Mandy Mariska Eggerding (1968) is theatermaker en dichter.
Samen met kunstenaars Peter Day en Rogier Alleblas richtte zij eind jaren negentig theatergroep Vendetta op. Onder deze naam creëerden zij multidisciplinair theater, beeldende kunst, performances en art movies.
Inmiddels schrijft zij vooral.
In 2019 won zij de Rob de Vos Dichtprijs met het gedicht – In Alles en een jaar later belandde zij op de shortlist van de Debutanten schrijfwedstrijd. Zij werd genomineerd voor de Oostende Poëzieprijs 2022 met het gedicht – Purgatorio – en kreeg een eervolle vermelding bij de Harelbeekse Poëzieprijs 2023 met het gedicht – Dauwkamer.
Gedichten van haar zijn te beluisteren in de Vers-app en op het YouTube kanaal van De Grote Dichtprijs en werden o.a. gepubliceerd in Het Liegend Konijn, op DIG, in het Vlaamse literaire tijdschrift Art04 en op de literaire platforms het Gezeefde gedicht en Meander.
–
Hij is de man in het portiek die zwijgt als je hem groet.
Hij is de hond, de tanden en de tong, de buurman
zonder reserve, het hekje rond de tuin.
–
Hij is in mij als fietser, de vloek, de afgesneden hoek
de achterlijke idioot en iedere malloot die de weg berijdt
als een te temmen paard.
–
Hij is in jou de onopgeloste ruzie, de haat die tiert
op woordeloze grond. Hij is de landmijn in mijn illusie
dat goed het kwaad uiteindelijk overwint.
–
Hij is wat je ontgaat tijdens het sluiten van je ogen
het wachten op betere woorden, de niet uitgestoken hand.
Het blinde paard, het beloofde land, de heilige boeken
en de wet waarachter je je verstoppen kan.
–
Hij is de ander maar nooit alleen, de vaderlander
de medestander, soms ook is hij de buitenlander.
Hij is – waar je van buiten naar binnen loopt, de ramen
en de deuren sluit – het biertje dat je haalt voor jou alleen.
–
– het stapje waarmee je naar voren dringt – de stem
waarmee je luider zingt – het gefluisterde geheim
in het andere oor. Hij is mijn huis en niet het jouwe.
Hij is – hier mag jij geen beter leven bouwen.
–
Hij is – van mijn moeder mogen er maar twee blijven slapen
de snoepjes zijn op, het lachen achter de handen. Hij is
altijd de tegenstander.
–
Het is hier vol. Geen plaats. De grens. De haat. De volle trein.
Hij is de overlever. De man die nergens meer van schrikt
en nergens meer voor wakker blijft.
–
Hij is de man in het portiek die zwijgt als je wil praten
de schaduw in donkere straten, de hond, de tanden en de tong
die likt. Maar bovenal, in nachten waarin ik slecht kan slapen
is hij toch steeds weer de schapen.
vol zachte dieren over je ogen
trek het donker als een pad
waar we onze nat gedragen haren
rennend drogen wilde paarden
manen langer dan je lach
–
zeg ik zachter dan er wereld is
waar het licht is waar je licht vat
draaf ik door omdat omdat
–
door de wind langs vlaktehuid
op benen – wangen armen lang
lichaam borst – ik de haartjes voel
mijn dier en het precies daar is
hoe het bedoelt
–
Je hebt je kinderlichaam teruggevraagd
smalle armen, benen, zelfs het korte haar
zo op je zij een meisje
–
ze hebben je weer passend gemaakt
dat duurde even, een ziel sublimeren
ik weet ook niet hoe dat dan gaat
met al dat verzamelde leven
–
hoe dan ook toen het klaar was
was het lichaam leeg
we hebben je gezocht
vouwden je open, aaiden je wangen
handen, benen
–
we zijn blijven wachten op het kraken
van de trap, het kloppen op de deur
we hebben niets gehoord
zo stil als het huis groeide
–
in deze hoop paste uiteindelijk niets
we hebben de ramen geopend
en met de lucht die binnenstroomde
vielen de wanden uit hun voegen
een zootje, zoveel puin
–
alles bleef maar vallen
de kleur uit jouw gezicht, de was
jouw achtergebleven jas, de regen
zo ging het los, niets leek nog licht
genoeg om te dragen, vallend
–
de sleutels uit de handen, wimpers
jouw lach, de muziek uit de woorden
kleren, handen, de nacht, mijn haren
uit de staart, borsten en alle dromen
–
er bleef niets over
–
Ik wil niet dat je gaat. Sla
mijn lichaam om de deur en steek
mijn vingers in de sloten. Kruip tussen tocht
–
en raam maar hoe ik ook lig of draai, je moet.
Een open deur. Daar waaien klaprozen in de tuin
tikt de specht, pakt ook de buurman
–
zijn fiets. Ik zeg niets,
behalve dat het ook nog regent.