Marc Tiefenthal, momenteel woonachtig in zowel Noord-Afrika als in Sint-Niklaas (B), is een dichter die gemakshalve geklasseerd werd onder nu eens de taligen dan weer de experimentelen. Publiceerde diverse bundels en onderhoudt twee websites en drie blogs.
foto Alexia Panou
Uit zijn bundel Tot welbevinden van otters en hamsters (werktitel), (andere titel) Tot op je titel ontbloot,
uitgeverij Scriptomanen te Aalst (2017).
Tot op je titel ontbloot nader
door jouw bos de boom niet meer zien
in jouw blos de droom zien
hoeveel verdragen we,
wanneer sluiten onze ogen zich?
zwemmen we zwemmen oeverloos
in elkaar weg ik mag dit
dan wel schrijven niemand ziet ons nog
terug tot we ademloos niemand ziet ons nog
ook wij zelf niet
je hebt jezelf verwerkt tot nulgraad
zonder benul haal ik me erin uit
Handenarbeid
1. De bloeimaand breekt aan,
ik dacht dat je best wat mocht.
Eigenhandig toog ik aan het werk.
Het werkte.
Je lag helemaal open,
ik zag je bloeien
en nam je daarop mooi mee.
Regen had je muizenissen weggespoeld,
een paar felle windstoten je neus verfrist.
Onder mijn handen keerde je adem
in vrede terug in je slangenhol.
(De adem als erogene zone is nauwelijks bestudeerd
maar het is duidelijk dat ze in de spasme
het speelveld betreedt. Jacques Lacan)
2. Het valt makkelijk mij voor te stellen
een schepper die jou uit klei draait en keert,
met zijn handen woelt, tot je vorm krijgt
en met zijn adem
Ik woel en handel je, vlees geworden,
kneed, draai met mijn vingers,
ontlok aan je adem het geluid
dat los komt als je vrij wordt en je je opent.
Was de schepper ook zo door drift
bevlogen en bevangen?
Alle ochtenden ter wereld
Vaak stond ik op, zo goed
als dagelijks, jaren lang
onder de mensen.
Soms ook zonder mensen.
Er lag een wortel
voor het grijpen.
Toen de stok
ons trof, wat hard het leven,
onttrok ik me opnieuw
aan de mensen.
Een is toon geworden,
een ander zandkorrel.
We bleven onszelf lang
en minimaal herhalen
tot we erin samenvielen.