LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Ivo van Strijtem

20 mrt, 2025

‘poëzie is sterker dan mezelf’

 

door Alja Spaan

 

Ivo van Strijtem (1953), pseudoniem van Ivo Evenepoel, is dichter, essayist, bloemlezer en leraar literaire creatie. Bovendien vertaalt hij gedichten uit het Engels en het Zweeds. Zo vertaalde hij o.m. gedichten van Emily Dickinson, William Wordsworth, Edith Södergran en Werner Aspenström. Hij is een gepassioneerd en eigenzinnig poëzieliefhebber en wordt meermaals als ‘ambassadeur van de poëzie’ bestempeld. Sinds 2014 prijkt zijn gedicht ‘Regen’ op een muur in de Archipelbuurt in Den Haag. Hij is een begenadigd verteller die ernst en luim weet af te wisselen waardoor het publiek wordt geprikkeld om meer poëzie te gaan lezen. ‘Poëzie moet uit haar boeken treden,’ dichtte hij ooit, en dat maakt hij keer op keer waar. Bewondering, ontroering en betrokkenheid zijn drie kernbegrippen in zijn werk. Hierbij krijgt ‘de adel van het alledaagse’ ruime aandacht.
Recente bundels, alle uitgegeven bij Atlas Contact: De Liefde, jazeker, Een kamer met een tafel en schrijfgerei en De vrolijke tijd.

 

foto © Stefaan Temmerman

 

 

Op Meander verscheen een recensie van De vrolijke tijd, augustus 2022. ‘Ook veel andere gedichten in een bundel zijn sterk verwant met het hedendaags beleven’, volgens recensent Peter Vermaat, een erfenis van de jaren ’60. Klopt dat?
Het maatschappelijk belang of, zeg maar, het engagement van de kunstenaar is ongetwijfeld van alle tijden. Of dit een erfenis van de jaren ’60 is? Van welke eeuw? Joost van den Vondel schreef zowel het overduidelijk geëngageerde Het stockske van Joan van Oldenbarnevelt als het intrieste, heel persoonlijke Kinder-lyck over de dood van zijn zoontje Constantijntje. Multatuli, dé aanklager van maatschappelijk onrecht, werd meteen ook een wegbereider van al wie na hem boeken is gaan schrijven. Om eerlijk te zijn: mijn jaren ’60 (ik was pas vijftien in 1968) waren meer op de seksuele revolutie gefocust. Mijn vriend en ik treinden meteen na het behalen van ons middelbaar diploma naar Amsterdam om de grenzeloze reikwijdte van de losse zeden te gaan verkennen.

Heeft de dichter een verantwoordelijkheid naar zijn lezers en een politieke betekenis, volgens jou?
Is het strikt genomen noodzakelijk om maatschappelijke betrokkenheid expliciet aanwezig te laten zijn in een gedichtenbundel? Dat denk ik niet. Maar ik constateer het graag als het af en toe gebeurt. Ook in mijn bundels duikt het maatschappelijk besef, het letterlijke ‘medeleven’, het mededogen, meermaals op zonder dat ik daar evenwel doelbewust naartoe werk. Het is er gewoon, het dient zich aan en het mag er zijn. Al besef ik verdomd goed, samen met alle schrijvende collega’s, dat een politiek geëngageerd gedicht heel snel pamflettistisch kan worden en dus snel achterhaald is. In Een kamer met een tafel en schrijfgerei, de bundel die in 2019 verscheen, schrijf ik: ‘De dingen van waarde/ zijn niet op twee handen te tellen. In België alleen al schieten mij/ meteen Het Lam Gods/ en de Sociale Zekerheid te binnen.’ Zo heb je ze mooi naast elkaar: het puur esthetische en het maatschappelijk betrokkene. Het gedicht blijft toch op de eerste plaats een talig kunstobject. Maar het cliché dat een dichter per definitie een navelstaarder zou zijn, is aan mij, en aan de meeste dichters trouwens, niet besteed.

‘Heel af en toe wint de taal het onverhoeds van de vrijwel doorlopende terloopsheid in de bundel’, zegt Peter Vermaat, en dat hij graag vaker dit soort gedichten van je zou willen zien. Is je poëzie veranderd sindsdien?
Zelf vind ik het fout om een kwalitatief onderscheid te maken tussen een nadrukkelijk poëtisch taalgebruik, een hoogculturele vormelijkheid bestemd voor enkele ‘fijne luiden’, en wat jij een ‘doorlopende terloopsheid’ noemt. Ook in mijn ‘terloopse taal’ hecht ik enorm belang aan ritme, rijm, binnenrijm, alliteratie,… Niettemin vindt mijn pen op een ander moment de noodzaak om te spreken ‘somewhat above a mortal mouth.’ (Ben Jonson). Het ene staat het andere nooit in de weg. Ik houd van Luceberts ‘eenvouds verlichte waters’ evenveel als van Buddingh’s bewering ‘de beste/ gedichten schrijft men al aardappels schillend’ waarmee hij zijn schitterende ‘ars poëtica’ besluit. Elke taaluiting is in se moedertaal. En het lijkt me idioot om als fan van de ene mogelijkheid denigrerend over het andere taalregister te spreken. Taal geworteld in het alledaagse en anderzijds de gevleugelde taal, ik leg ze graag als twee handen op de buik van de poëzie.

Op de site van de ILFU staat het prachtig citaat ‘Voor Ivo van Strijtem biedt poëzie onderdak.’ Heb je je altijd thuis gevoeld in de poëzie?
De poëzie is steeds een onderdak geweest voor me, en dat al heel bewust sinds mijn tienerjaren. Het klinkt misschien raar, maar dit gevoel is wederzijds: ik ervaar dat de poëzie zich tevens bij Ivo van Strijtem thuis voelt. Zij is mijn onderdak, ik dat van haar. En dus doe ik flink mijn best om gastvrij te zijn. En hoe kan ik dat beter dan door de lezer even gul te ontvangen. Ook al is een dichter in wezen solitair, toch is het een uitdrukkelijke wens om dit onderdak met anderen te delen. ‘A work of art is the social act of a solitary man’ beweerde William Butler Yeats, of was het zijn vader? Poëzie is mijn thuis bij uitstek, maar die idee kon ik overvloedig ervaren tijdens het lezen en vertalen van Emily Dickinson: There is no Frigate like a Book/ To take us Lands away, dicht zij, en zo krijg je haast letterlijk die uitdrukkelijk grenzen overschrijdende mogelijkheden die de Poëzie kan bieden. De paradox: een onderdak dat je ‘Lands away’ brengt, hoe mooi is dat niet. Wat een rijkdom schuilt hier niet in.
Jan Slauerhoffs adagio ‘Alleen in mijn gedichten kan ik wonen, / Nooit vond ik ergens anders onderdak’ is van overal en van alle tijden, dunkt me.

Ben je nog steeds op het podium te vinden? Wat geeft het publiek je?
Je wordt een ambassadeur van de poëzie genoemd of advocaat van de poëzie. Is het huidige literaire klimaat erg veranderd?
Het geven van lezingen – over eigen werk of over dat van anderen of over vertaalde dichters – verschaft me ontzettend veel plezier. Ik ben een geboren verteller en bewonderaar, en op een of andere manier slaag ik erin om een door mij geliefd gedicht als het ware uit het luchtledige te plukken. Ik verschaf het een context, een kader, ik geef het voeten én vleugels. Mensen overtuigen van het belang van poëzie is een blijvende bekommernis. De vooroordelen opruimen (poëzie is saai, moeilijk, te elitair,…) is niet eens zo moeilijk. Humor, ook in de gedichten, wordt zwaar onderschat. Humor wordt niet ernstig genomen. Poëzie, net als het literaire klimaat, verandert én blijft in de kern hetzelfde. ‘De grote verhalen’ werden nog niet zo heel lang geleden van de tafel geveegd. Maar die krijg je niet dood, geloof me. Beweer ik hier dat poëzie zus en zo moet zijn, dan staan er weer tien anderen klaar om het omgekeerde te beweren. En dat is maar goed ook. Het zorgt voor de nodige dynamiek, al durft de motor weleens te sputteren. Meer nog, ook mijn eigen kijk op de poëzie zit godzijdank niet vastgeroest. Ik ontdek en herontdek, verplaats accenten, geniet en raak ontroerd, en spreek mezelf mogelijk tegen. ‘The man who never alters his opinion is like standing water, & breeds reptiles of the mind’ (De mens die nooit zijn oordeel wijzigt is als stilstaand water, & kweekt reptielen van de geest,) aldus William Blake.

Meander geeft sinds kort ook ruimte aan vertaalde bundels. Jij bent een geprezen vertaler van de grootste namen als William Butler Yeats en Emily Dickinson. Is er nog iemand die je graag zou willen vertalen en zo meer bekendheid zou willen geven?
Heel soms krijg ik de indruk dat het literaire discours zich bij ons al te ‘binnentaals’ afspeelt. Een voorbeeld: terwijl hier door deze of gene haast een banvloek uitgesproken werd over het anekdotische, merk je dat op andere plekken in de wereld net dat anekdotische en/of narratieve een hoofdrol speelt. Ik vermeld het graag omdat ik daar ook steeds in ben blijven geloven. Het vertalen van bijvoorbeeld enkele gedichten van het Zweedse fenomeen Gustaf Fröding (1850-1911) leert mij tevens dat gedichten inderdaad van meer dan een eeuw oud tegelijkertijd van vandaag kunnen zijn. Net nog heb ik William Wordsworth (1770-1850) herlezen: boeiend, springlevend is een groot deel van zijn werk. Van hem is trouwens de veelzeggende uitspraak: ‘Poets do not write for poets alone, but for men.’ Niet enkel voor het literaire kringetje dus, maar voor alle mensen. Zou deze wijsheid niet om de haverklap moeten overwogen worden? Ik denk van wel.

Mogen we nog hopen op een nieuwe bundel van je?
Dat hoop ik met je mee. Er gaat geen dag voorbij of ik neem een duik in de vijver van de poëzie. Dat is voornamelijk heel verfrissend; je neemt zoals Marcel Proust beweerde, een verjongingsbad (un bain de jouvence). Dichten blijft een dagelijkse bezigheid, poëzie is sterker dan mezelf.

 

Twee levens

Naast mijn leven leeft een ander leven
en dat is ook van mij

het heeft dezelfde ogen maar kijkt anders
dezelfde benen maar loopt verder

dezelfde mond en spreekt vanzelf
maar dat meet zich niet integendeel

zomer in het ene winter in het andere
dat het sneeuwt en vruchten draagt

een kind baart en een ziekte krijgt
terzelfder tijd het kan

ze worden tegelijk geboren maar
dat weet ik niet zo zeker

en kruisbestuiven erop los
tezamen dood echter dat doen ze nooit


uit Een kamer met een tafel en schrijfgerei, Atlas Contact, Amsterdam / Antwerpen, 2019
Voor

voor de ongeschreven brieven
of de brieven in het omslag blijven steken
als een leven dat geen weet heeft
voor de ongeschoren dichters in een park

voor de namen en geschenken die vergeefs
gegeven werden voor de ademtocht
de duivel haalt zijn neus op in het donker
voor de windroos en het laatste uur

voor de vrouw die niet meer liefheeft
voor de angsthaas de gekrenkte trots
het gehavende schip de drenkeling
er loopt een wegel van haar ogen naar

de boomgaard door het najaar
voor de natte voeten op een ochtend
voor het zwaard dat doodde zonder haat
en de buik die zacht en dierbaar is

hoor de wielewaal hoe hij uitdeukt en kleur
in oude foto’s wrijft voor de reddeloze
de ontspoorde voor de woorden die
niemand kon verstaan voor de merels

toen werd mijn moeder geboren toen
mijn dochter toen mijn zoon en daarom
voor de geboortes en voor het wiegelied
dat een moeder voor mijn moeder zong

en een moeder voor haar moeder
voor de treinen het gemiste schot
voor de schaamte en de eed die brak
een schuur een blad papier:

hier is het onderdak


uit Een kamer met een tafel en schrijfgerei, Atlas Contact, Amsterdam / Antwerpen, 2019
Droom

Ik weet dat het bestaat dat jij
een droom in een ademtocht
naar me toe kan slapen
een soort short dream system
je zendt je in mijn armen

even vertoeven wij bij
de groene roek de gele kraai
de rode raaf de blauwe kauw
er is geen dood die daar
een eind aan maakt


uit De vrolijke tijd, Atlas Contact, Amsterdam/ Antwerpen, 2022
This is just to say

                  . 1

Tussendoor even benadrukken
dat ik het was toen naast haar
langs de vaartkant

wij liepen zo klonk het in een song
van Bob Dylan temeer daar
– maar dat kon ik niet weten –

de rest toen al literatuur
wilde zijn waardoor
zou blijken dat Brussel

nooit eerder zo mooi
en later evenmin want zie je
dat wou ik hier even kwijt

.                   2

Dat het mij wel degelijk raakt ik weet
wat een gedicht vermag ook al maalt
er verder niemand om en tevens dat er
vaak ergens teveel omheen wordt gedraaid
ik bedoel wat bedoel je zeg het gewoon

dat poëzie iemand is die je ten dele
van je overneemt zodat je niet steeds je hele
gewicht zelf waardoor je bij wijze van ademen
samen door een Constable doolt
of pruimen proeft so sweet and so cold

.                   3

Dat zij geen uitstel vraagt
omdat het ongenadig regent
de eksters weten met zichzelf geen raad
Ich habe Lust abzuscheiden
en het daglicht hapert

maar kijk naar boven
stapvoets vliegt ze: poëzie
waarom niet toch maar eens én zacht zijn
én het hoge woord van liefde spreken
wie zou daar nou smalend over doen


uit De vrolijke tijd, Atlas Contact, Amsterdam/ Antwerpen, 2022

     Andere berichten

Interview Joke Prinsen

'ik meen verbondenheid te voelen wanneer ik schrijf.'   door Alja Spaan   Joke Prinsen (1982) studeerde Germaanse Taal- en...

Interview Michael ter Maat

‘Ik heb gepoogd een voorstelling te maken van de kantlijn, daar waar zoveel gebeurt’   door Annet Zaagsma   Michael ter Maat is...