LUCHT
op een dag word je een eiland
waar de zee aan knaagt
de bomen laten hun bladeren vallen
de dieren trekken zich terug in hun holen
ook al ben jij
de bomen en de dieren
een dichte mist trekt op
je kunt jezelf niet zien
herinnert je nog contouren
een enkele berg
de vogels scheren
door de zonsondergang
bedelven de zee
onder hun getetter
voorbij de woorden
waait een wind
die je zal opnemen
VOL
toen je nog blinkend jong was
zeulde je aan de hand van de wind
gooide je rokken af aan zee
leefde mee met een onbetrouwbare dijk
nu knars je in je zoekgeraakte huis
de ruitenwissers aan tegen het donker
omdat de telefoon niet werkt
omdat een overmaatse leunstoel
de weg verspert
je stoft de hoeken af
tot de plank verdwijnt
slapend lees je hetzelfde boek
geprint op de binnenkant
van onrustige zijweggetjes
de kamer zit je te krap
je geheugen te vaak versteld
wacht je smeulend af
tot de maaltijden komen
het slot zet zijn hoed op
loopt vastberaden
naar de uitgang
ROUTE
ik leid je tot waar de grond spiegelt
zodat je de mensen op hun kop kunt zien
vanaf daar wijst het zich vanzelf
schuif de lamellen opzij
blaas uit tijdens het springen
het zal je goeddoen
je zult zien
het smaakt beter op de grond
hoe goed je de weg ook weet
in de schappen
met de steen gelopen
tot waar het graf zou zijn
niets aangetroffen
het spoor alleen in de hand
ergens kijkt de oplossing
op zijn horloge
pakt een koffer
en haast zich naar de trein