In deze nieuwe serie Favorieten van Meandermedewerkers de drie lievelingsgedichten van Sacha Landkroon.
Heks
Mijn handen waren vastgebonden.
Maar dat hoefde niet.
Ik had mijn handen toen al afgelegd.
Uit de kooien van mijn ogen
vlogen alle kleuren weg. Hun
schaduw wiekte voor mijn voeten.
De menigte joelde.
Mijn oren echter waren vijvers
waarin elk woord verdronk.
Ja en amen had ik langzaam
in mijn tong gerold. Mijn lippen liet
ik achter in de kus die aan de
overkant zou blijven wonen.
In de nok van mijn hoofd had ik
uitgelezen kruiden
opgesnoven. Ze droogden me
en leeg werd ik. De zon
brandde me op nog voor het
eerste pluimpje rook opsteeg
uit een dorre stapel angst.
Ivo van Strijtem, uit: De Mooie Ierse (Atlas, 2002)
Nieuwjaar
Rook waait je mond in. De zon trapt
in je haar. Jongens in mouwloze shirts
wrijven het bloed uit de ogen.
Chirurgen polijsten hun instrumenten
en bergen ze op. Iedereen loopt
naar de haven. Jij, tussen de verlaten
zomerjurken van het licht, de schillen
en schaduw van vuurwerk, rent ze na
en het gebeurt dat je steeds lichter
dat zwijgen je opvult en omhoog tilt
en je breekt van zoveel leegte en
verwaait boven de stad die in een klein
besloten vroeger, die stil is, waar
het nacht, waar iedereen is waar hij
wil en zichzelf is vergeten en slaapt
en het gebeurt op diezelfde adem
dat je droomt: een vloot papieren vogels,
geritsel, er is een weg, je kunt terug.
Esther Jansma, uit: Hier is de tijd (Singel Uitgevers, 2004)
Verloren
Wij gingen weg om terug te gaan,
om niets te verliezen van wat er
toch al niet meer was. In de stijve
vouwen van slecht gestreken
leven waren woorden gestruikeld
en sneed de pen langs been.
Hoe groot was alles toen, hoe vaak
werd ons standbeeld geboren. En dronken
dat we waren van zoveel schuim
en onbenul. Schrijven deed je om
te leven, doodgaan om de steen.
Zelfs die aarde zijn we nu verloren.
Luc Huybrechts, uit: Linkeroever (De Arbeiderspers, 2004)