Gerry van der Linden debuteerde in 1978 met de bundel De Aantekening bij de Bezige Bij. Inmiddels heeft zij zeven dichtbundels, twee romans en een novelle op haar naam staan. Haar laatste dichtbundel, Glazen Jas, verscheen bij uitgeverij Nieuw Amsterdam. Als schrijfdocent aan de Amsterdamse Schrijversvakschool geeft ze poëzieles en schrijftraining, aan andere schrijfinstellingen workshops proza en poezie, soms in combinatie met beeldende kunst.. Ze verblijft regelmatig in het buitenland, waar ze optreedt en lezingen geeft.
Wat gebeurde er destijds met u nadat uw debuutbundel was verschenen?
De Aantekening kreeg flink wat aandacht en goede kritieken. De bundel verscheen in een serie uitgaven van debuterende dichters bij de Bezige Bij, onder wie Jan Blokker jr. en Arie Gelderblom. De bundels hadden min of meer dezelfde omslag, en op de achterkant van mijn bundel prijkte een paginagrote portretfoto. Dat ving de blikken. Ik had tegenstrijdige gevoelens over die publicatie. Ik was trots dat mijn gedichten gebundeld waren en de wereld ingingen, maar het dichten was zo’n deel van mijzelf dat ik mij ook tentoongesteld voelde, naakt. De verwachtingen die men van mij had, benauwden me nogal: ik ging op de bonnefooi naar de USA met enkele vertalingen in het Engels uit de bundel in mijn rugzak. Ik heb daar overigens een heerlijke tijd gehad, ik voelde me lichtvoetig en vrij.
Zijn er grote verschillen tussen de literaire wereld van 1978 en nu?
Jazeker. Er waren toen niet zoveel jonge dichteressen, niet zoals nu. Of misschien waren ze er wel, maar manifesteerden ze zich minder. De literaire wereld was een kleine, exclusieve wereld; de Vijftigers hadden nog een stevige vinger in de pap. Ik ontmoette Remco Campert en Bert Schierbeek, die ook bij de Bezige Bij uitgaven. Remco heeft mijn eerste gedichten gepubliceerd in zijn tijdschrift Gedicht (1975) en me later aangespoord om een bundeling te maken. Bert heb ik tot zijn dood goed gekend, ik ging bij hem op bezoek om mijn gedichten te laten keuren. Schrappen was zijn toverwoord. Hij noemde mij een echte dichter. Dat gaf mij zelfvertrouwen, want ik was erg onzeker. Ook nadat ik had gepubliceerd. Als jonge, nogal wereldvreemde dichteres viel ik uit de toon. Men kon mij ook vaak niet plaatsen. Tijdens literaire optredens of evenementen kwam het wel eens voor dat de andere dichters mij op het eerste gezicht bij de organisatie inlijfden en vroegen of ik wist wie wanneer moest optreden en of ik wat te drinken wilde halen, haha.
U heeft Alan Ginsberg ontmoet. Wat heeft u van hem geleerd?
Niet zoveel. Ik had niet eens in de gaten wie hij was. Ik stond met hem op het podium van Savoy Tivoli, een literair café-theater in San Francisco. Ik was onder de indruk van zijn manier van voorlezen, zo heftig en theatraal, en ik vond zijn gedichten erg intrigerend. We hebben even gepraat en wat gedronken. Hij was niet echt in mij geïnteresseerd, maar gaf me wel een compliment over mijn gedichten. Pas later hoorde ik van Laurence Ferlinghetti, de eigenaar van de beroemde City Lights Bookstore, dat hij Alan Ginsberg was.
U heeft workshops gegeven in de Verenigde Staten en in Nederland. Wat is het verschil?
Ik heb onder andere een workshop gegeven aan The Art Institute in San Francisco, die indertijd mensen uit verschillende culturen aantrok. De studenten waren erg gemotiveerd en ontvankelijk voor wat ik ze aanbood. Vaak werd het voorlezen van de gedichten begeleid door muziek die de studenten zelf maakten. Je zou het poetry slam of rap avant-garde kunnen noemen. Ik liet hen ook gedichten in het Nederlands lezen die zij op gevoel en klank vertaalden, heel interessant. Het was natuurlijk een andere tijd. Die van exploratie en creatieve ontwikkeling. Bij workshops hier merkte ik dat de deelnemer meer op de dichter of docent gericht was en dat samenwerking onderling niet altijd vanzelfsprekend was. Het individu stond op de voorgrond.
Tegenwoordig lijkt iedereen meer ambities te hebben. Ik heb het dan vooral over volwassenen. De gemiddelde volwassen deelnemer aan een schrijf- of dichtworkshop wil publiceren. Dat lijkt het doel. Men wil leren hoe te schrijven, zodat een publicatie van eigen poëzie of proza dichterbij komt. Soms lijkt de ambitie om zich kenbaar te maken de innerlijke noodzaak om te schrijven te vervangen. Maar misschien is dat gerelateerd aan de tijd waarin we leven. Natuurlijk praat ik in het algemeen, er zijn ook parels die er opeens uitspringen. Ironisch genoeg zijn het vaak mensen die zo in hun eigen wereld vertoeven dat ze zich niet bewust zijn van hun capaciteiten. Dat vind ik het mooie van lesgeven. Om die bewustwording te prikkelen, zodat het talent zich kan ontwikkelen.
U bent docent aan de schrijversvakschool. Kan iedereen dichter worden?
Nee, je moet aanleg hebben. Je kunt technieken leren en dichtvormen, zoals die van een sonnet of een rondeel, maar wat er niet inzit komt er niet uit. De ziel van een dichter is moeilijk te vangen. Je hebt mensen die geen letter op papier kunnen zetten, maar wel de ziel van een dichter hebben. Er zijn er die kundig kunnen schrijven, maar er niet in slagen om een inhoud, een gelaagdheid aan te brengen in een tekst. Oorspronkelijkheid, een eigen kijk op de wereld, en een subtiel gevoel voor taal zijn essentieel om gedichten te schrijven.
Gaat u bij het schrijven van poëzie en proza anders te werk?
Ja, dat zijn twee verschillende bronnen. Poëzie is verdichting, comprimeren. Het komt voort uit een behoefte om de essentie van wat dan ook te tonen in zo weinig mogelijk woorden. Het klinkt misschien gewichtig, maar poëzie is voor mij concreet in haar abstractie. Met prozaschrijven maak ik een tegengestelde beweging. Ik stel eerst het thema vast en ga er dan woorden voor zoeken, weliswaar zo beeldend mogelijk. Ik ben nu mijn eerste korte verhalenbundel Agfa Click aan het afronden, die bij Nieuw Amsterdam uitkomt. Het zijn echte korte verhalen die op zichzelf staan, maar door het thema en de karakters samenhang vertonen. Ze zijn als flitslichten die een situatie of gebeurtenis in een tragisch-komisch leven, zoals de meeste van ons dat leiden, uitvergroten. Er zit wrange humor in. Korte verhalen schrijven is nieuw voor me, maar ik hou van uitdaging. Een aantal verhalen is al in Hollands Maandblad gepubliceerd.
U zei eens: "Voor mij is poëzie ademhalen en proza de omtrekkende beweging ervan". Kunt u deze uitspraak toelichten?
Poëzie is levenselixer, althans voor mij. Ik schrijf gedichten omdat ze zich aandienen. Ik kan er niet omheen en heb ze nodig, zoals ik moet ademhalen om te kunnen leven. Prozaschrijven raakt aan het levenselixer. Het verhaal biedt de vorm om meerdere kanten van een thema te belichten en is daardoor net zo interessant. Een mooi verhaal dat dezelfde essentie bevat als die van een gedicht, maar zich bedient van meer woorden en beelden, heeft meer ruimte nodig op papier. Dat is de omtrekkende beweging.
U maakt ook een koppeling tussen poëzie en beeldende kunst.
De abstractie in de beeldende kunst zit ook in het gedicht. Het is spreken in beeld, ritme en klank, zoals een schilderij beeld, kleurklank en ritme heeft. Als het goed is, maakt het dezelfde ruimte vrij voor de kijker als voor de lezer van een gedicht. Een ruimte waarin gedacht en gevoeld kan worden.
U heeft een aantal literaire reizen gemaakt. Met welk doel?
Om mijn gedichten voor te lezen, mijn gedachten en ideeën uit te dragen in een ander land met een andere cultuur. De dichtersfestivals in het buitenland vind ik vaak een belevenis: verschillende dichters uit verschillende landen die verschillend werk voorlezen. Fascinerend. Ik heb ook gereisd naar congressen van de internationale schrijversorganisatie Poets Essayists Novelists (PEN). Ik heb er onder andere lezingen gehouden over de moeilijke positie en omstandigheden van schrijvers en journalisten die leven in een land met een totalitair regime. Ik was ook voor drie jaren bestuurslid van het Writers in Prison Committee, onderdeel van PEN.
U organiseert ook een schrijfcursus in Frankrijk. Wat haalt u hier voor uzelf uit?
Een inkomen! Tijdens de zomermaanden zijn er weinig of geen lessen in Nederland en ik heb geen spaarpotje of vermogen achter de hand. Het is van een nood een deugd geworden, want de schrijfcursus in Frankrijk is zowel voor de cursist als voor mij telkens opnieuw een belevenis. De cursist krijgt nieuwe impulsen door de inspirerende omgeving – Bourgogne – en dat vertaalt zich in het schrijven en dichten. De cursus wordt gegeven op een prachtige, rustige plek die iedereen meer ontvankelijk lijkt te maken en waardoor men beter gaat schrijven, lijkt het. Na afloop gaat men vol energie en met nieuwe kennis en ideeën naar huis. Ik ook.