Yvette Rombouts (Bergen op zoom, 1975) is woonachtig in Breda en werkzaam in de zorg voor verstandelijk beperkten. Haar gedichten zijn vaak observaties van alledaagse situaties, ze portretteert graag mensen.
Haar gedichten verschenen in Meander, Op Ruwe Planken, Krakatau, Het Gezeefde gedicht en in Brabant Literair.
Iemand
–
Op een waterbed ligt hij stil, kaarsrecht, met zijn handen gevouwen op zijn buik.
Oefenen.
–
Hij houdt van mannen en van vrouwen.
Hij houdt nergens meer van.
Sterrenstelsels op zijn bleke huid getatoeëerd.
–
‘s Nachts roept hij de hulp in van zijn onzichtbare vrienden.
De stenen vrouw met de blauwe jurk en de lichtkrans boven haar hoofd.
De man aan het kruis, in al zijn leed, met zijn armen gespreid tegen de muur.
Maar zij deden niets.
–
Dan laat hij zich vallen uit zijn stoel, of al lopend in de gang.
Kun je het hem kwalijk nemen?
Ze nemen het hem kwalijk, ook al krijgen ze ervoor betaald.
–
Omdat het lastig is.
Omdat de uitzichtloosheid lastig is.
Een lastpak, omdat er maar een uitweg is.
–
Dat weet hij, dat weten zij, wachten.
–
Op een waterbed ligt hij stil, kaarsrecht, met zijn handen gevouwen op zijn buik.
Oefenen.
–
Hij houdt van mannen en van vrouwen.
Hij houdt nergens meer van.
Sterrenstelsels op zijn bleke huid getatoeëerd.
–
‘s Nachts roept hij de hulp in van zijn onzichtbare vrienden.
De stenen vrouw met de blauwe jurk en de lichtkrans boven haar hoofd.
De man aan het kruis, in al zijn leed, met zijn armen gespreid tegen de muur.
Maar zij deden niets.
–
Dan laat hij zich vallen uit zijn stoel, of al lopend in de gang.
Kun je het hem kwalijk nemen?
Ze nemen het hem kwalijk, ook al krijgen ze ervoor betaald.
–
Omdat het lastig is.
Omdat de uitzichtloosheid lastig is.
Een lastpak, omdat er maar een uitweg is.
–
Dat weet hij, dat weten zij, wachten.
Jeugdgevangenis
–
Om tien voor zeven ‘s morgens komen ze.
Grote brede mannen, rechtop, met een enkele wat grof gebouwde vrouw.
Zij beschermen ons tegen dat wat daar binnen zit.
–
Door een hoog hekwerk, langs prikkeldraad, langs nog een hoog hekwerk.
Langs de kerstbomen met hun gezellige lichtjes.
–
Daar zitten de monsters.
De monsters die kleine kindjes hebben opgewacht om toe te slaan.
Om hun macht te tonen, die ze elders zijn kwijtgeraakt of nooit hebben gehad.
–
Daar zitten de beesten die als poema’s een weerloos oud vrouwtje beroven.
Met zijn drieën tegen een.
–
Daar zitten de jongens, getreiterd tot op het bot.
Hebben zichzelf iedere dag naar school gesleept om te worden vernederd, afgemaakt.
Om ten slotte met hun laatste energie los te gaan op de daders.
–
Daar zitten de kinderen met hun grote ogen.
De ogen die zoveel hebben gezien.
Kinderen die zich zo onveilig hebben gevoeld waardoor ze besloten zichzelf veilig te stellen.
Koste wat kost.
–
Om tien voor zeven ‘s morgens komen ze.
Grote brede mannen, rechtop, met een enkele wat grof gebouwde vrouw.
Zij beschermen ons tegen dat wat daar binnen zit.
–
Door een hoog hekwerk, langs prikkeldraad, langs nog een hoog hekwerk.
Langs de kerstbomen met hun gezellige lichtjes.
–
Daar zitten de monsters.
De monsters die kleine kindjes hebben opgewacht om toe te slaan.
Om hun macht te tonen, die ze elders zijn kwijtgeraakt of nooit hebben gehad.
–
Daar zitten de beesten die als poema’s een weerloos oud vrouwtje beroven.
Met zijn drieën tegen een.
–
Daar zitten de jongens, getreiterd tot op het bot.
Hebben zichzelf iedere dag naar school gesleept om te worden vernederd, afgemaakt.
Om ten slotte met hun laatste energie los te gaan op de daders.
–
Daar zitten de kinderen met hun grote ogen.
De ogen die zoveel hebben gezien.
Kinderen die zich zo onveilig hebben gevoeld waardoor ze besloten zichzelf veilig te stellen.
Koste wat kost.
Huisje in het bos
–
Op die donkere weg langs het bos zie je in de verte een klein huisje.
Er brandt altijd licht.
–
Daar woont een heks.
Een kind in een kokende pot water op het vuur.
Peperkoek tegen de deurstijl aangeplakt.
–
Daar woont een hoog bejaard koppel.
Zij stopt sokken bij de open haard, hij mijmert over de wereld die niet meer van hem is.
–
Daar woont een kluizenaar met een lange baard en gele tanden.
Zonder televisie, met alleen biologische producten en geen vlees in de koelkast.
–
Daar ligt een nette vrouw of dat wat ooit een nette vrouw was.
Op de grond, al weken, tussen haar porseleinen kopjes en de theepot nog in haar hand.
Wel de elektriciteit vooruit betaald.
–
Wanneer ik hier van mijn fiets word getrokken door schimmige bedenkelijke figuren,
zullen de heks, het bejaarde stel, de kluizenaar, de zombie me komen redden?
Of slaapt het pas getrouwde stel gewoon door?
–
Op die donkere weg langs het bos zie je in de verte een klein huisje.
Er brandt altijd licht.
–
Daar woont een heks.
Een kind in een kokende pot water op het vuur.
Peperkoek tegen de deurstijl aangeplakt.
–
Daar woont een hoog bejaard koppel.
Zij stopt sokken bij de open haard, hij mijmert over de wereld die niet meer van hem is.
–
Daar woont een kluizenaar met een lange baard en gele tanden.
Zonder televisie, met alleen biologische producten en geen vlees in de koelkast.
–
Daar ligt een nette vrouw of dat wat ooit een nette vrouw was.
Op de grond, al weken, tussen haar porseleinen kopjes en de theepot nog in haar hand.
Wel de elektriciteit vooruit betaald.
–
Wanneer ik hier van mijn fiets word getrokken door schimmige bedenkelijke figuren,
zullen de heks, het bejaarde stel, de kluizenaar, de zombie me komen redden?
Of slaapt het pas getrouwde stel gewoon door?