Bij een dertigjarig dichterschap
door Hans Franse
De eerste bundel die ik bij Meander mocht recenseren was een bundel van Chawwa Wijnberg: Krassen. Ik kwam toen in aanraking met een dichteres die als Joodse vrouw nog steeds de wonden van de oorlog meedroeg. Dat ze ook deel uitmaakt van de LHBT-gemeenschap veroorzaakt dat ze die menselijke oorlogstragedie dubbel moet voelen. Het was alsof ik een schilderij van Anselm Kiefer zag: zijn beeldtaal is sober, somber en geëngageerd, maar helder. Ook bij hem zijn de naweeën van de oorlog de onderliggende kracht en zingeving van zijn werk. Gelukkig kon ik constateren dat in Krassen ook veel licht door de drukkende schaduwen heen scheen: er waren, schreef ik: “bloemen, poezen, een olifant die ‘viola di bumba’ wordt genoemd, speelse gedichtjes en een erg mooi gedicht over Middelburg”. In Middelburg is Wijnberg twee jaar stadsdichter geweest, de stad is mij dierbaar omdat ik daar in militaire dienst was en mijn tijd veelal doorbracht in de duinen bij Oostkapelle waar ik bij camouflageoefeningen in een duinpan Jan Campert en P.C. Boutens kon lezen en herlezen.
Haar eerste bundel Aan mij is niets te zien geeft in de titel weer dat ze als persoon hier en nu leeft en het beste ervan maakt, maar niemand kan aan haar zien welke emotionele strijd zich bij haar afspeelt, want aan haar is ‘niets te zien’, ze is ‘eigenlijk niet geschikt voor deze wereld’. Ze vertelt over haar zware nachten, de droombeelden, want hoewel ‘het’ over is: ‘veertig jaar voorbij / hitler is een oude wolk geworden / maar nog altijd stormt en regent het in mij’. En even verderop (p.25):
is alles waar, van wat ik zie
zijn de contouren tastbaar
–
maar in het donker van de avond
als ik het heden buitensluit
en wachten moet, marcheert
–
het schimmenleger
ransels gepakt met angstverhalen
want het is nacht
–
als ze je komen halen
De bundel bestaat uit drie afdelingen waarin steeds de dreiging van de spoken, het spinnenweb waarin ze zichzelf vastkleeft, leesbaar is. Gelukkig zijn er veel mooie liefdesgedichten, gedichten over de natuur. Het laatste deel vertelt over de kracht van de muze: met haar woorden in een gedicht gevat leeft ze dit leven en zoekt zich een plaats.
Wat mij opvalt is dat de ‘woede’, misschien de ‘angst’ van dit in 1942 geboren onderduikkind zich ontwikkelt tot een strijdbaar engagement met de onderdrukten en de bedreigden. Dit is al zichtbaar in de eerste bundel, en zelfs heviger ín Krassen uit 2015.
Ook in de onlangs uitgekomen aan Lejo Schenk opgedragen bundel Het ontbreken hoor je niet zijn dezelfde thema’s aan de orde. Als motto koos ze een paar regels van Leo Vroman: ‘Zo lang het gras bestaat / o wee is het nog niet te laat’, waarbij het gras een metafoor is voor alles wat de spankracht heeft van het leven en steeds opnieuw begint. Na een dichterschap van dertig jaar ontmoeten we in deze mooi uitgegeven bundel Chawwa Wijnberg als een oude strijdbare dame, die nog steeds bij de maatschappij betrokken is, maar tegelijkertijd de problemen van het ouder worden verdicht, zich afvragend hoeveel tijd er nog is, duidelijk de slijtage ervarend, waarover ze een gedicht schrijft waarmee de bundel begint:
–
Er is
een scherfje
van me af
ja en kreukels
en hier
en daar een barst
–
Overgroeid
met mos en gras
vermomd
littekenweefsel
–
is het nog ver
wou ik al
dat ik er was
Er zijn meerdere gedichten over de onmacht en de acceptatie van het ouder worden. Onder andere een gedicht over een bezoek aan een arts: ’Het spreekuur / heeft constipatie / en zeven kwalen / wachten op hun beurt’. Het blijkt echter uit de rest van de bundel dat het leven haar nog steeds tot liefdesgedichten inspireert, die ze deelt met haar oud geworden lief. En, gelukkig voor mij, zijn er ook gedichten over Middelburg en Zeeland. De Lange Jan staat in de mist en in de herfst. Middelburg: ‘Lief Middelburg oud en / van het woelig vliegend heden’. Zeeland is het land van de toeristen geworden en op het strand in Vlissingen beleeft ze nog een lyrisch moment door de meeuwen die ‘in de hemel witter zijn dan kinderbillen’.
Ze zwijgt niet, Chawwa, het nieuws biedt haar inspiratie. De weerzin tegen vluchtelingen levert een gedicht op, waarin ze het opneemt voor die bedreigde groep: ’je gaat toch niet voor de lol / weg van de bakker om de hoek / je gaat niet voor de pret / met een rubberbootje / op de zee waarin/al zoveel doden’ en ze eindigt met haar verontwaardiging over het wegkijken van de samenleving: ‘het is niet onze schuld / blijf ver bij ons vandaan / jullie rotvolk / wij hebben niets gedaan // wij hebben niets gedaan’.
Soms ervaart ze de onmacht van de dichter die worstelt met tijd en taal om het juiste woord te vinden, want: ‘Willen is niet genoeg / voor een gedicht / een muze is er nodig / twee katten op een stoel / een lief, liefst / met warm gezicht / een hoofd vol halve zinnen is niet genoeg.’ De bundel eindigt met een gedicht waarin de hoop en de wanhoop elkaar naderen. Ze weet niet hoe lang nog, maar ze wacht het trillend af, het lijkt dood tij. Bij een dertigjarig jubileum mag dit gedicht wel geciteerd worden: het vat een leven van dichten samen, het geeft aan waar ze staat, het geeft ook aan dat er steeds nieuwe groei komt, dat het leven, niet het menselijk leven, oneindig is en steeds opnieuw kan beginnen en dat wij allen dit moeten ondergaan.
–
Alles trilt
alsof de eruptie
nog moet komen
de vulkaan
is nog verscholen
–
tussen eb en vloed
dood tij
–
de meidoorn bloeit
de pinksterbloemen
jonge merels
verlaten al hun nest
–
ik ben de aardbei
achter glas
ik heb mij niet
op schoot genomen zelfs niet
als ik mijn moeder was
–
de kaarsen van de kastanje
gloeien onverschillig
of ik nu oud of bijna weg
zelfs de treurwilg lacht
ik blijf stil en weet niet
hoe lang nog
maar ik zit en tril en wacht
Ik kan alleen maar herhalen wat ik eerder schreef: deze heldere poëzie vertoont een authentiek engagement, dat haar integere credo is en, met de vreugde over de schoonheid, de liefde en Middelburg, de drijfveer van haar werk vormt. Het is een mooie bundel die klinkt als een afsluiting. Laten we hopen dat de merels en het gras haar nog eens zullen inspireren om nieuwe poëzie te schrijven.
____
Chawwa Wijnberg (1989; 2e druk 2019). Aan mij is niets te zien. Uitgeverij In de Knipscheer, 82 blz. € 17,50 ISBN 9789062657636
Chawwa Wijnberg (2019). Het ontbreken hoor je niet. Uitgeverij In de Knipscheer, 62 blz. € 16,50 ISBN 9789062657629
–