poëzie, maar niet ‘het’ klassieke sonnet. Kun je een sonnet vernieuwen? Het gaat er niet om iets te schrijven van 14 al of niet rijmende regels; dat kan iedereen, Jan Kal schreef er veel, maar het meest in de traditie staat Jean-Pierre Rawie, die in een interview met Inge Boulonois er dieper op ingaat. Ik vind als letterkundige dat Onno-Sven Tromp ook in de traditie staat en ‘echte’ sonnetten schrijft, zij het dat hij heel geestig is, veel ironisch knipoogt, raadsels verstopt in zijn sonnetten: Wie is Bavinck en Koekenbakker (figuren uit de novelle De uitvreter van Nescio), dat moet je maar weten? Wie weet nog dat ‘Pleziertrein’ gebaseerd is op een zeer kort verhaal van deze zelfde schrijver? Soms ontstaat een sonnet vanuit een regel, die door een ander wordt aangereikt (de beginregel van het sonnet ‘De Gerrit Krolbrug’) en er groeit een pastiche op het lievelingssonnet van het Nederlandse volk van Martinus Nijhoff , met de fameuze beginregel: ’Ik ging naar Bommel om de brug te zien (…)’. Onno-Sven parodieert prachtig:

GERRIT KROLBRUG

Ik ging naar Beijum om de brug te zien.
Ik zag de nieuwe brug naar Krol vernoemd,
nu tot een wreed en roemloos eind gedoemd,
zo kromgebogen. Een minuut of tien

dat ik er aan de grond genageld stond
waarna Rijkswaterstaat het werk begon.
Het was alsof ik daar nog voelen kon
hoe Duits geweld het stalen brugdeel schond.

Nooit zat de brug zo scheef in zijn scharnieren,
het was haast niet om aan te zien, zo slecht,
een wrange pijn die door mijn lichaam ging.

De kranen lieten kalm hun kabels vieren
en trokken met beleid de brug weer recht,
terwijl ik weerloos in de touwen hing.

Het rijmschema, is niet helemaal perfect ‘petracistisch’ , maar wel met een echte ‘volta, chute of wending na het octaaf. De dichter is toeschouwer bij een aanvaring tussen een Duits schip en een Groningse brug op 15 mei 2021, dat vanuit die ene, door een bekende aangereikte eerste regel, zich ontwikkelt tot een beschrijving van de herstelwerkzaamheden aan de brug meteen na het ongeluk. In het sextet wordt de persoonlijke ervaring weergegeven die het ongeluk oproept: ‘een wrange pijn’ en ‘weerloos in de touwen’ , zo grijpt het ongeluk de dichter aan.

Ik zou Onno-Sven Tromp tekort doen als ik het bij dit sonnet zou laten. Maar citeren uit veertig perfecte, vaak ironisch geladen juweeltjes is moeilijk. Of het nu om het saaie Haarlem gaat (‘Schandvlek’ pag.32) of om ‘Les Liaisons dangereuses’ (pag.7), het zijn alle perfecte ‘klinckers’ (om Vondels betiteling te gebruiken). Het lijkt me dat ik als ik het gedicht citeer dat hij op het Muiderslot schreef, dat ik hem recht doe. Ook Jacques Perk schreef over P.C. Hooft. Onno-Sven noemt onze Ronsard en Petrarca niet expliciet, maar hij is wel aanwezig.

HET MEDICIJN

Ik zit hier in het Muiderslot te zingen,
een kunstig lied vol leed en liefdeszeer.
Ik schrijf ze op, die woorden, en probeer
om zo mijn grootste angsten te bedwingen.

Ik hoop hiermee ook kansrijk mee te dingen
naar roem en wereldfaam, maar telkens weer
blijk ik te onbekwaam voor zoveel eer,
teleurgesteld tel ik mijn zegeningen.

Gedichten schrijven is een medicijn
dat krachtig werkt bij hart- en zielepijn
of welk onvolkomenheid dan ook.

Mijn eigen stem gaat rond als laaiend vuur,
weerklinkt met veel gevoel van muur tot muur,
terwijl ik trouw de haard steeds hoger stook.

Ik gun deze virtuoze sonnettenschrijver, liefhebber van Nescio en andere schrijvers, -het zoeken daarvan is een spel-, veel succes. Ik wil toch een wellicht wat schoolmeesterachtige opmerking maken. Vroeger vond je in De Groene elke week een sonnet van Joost, pseudoniem van journalist Evert Werkman, die schreef een Vondeliaanse ‘Klinckert’, waarin hij commentaar op het nieuws gaf. Hij schreef ook vaak de tekst van de Nieuwjaarswens van Thomasvaer en Pieternel, de personages uit de klucht De bruiloft van Kloris en Roosje die altijd werd gespeeld na de opvoering van het treurspel van Gijsbrecht van Aemstel, waarin hij met een geestig jaaroverzicht kwam. Af en toe was Vondels geluid te herleiden tot een taalkundig trucje. Als je zo virtuoos bent als Onno-Sven Tromp zou dan niet het gevaar van dat trucje op de loer kunnen liggen? Maar boven alles: ik heb genoten van de bundel, die ik in één adem heb uitgelezen.
____

Onno-Sven Tromp (2024). Ze was in alle vroegte opgestaan. Brave New Books, 44 blz. ISBN 9789464922325

     Andere berichten

Anke Senden – Gezwommen worden

Anke Senden – Gezwommen worden

De zee zwemt verder in de dichter door Tom Veys - - In de debuutbundel Gezwommen worden waaiert zich een speelveld uit, waarin leesrijke...

Mischa Andriessen – Pieta

Mischa Andriessen – Pieta

Een piëta van vader en zoon door Æde de Jong - - Pieta is de zesde dichtbundel van Mischa Andriessen en het laatste deel van een drieluik...