LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

'Doodgaan in 2011 en postuum worden uitgegeven'

22 mrt, 2008

Maarten Inghels (1988) is medebezieler van Collectief Wolf, een literair theatercollectief dat op verscheidene theaterfestivals tekstperformances speelt. Verder won Inghels tweede en derde prijzen in Kunstbendefinales in de categorieën text en text on stage. Onlangs werd hij ook geselecteerd voor de finale van de Antwerpse wedstrijd Frappant TXT. Hij publiceerde in Op Ruwe Planken, KoSMose en schrijft maandelijks een gedicht voor de ECHT-krant.

Hier en daar viel je al in de prijzen of veroverde je een publicatie. Wat drijft een jongeman zoals jij om je gedichten in te sturen?
Ik schrijf om te beroeren. Geen huiskamergedichten voor familie of goede vrienden. Neen, gedichten voor een groter publiek en die iets doen. Niet onberoerd laten, maar raken. Je mag ze slecht of lelijk vinden of juist heel mooi, maar ze moeten iets doen. Onverschilligheid vind ik een enge ziekte. Vandaar misschien dat ik ooit meedeed met de Kunstbende, om te weten of mijn teksten een groter publiek beroerden. Vorig jaar stuurde ik poëzie in voor Write Now!, de schrijfwedstrijd van Passionate, waarmee ik de derde prijs won. Dus het lukt nu ook met poëzie op papier, en niet alleen met tekstperformance. Dat zet me aan om door te gaan, net hetzelfde als met publicaties.

Kijken mensen wel eens vreemd op als je ze vertelt dat je gedichten schrijft en die ook op een podium voordraagt?
Vreemd niet, maar vooral jongeren zien poëzie al gauw als het formuleren van gevoelens. Zoiets als ‘ken je dat gevoel, vlinders in mijn buik.’ Terwijl poëzie meer is dan wat emoties op papier. Ik studeer theater-, film- en literatuurwetenschappen en Nederlands aan de Universiteit van Antwerpen, waar ook enkele artistieke verwanten rondlopen. Zij zouden niet vreemd opkijken. Nu vertel ik eigenlijk helemaal niet vaak dat ik poëzie of proza schrijf. Ze komen het eerder te weten door op mijn weblog te stuiten, of door me toevallig aan het werk te zien met Collectief Wolf.

Aan wie heb je veel steun om te doen wat je doet?
Ik heb niet veel steun nodig om te doen wat ik nu doe. Ik heb een drijfveer, een hunkerend hart, zo je wilt; ik wil zaken opschrijven, archiveren, vastleggen.

‘Poëzie is als een feit achteraf’, vertelde je Meander toen we je bij je inzending vroegen wat poëzie is. Wat wil je daarmee zeggen?
Onlangs kreeg ik de bemerking dat mijn poëzie vaak benoemt. Dat is volledig waar. Ik wil de dingen een nieuwe naam geven, een ander uitzicht. Door alles achteraf op te schrijven gaan die dingen pas echt bestaan, een nieuw leven leiden. Ik leg vast om niet te vergeten, ik wil archiveren. Maar ook: als ik dit nu opschrijf, is het dan ook gebeurd? Is dit de waarheid?
Ik laat mezelf als dichter ook steeds aan het woord en dat geeft me macht over wat ik laat zien. Mijn gedichten werken als passe-partouts, die een raam voor de werkelijkheid zijn. Maar ik bepaal natuurlijk wel welk deel van de werkelijkheid. Ik verdraai dat deel, ik verfraai het soms. Het zijn immers niet zomaar wat gevoelens op papier, ik wil ze interessanter maken, voor mezelf en voor anderen.
Metaforen zijn voor mij verdraaiingen. Als je daar ver in gaat, krijg je een waanbeeld, een illusie. Nog verder en je gaat de werkelijkheid versleutelen, een richting die ik niet uit wil in mijn poëzie. Vaak krijg je dan erg hermetische gedichten, waar je je tanden op stuk moet bijten wil je er iets uit krijgen.

Het lijkt alsof dichten voor jou iets oncontroleerbaars is, iets wat je overkomt. Denk je dat je het schrijven van poëzie kunt leren, in workshops bijvoorbeeld?
Versregels overkomen me inderdaad vaak. Snel opschrijven is dan de boodschap, want ik heb een geheugen als een vergiet. Maar schrijven is wel iets waar ik constant mee bezig ben. Vandaar dat het oncontroleerbaar lijkt, ik kan er niet zomaar mee stoppen, of zeggen: nu even niet.
Zelf zou ik geen workshops volgen, omdat schrijven voor mij een individueel proces is. Ik heb na de Kunstbende workshops gevolgd, in het kader van een theaterfestival. Uit het groepsproces kwamen uiteindelijk vooral teksten voor op een podium. Op papier bleven er maar weinig goede dingen over.
Vandaar waarschijnlijk dat ik mijn gedichten instuur naar tijdschriften. Worden ze geweigerd, dan zijn ze slecht; niet voor jou, maar wel voor anderen. Dan weet je dat. Die feedback is wel noodzakelijk. Kijk, ik kan niet zingen, daar heb ik geen enkele aanleg voor. Maar ook al zou ik nog zo graag de sterren van de hemel willen zingen, dan ga ik nog geen workshop volgen. Je moet je gebreken gewoon onder ogen zien, er zal wel iets anders zijn dat je ligt. Zo ook is niet iedereen gezegend met een flinke portie creatieve taalvaardigheid. Je kan ze wel aanscherpen met workshops, denk ik, maar dat maakt van jou nog geen goede dichter. Net zomin als van mij een goede zanger. Enfin.

In het verlengde van de vorige vraag: kun jij schrijven op commando? Bijvoorbeeld over een opgelegd thema?
Ik heb het onlangs geprobeerd en het lukte me een aardig gedicht te schrijven. Dus, ja.

Samen met Charlien Adriaenssens richtte je het literaire theatercollectief Collectief Wolf op. Wat voor een collectief is dat en waar komt de naam vandaan?
De adjectieven spreken bijna voor zich; we maken theater dat sterk naar het literaire neigt. Tekstperformances met ballen aan hun lijf. Zo zijn we drie jaar geleden begonnen met het dadaïstische ‘Het Rariteitenkabinet’, waarmee we tweede werden in de Kunstbendefinale. Daarna trokken we rond, langs theaterfestivals als De Nachten in Antwerpen en Weerwoord in Brussel. Nu, enkele theaterperformances later, spelen we onze cabaretvoorstelling ‘Speelt Vals’ in huiskamers en een ingekorte versie daarvan op festivals.
Wolf staat eigenlijk voor het wilde zachte. Een aaibaar beest, niet voor niets familie van de hond, maar wel een kippenbijter. Zo willen wij ook wel eens kuitenbijters zijn, venijnige vragen afvuren op het publiek, relschoppen. Maar evengoed tonen we de zachte vacht die ook om de mens zit. Wolf komt ook van Herman Hesse’s roman De steppenwolf, een boek dat ik dringend nog eens moet herlezen.

Je waagt je soms ook aan poetry slam. Wat doet een slam met poëzie volgens jou?
Levendig houden. Als je kijkt naar de Saint-Amourkaravaan die volle zalen trekt, zou je kunnen gaan denken dat poëzie erg populair is, en dat terwijl er maar een klein publiek is voor poëziebundels. Die orale cultuur is nu eenmaal aangenamer, vaak ook humoristisch. Als je een bundel leest moet je het zélf doen. Je moet de humor, de inhoud zélf zoeken. Nu, ik heb ongeveer een jaar op Antwerpse poëziepodia gestaan, met als ‘kers op de taart’ de Antwerpse Poetry Slam. Achteraf gezien blijkt het toch een erg incestueuze scene te zijn. Steeds dezelfde mensen die elkaar verkopen. Van die zelfverheerlijking krijg ik de kriebels. En er is een overkill aan podia. Alles bundelen en er een maandelijks feest van maken zou de poëzie meer fleur geven én meer publiek. Maar om podiumervaring te krijgen is het erg goed.
Poëzie op een podium moet voor mij rock-‘n-roll zijn. Er moet veel energie in zitten, daaruit komt de adrenaline. Ik houd niet van ingetogen poëzie op een podium. Geef mij maar woordpower met ballen.

Hoe ziet de toekomst van dichter Maarten Inghels er uit?
Doodgaan in 2011 en postuum worden uitgegeven.

     Andere berichten

Interview Bart Adjudant

‘Veel poëzie waar ik van houd is gemaakt om gezongen te worden’ door Inge Boulonois   Dichter en musicus Bart Adjudant (Den Haag,...

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...

Interview Jan J. Pieterse

Interview Jan J. Pieterse

'van puntdicht naar bühne' door Inge Boulonois   Jan J. Pieterse (geboren in Goes) heeft een passie voor het theater. Hij presenteert...