LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

“Schrijven is voor mij volledige vrijheid.”

24 feb, 2022

Joris Miedema (1978) debuteerde in 2011 met de bundel Oogtheater bij uitgeverij De Contrabas. In 2017 volgde zijn tweede bundel De dood en drie andere gedichten bij uitgeverij Stanza. Hij heeft verschillende malen in de Turing top 100 gestaan en publiceerde eerder in Het Liegend Konijn, Gierik, Dighter, Meander en de bloemlezingen Zo helpt poëzie en Controversiële diersoort. In 2022 verscheen zijn derde bundel De oneindige oester bij uitgeverij Opwenteling.
Alja Spaan sprak met hem. De bijgaande gedichten komen allemaal uit de nieuwste bundel.

 

foto (c) Christa Romijn

 

Op 25 januari kwam de bundel De oneindige oester uit bij uitgeverij Opwenteling. Op de site van de uitgever staat ‘Waanzin blijkt geen losse flodder, maar onderdeel van een totaalbalans waar we als mens geen kaas van hebben gegeten.’
Waanzin hoort bij iedereen? Of waanzin in de zin van absurdisme dat je als dichter nodig hebt om te kunnen schrijven?
Toen mijn vader lag opgebaard, kwam er een medewerkster langs van het uitvaartcentrum om te vragen of wij nog water nodig hadden voor de hond, terwijl wij geen hond hadden. Dit absurde moment heb ik uitgeschreven en werd uiteindelijk het gedicht Koude wierook in mijn tweede bundel.
Op het moment dat je op een van de droevigste dagen nog in staat bent om een lach te produceren, is er nog hoop. Voor mij fungeert poëzie inmiddels als een levenslijn. Er zijn gewoon veel dingen die ik niet begrijp aan mijn leven. Deze onwetendheid geeft mij een grote drang om daar in te duiken. Door vanuit elke hoek gekeken te hebben, hoop ik er ooit een houvast in te vinden. De waanzin is voor mij juist elke dag en poëzie een soort saus die je er nog overheen giet om hem behapbaar te maken.

Heb je fantasie nodig om door te gaan? De waan van de dag te relativeren?
Je moet de moeite willen nemen om de grenzen in jezelf te ontdekken en daar ver overheen te gaan. Soms kom je bij dingen uit die niet meteen hapklaar of logisch zijn, of voor een langere periode een thema vormen.
Soms helpt het om er dan gewoon in mee te gaan.
Het allerleukste is leren omgaan met deze vervaagde grenzen. Ik ga zitten achter mijn bureau en heb vaak geen idee waar ik die avond allemaal uitkom en of ik een taxi moet bellen.

In je vorige bundel (2017), opgedragen aan je vader, was de Dood het onderwerp. In de recensie van Bosma voor Meander staat dat het ‘die dood is die het makkelijkste te duiden is.’
Ook in je nieuwe bundel is de dood alom aanwezig. Je kunt ook zeggen: het leven. Zijn er wel andere onderwerpen die daarmee kunnen strijden?
Er zijn heel veel onderwerpen die ik graag nog te lijf wil gaan. Zodra ik dit opschrijf, krijg ik daar al zin in. Dat is ook meteen mijn probleem; ik ben een grote ideeën-bus met een oneindige productie.
Ik leer steeds beter te doseren. De allermooiste dingen om over te schrijven vind ik de alledaagse en onverwachte cadeautjes die gewoon op je pad vallen. Het grappige is dat je vaak pas een thema opmerkt op het moment dat je terugblikt en de schetsen nog eens doorloopt, nadat je een periode geschreven hebt. Dus bepaal ik associatief en achteraf welke richting ik uit ga.

 

toerist

ik heb een dood kind gevonden in mijn kledingkast
ze lag onder een luik
waar mijn schoenen op stonden
uit haar strikjes
typisch gedroogde meisjesgezicht
en een stapel onverzonden brieven
kon ik opmaken dat
ze hier ondergedoken heeft gezeten

ik heb haar achterop mijn fiets gezet
wees haar een straat aan waar de huizen
nog rechtop stonden
een uur lang hebben we gekeken
of dat zo bleef
daarna hebben we langs het spoor gestaan
zodat ze kon ervaren dat treinen
tegenwoordig iets zijn waar je vrijwillig instapt

we zijn door het park teruggereden
waar je helemaal niets hoorde
behalve de wind
en het trillen van haar beenderen
het stelde me gerust dat ze toch
een vorm van opwinding ervaarde

In de nieuwe bundel staat een intrigerende regel als ‘of een gedicht / dat stelt dat elke nagel / een glasheldere hemel is’ (spijkerbed).
Het gedicht als werktuig? Als poging het leven hanteerbaar te maken?
Ik wil het liefst alles in beweging laten komen, zelfs de dood. Alles is kneedbaar op papier. Alles is te vormen, mits het in de juiste dosis wordt toegepast uiteraard. Ik experimenteer graag en ga regelmatig behoorlijk groots op mijn muil; durven is groeien. Je wordt steeds vaardiger in het omgooien van de realiteit. Steeds vaardiger in falen over het algemeen.

Voortdurend wijs je op de realiteit, ‘er is van alles mis met de wereld maar’ zeg je in beste dagboek van Wilco en door dat maar lezen we verder. Nergens wordt het te zwaar of te persoonlijk en toch voel je als lezer jou door alles heen. Denk je aan de lezer bij het schrijven?
Nee totaal niet. Schrijven is voor mij volledige vrijheid. Het liefst beland ik in uithoeken waar ik mezelf in dit leven had willen aantreffen, of waar ik mezelf probeer uit te schrijven. Pas als ik 300 à 400 schetsen verder ben, vraag ik me af of er weer een bundel in zit. Anders schrijf ik gewoon weer een periode verder, want uiteindelijk is schrijven zelf het leukste wat er is.

 

toen de lucht hier niet meer wilde zijn

toen de lucht vluchtte
wilde zij iets kleiners belichamen
zoals een kind hurkend op zijn knieën
dat een tor omver duwde
met een grasstengel

de geest van dat jongetje
keerde in een droomstaat terug
waar de lucht zich hoorde te bevinden
als een open huis
met alleen maar ramen
en de wereld onder zich

hij liet de wolken de vormen aannemen
van alle dieren
die hij uit zijn hoofd
kon tekenen
liet het een week regenen
bij een klasgenootje thuis die hem
onzichtbaar had verklaard

In de recensie van je vorige bundel valt de recensent ook het plezier op waarmee je schrijft, ‘ogenschijnlijk’ zegt ze nog voorzichtigheidshalve. Kun je iets vertellen over het schrijfproces?
Voor mij ligt de magische grens bij vermoeidheid. Als ik vermoeid ben, bijna geïrriteerd, ietwat melig, dan schrijf ik eigenlijk op mijn best. Vaak roei ik na mijn werk en het eten 5 à 10 kilometer en daarna schrijf ik meteen. De eerste vijf pagina’s komt er nog niets, slechts conforme dingen. Een soort afstemmingsmoment in mijn hoofd denk ik, luiheid misschien. Dan volgt de irritatie, om mij heen kijken, beetje zuchten en dan ben ik het eigenlijk zat. Pas dan volgt het echte werk. Alsof mijn geest denkt van ‘hé, ik wil naar bed, laten we dit varkentje maar even wassen’.

Je laat je werk gemakkelijk los, lijkt het; je deelt het in ieder geval met lezers op Facebook en vraagt commentaar. Ga je met de feedback daadwerkelijk aan de slag of is het meer dat de druk op je vanuit de gedichten zo wat lichter wordt?
Soms is het even peilen voor jezelf. Schrijven is ook onzeker durven zijn over datgene waar je aan werkt. Zeker als je nieuwe of andere dingen uitprobeert, is het een mogelijkheid om dingen te delen die niet af zijn. Ik probeer dat nu iets minder te doen. Wat ik lastig vind, want het delen is ook meteen een reactie op je werk. Een snel blij gevoel, maar er schuilt ook een gevaar in. Want je kunt natuurlijk ook een enorm slecht gedicht plaatsen! Uit ervaring weet ik inmiddels dat een gedicht een paar maanden wegleggen meestal al antwoord geeft op de vraag of iets goed genoeg is of niet.

Soms ook lijkt het een gevolg van een tekortkoming in onszelf zoals in de regel ‘ik beaam dat ik niet in staat ben/ verslag te doen / van wat mij is overkomen’ (biecht) maar je doet het wel.
Het allermooiste en fijnste is een gedicht waarin je jezelf tegenspreekt. Het is een grote uitdaging om jezelf daar weer uit te redden aan het slot. Het is de menselijkheid, het niet-perfecte plaatje, waar ik het meeste van geniet. De nukken van de mens, het vallen en weer (niet meer) opstaan.

In een eerder Meanderinterview staat de volgende omschrijving, ‘Joris Miedema is een dichter die de mogelijkheden van de oude en de nieuwe poëziekanalen ruimschoots benut, en in dat opzicht tevens reikhalzend uitkijkt naar wat de toekomst ons nog kan brengen. Tegelijk blijft hij inspiratie vinden in al langer bestaande expressievormen als film en beeld.’
De omslag van je nieuwe bundel is door de gebroeders Miedema gemaakt en kunstenaar Loes van Dorp maakte een animatie daarvan.
Het inspirerende van beeld werd ook duidelijk in de samenwerking tussen jou en kunstenaar Piet Lont tijdens het project Dichtdruk.
Wat heb je met beeld? Kan dat losse beeld volstaan of is het altijd de combinatie met een woord?
Ik lees van jongs af aan graag comics, geboeid door de korte ballonteksten waarmee al een wereld werd opgeroepen. Lees bijvoorbeeld Sandman van Neil Gaiman. Ik zou zelf graag nog eens een comic willen maken of in elk geval de teksten voor mijn rekening willen nemen. De cover van mijn debuutbundel is door Minck Oosterveer ontworpen, o.a. bekend van TRUNK, Storm. Hij stond op het punt om Spider-Man te gaan tekenen in Amerika toen hij helaas is overleden aan een eenzijdig ongeluk.
De gebroeders Miedema ben ik door toeval tegen het lijf gelopen en voor zover ik weet is er geen familieband. Hun kunstwerken passen perfect binnen de poëtische wereld die ik probeer te benaderen en dat berust volledig op toeval. Loes van Dorp heb ik geholpen met het uitdenken van de animatie voor de trailer van De oneindige oester en dat smaakt zeker naar meer. Samenwerken kan ieders werk omhoogtillen. Ik ben nieuwsgierig naar wat ongebaande wegen kunnen opleveren.

Waarom heb je voor het woord gekozen?
Uiteindelijk kies ik onvoorwaardelijk voor het woord, omdat de schoonheid van ervaringen niet te benaderen valt door beeld, geluid, of welke zintuigelijke ervaring dan ook. Het ligt het dichtst aan tegen de daadwerkelijke beleving. Het bezit de meest kale schoonheid, huid op vel en het veroudert nooit door misgeschoten special effects of slechte jingles.

En dat reikhalzen doe je nog steeds?
Reikhalzen is er nog steeds, maar zo anders dan 10 jaar geleden. Na mijn debuut had ik het gevoel dat de wereld aan mijn voeten lag. Dit bleek enigszins naïef. Tegenwoordig is het reikhalzen veranderd in vader-zijn en partner van mijn superlieve vriendin.
Tien jaar geleden kon ik de wereld nog onbevangen aan, omdat ik nog niet wist welke mensen beren op de weg bleken te zijn. Uiteindelijk bleek ik zelf de grootste beer! Ik ben ook een tijd gestopt met schrijven, omdat ik de motivatie niet kon opbrengen en ik het idee had dat er andere dingen belangrijker waren.
Maar ik weet nog dat ik als jong ventje ooit op mijn bed lag en maar niet kon bevatten dat het leven op een moment stopt. Dat je fulltime gaat werken, of een opleiding gaat volgen en dat nergens een register wordt bijgehouden of het van daadwerkelijk belang is geweest wat je hebt gedaan. Poëzie geeft mij de illusie dat ik iets heb bijgedragen. Bundels waarin mensen mijn rare hersenspinsels nog eens kunnen nalezen, geven een soort morbide rust.

Er zit een tomeloze nieuwsgierigheid in je werk dat aansluit op het bovenstaande. In die zin is er sprake van optimisme, altijd maar weer willen vernieuwen en doorgaan. Waar haal je dat vandaan?
Ik ben gewoon te naïef om op te geven. Van de 20 schetsen zijn er 16 slecht, of niet goed genoeg en 4 publicabel. De nieuwsgierigheid komt puur voort uit het najagen van het geluksstofje, als het moment en het onderwerp even samenvallen. Ik kan hier helaas ook honderden slechte gedichten ter bewijs aan vastplakken dat dat lang niet altijd lukt. In het gehele proces zijn deze ook nodig geweest om uiteindelijk tot betere resultaten te komen. Ik houd van reizen in het hoofd, maar soms kom je ook weleens uit op een vakantiepark waar alles van bordkarton blijkt te zijn en dan wil je niets liever dan meteen je koffers pakken.

Doe je opnieuw mee aan De Gedichtenwedstrijd? Je maakte in het genoemde interview de opmerking Haal de naam en het oeuvre van een schrijver weg en zijn referentiekader verdwijnt.’ Heeft iedereen dezelfde kansen?
Nee ik ben gestopt met gedichtenwedstrijden. Na 3 x top 20 en 1 x top 100 in de Turing, van de vier keer dat ik heb meegedaan, weet ik ondertussen dat ik niet het talent ben wat gezocht wordt.

Heb je iets met het literaire wereldje? Is het belangrijk voor je?
Ik denk dat poëzie, zoals Menno Wigman ooit zo mooi omschreef, iets is wat je met een handvol hopeloze idioten deelt. Poëzie heeft een belangrijke functie voor veel mensen door alle tijden heen; troost, schoonheid, rouw.
Ik denk wel dat de poëzie zichzelf echt iets minder serieus moet nemen; pas dan is er ruimte voor vernieuwing. Met poëzie vul je geen stadions! Er komen minder mensen naar poëziebijeenkomsten dan naar de gemiddelde bushalte.
Ik denk dat wetenschappelijke onderbouwingen van poëzie hetzelfde zijn als een neuroloog die een hersenkwab ontleedt maar daarmee niet bij de daadwerkelijke herinneringen, gekleurde gevoelens, pijnprikkels kan komen. Ik ben ervan overtuigd dat poëzie alles overleeft, zolang de mensheid in staat is om zelfstandig na te denken.

 

de buurtkatten of de realiteit

ik heb een schoteltje melk buiten gezet
voor de realiteit
wenkte haar snel te komen
voordat de buurtkatten
dit in de gaten zouden krijgen
zij zweefde wat taps scheef naar mij toe
had een trilling in haar venster
rook zo anders dan voorheen
toen nog naar kruidenthee
en tijgerbalsem
tegenwoordig naar natte hond
en krentenbrood
dat weken in de regen heeft gelegen
in een open vuilcontainer
zij slurpte de melk naar binnen alsof ze weken
niets gedronken had
bewoog op en neer
alsof ze buiten adem was
terwijl zij in de praktijk geen
longen zou moeten hebben

 

 

     Andere berichten

Interview Bart Adjudant

‘Veel poëzie waar ik van houd is gemaakt om gezongen te worden’ door Inge Boulonois   Dichter en musicus Bart Adjudant (Den Haag,...

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...

Interview Jan J. Pieterse

Interview Jan J. Pieterse

'van puntdicht naar bühne' door Inge Boulonois   Jan J. Pieterse (geboren in Goes) heeft een passie voor het theater. Hij presenteert...