Jan De Bruyn (°1959) werkt voor het Plantin-Moretus Museum te Antwerpen en schrijft gedichten. Hij houdt van Engelstalige poëzie en vertaalde gedichten van Robert Bley, Louis Jenkins, Louise Glück, Simon Armitage en e e cummings. Hij publiceerde eerder in het Liegend Konijn, Gierik, Meander, het Gezeefde Gedicht en de Poëziekrant.
aristoteles a
Aristoteles kon het vliegeren maar matig af
toen hij jong was
en later ging er van deze bolleboos
iets tragisch en weemoedigs uit
een getaande huid spillebenen
doorgroefde wangen maar altijd roosvicee
alles wees op een zekere vermoeidheid
in het aanschouwelijk denken
het vieren en inhalen van een vliegertouw
en langs die strakke parabool
bij ruime noorderbries een brief opsturen
was te benauwend
aristoteles b
Toegegeven
de nicomachea was prachtig
maar de conclusie voorspelbaar
een herenboerderij bezitten en herenboer zijn
onder leerlingen drinkend de nacht doorbrengen
en als de zon opkwam de porches uitzwaaien
aristoteles meende een slaaf
die dagelijks water aandraagt in een vaas
moet wel het volmaakte leven
maar iemand die slaapt kan
nooit gelukkig zijn en hij benadrukte
de herhaling herhaling benadrukte aristo maakt iemand
tot een voortreffelijk mens
aristo aristo
laat maar
weinig indrukken
Nu de dagen voor forenzen
lengen en onder zilverberken het land bezaaid ligt
met bloempotscherven en antennes
het licht scherp is als een zijden das
het luchtruim leeg als ijzersmeedwerk
een vlucht duiven van niemand naar nergens trekt
en liebherr shovels door het landschap bijten
is het ogenblik aangebroken om het lijf te reinigen
middels een dieet van kleefrijst en verse vis
matig met alcohol en ’s avonds
vroeg onder de wol
weinig indrukken bevorderen
een diepe slaap paps dat wisten de grieken al
en o ja wiezsla pest graag zwanen
op haar leeftijd is dat normaal
chantillly chantilly
elegante loafers
Hier waait de baas aan
het nekhaar staat overeind
de baas is vrouwelijk en heeft een snor
zoals de zee bij paars onweer
het is raadzaam om tijdens onderhandelingen
elegante loafers te dragen
de baas is armetierig gekleed
bezit een hard zadel waar geen liefde gedachtestreepje
dat niemand haar tegenspreekt
omdat ze lelijk is bewijst juist dat ze enig is
hooghartig houdt ze haar likhondje vast
en sleept kirrende martha door het landschapsbureau
klappers waaieren open als sutra’s papiersnippers
dalen als manna neer
uit een diensthoofd geschapen de wereld is
de eerste dag eindigde in mineur
koffiedik kijken in krijtwitte plastic
bekertjes