door Yvonne Broekmans
Wat maakt een gedicht goed?
Je komt er niet onderuit om te constateren dat de kwaliteit van een gedicht in de loop van de tijd werd bepaald volgens heel verschillende criteria. Middeleeuwse troubadours werden binnengehaald om hun vertelkunst. In de rederijkerstijd stond de ambachtelijke dichter hoog in aanzien; hoe gekunstelder het vers, hoe glansrijker de status van de betreffende poëet. Vanaf de zeventiende eeuw werden gedichten ingezet ‘Ter leering ende vermaeck’.
Criteria waren algemeen en duidelijk omschreven.
Bij de tachtigers kwam Willem Kloos roet in het eten gooien door het idee te lanceren ‘dat kunst de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie moet zijn’. En daarmee maakte hij de vraag waarom een gedicht goed te noemen is, vrijwel onmogelijk te beantwoorden. De beoordeling is immers ook ‘allerindividueelst’, terwijl het woord ‘goed’ een algemeen waarde-oordeel impliceert.
Als allerindividueelste lezer kan ik dus de tijd waarin ik leef, het deel van de wereld waar ik me bevind en al helemaal de critici compleet buiten beschouwing laten, en zonder gehinderd te worden door enige kennis of kunde mijn oordeel en mening wereldkundig maken. Dat is wel helemaal van deze tijd.
Gisteren speelde ik met mijn kleinzoontje een spel waarbij eenvoudige proefjes uitgelegd worden. Hij koos voor de truc met de twee wijnglazen. Je zet ze naast elkaar, vult ze half met water en maakt bij het eerste glas hoge geluiden door met een natte vinger over de rand te wrijven. Als je het goed doet, trilt niet alleen het water in het eerste, maar ook in het tweede glas. O wonder! Grote, blije ogen en ‘Nog een keer’.
Dat is voor mij een gedicht van waarde: als er iets meetrilt in mezelf. Een ritme, melodie, betekenis, herkenning, warmte, liefde voor taal. O wonder! Nog een keer.
Yvonne Broekmans is onze eindredacteur.
foto (c) Alja Spaan, in het Noordbrabants museum, 10 oktober 2018