LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Samen!

31 jan, 2021
door Rogier de Jong

 

Het thema van de negende Poëzieweek, dit jaar van 28 januari tot en met 3 februari, is ‘Samen’. ‘Poëzie verbindt en voedt ons, inspireert en brengt ons samen’, aldus de tekst op de site van de Poëzieweek. Een bezorgde oproep, een herderlijk imperatief?

Vermoedelijk wel. We leven immers in geïndividualiseerde, om niet te zeggen gepolariseerde tijden. Niets is meer zeker: we voeren strijd met elkaar over kwesties betreffende arbeid en kapitaal, waarheid en propaganda, geloof en realiteit, gevoel en verstand – en over identiteit. De smeltkroes van kleuren, overtuigingen en gewoontes waar we decennia lang zo innig van hebben gedroomd, is uiteengespat in splinters die elkaar megafonisch bestrijden – getooid in dierenhuiden en geweien als het kan. De man cave als hoeksteen van de samenleving.

Wat moet de dichter hiermee? De boel weer bij elkaar brengen middels opwekkende teksten, die bijna de allure van een bergrede moeten hebben om de muitende scharen weer te verenigen?

Als zwartkijker weet ik hoe belangrijk het is om aan de pluskant te denken. Jij bent niets, je cognitie is alles. Maar ’t is een onbegonnen taak voor de dichtkunst om in een tijdperk van ontzuiling, secularisering en deregulering de taak van de liturgie over te nemen, laat staan dat de poëet een prediker wordt die de wereld bekeert. Aanschouw het Poëziecentrum in Gent voorzien van kerktoren, zijbeuken en kerkbanken. En beierende klokken. Je lacht je slap of gaat over je nek.

Nee, de dichter kan de boel niet bij elkaar brengen. Wat hij wel kan, dat ben ik met de voornoemde site eens, is een brugfunctie vervullen. Een soort Zeelandbrug zijn die eilanden verbindt. Ik zie hem staan, de woordkunstenaar: één been op Schouwen-Duiveland en één been op Noord- Beveland. De Kolossus van Rodos verbleekt bij hem.

Dichterlijk gezien stel ik me daarbij voor dat de dichter, ondanks zijn ongemakkelijke spagaat, de blèrende meutes vanaf poëtische hoogten beziet. Dat hij met brede, of juist verfijnde penstreken de stammenstrijd uittekent, zonder een moreel oordeel te vellen, en zeker zonder een moreel appèl te doen richting die elkaar dorstig naar het leven staande bloedgroepen. Hij staat daar dus niet om te verbinden, nee, hij staat daar in dienst van de dichtkunst! Oorlogskleuren! Spandoeken! Oproer! Wat een heerlijke poëzie zal dat opleveren!

Dus zie ik het thema van deze negende Poëzieweek eigenlijk als een muzische oproep gericht aan het eigen gilde: levende (en dode) dichters, sluit de gelederen om in deze barre tijden uw aderen te laten vloeien. Laat de dichtkunst schuimen, ontketen een poëtische vloedgolf over de ruggen van deze onverbeterlijke kemphanen heen die echt niet door uw gedichten van hun stuk worden gebracht. Dicht! Het is nu of nooit. Grijp uw kans.

 

     Andere berichten

Klank en kleur van een taal

door Hans Franse   - Toen ik mij, nu 35 jaar geleden, wat definitiever had neergelaten in mijn Italiaanse ‘paese’, wist men in mijn...

Bij de rozen

door Rogier de Jong   ‘Zij zijn voor sterven en vergaan geboren,’ zo dacht ik vluchtig toen ik bij de rozen was. Maar schrok, en...