‘Mijn sensitiviteit gebruik ik maar ik grom minder’
door Janine Jongsma
Martin Knaapen is dichter en volgens zichzelf een cultureel manusje van alles. Hij is ook de (mede)oprichter van uitgeverij petrichor. Deze Oudgriekse naam wil ik graag toelichten. We kennen allemaal die specifieke geur van de regen na een periode van droogte. Deze aardgeur heet petrichor en in de Griekse mythologie werd deze geur omschreven als het bloed van de goden. De uitgeverij wil een podium zijn in boekvorm.
Dit jaar bracht zij de bundel Kopwolven uit. De persoonlijke gedichten van Knaapen en de indringende illustraties van kunstenaar Marcel Herms vormen een opvallende uitgave. Iris van de Wetering besprak de bundel afgelopen juli en ik ga met Martin in gesprek erover. Ik vraag naar de eerste indruk van deze recensie.
Onze (van Marcel en van mij) eerste indruk van de recensie is een positieve.
Wel zijn wij verrast door de opening waarin de relatie wordt gelegd met het wielrennen. Iris zegt: ‘Kopwolven’, een term die in het wielrennen aanduidt, hen die voorop rijden in de race, ze zijn de pioniers en leiders van hun vakgebied. Deze voortrekkers banen de weg voor anderen, navigerend door onbekend terrein en uitdagingen trotserend met vastberadenheid.’
Dat hebben wij nergens kunnen vinden. Niet online en niet in de boeken. En zo hebben wij het zeker niet bedoeld. Kopwolven zijn [kleine] irritaties die zich stapelen en op een gegeven moment tegenover je staan en je bijten. Je kunt er daadwerkelijk ziek van worden en dat is wat ik deed. Los daarvan hebben wij het idee dat de bundel goed gelezen en begrepen is.
Ik ben de term ook niet tegengekomen i.v.m. het wielrennen, maar het doet me wel denken aan het begrip ‘koplopers’ dat hetzelfde betekent: iemand die aan kop gaat bij een wedstrijd. Ik vind het persoonlijk wel een goede vergelijking. Want de irritaties (de wolven) die zich opstapelen (in je hoofd) gaan ook aan kop en zij winnen hun wedstrijd als ze uiteindelijk tegenover je staan en zo erg gaan bijten dat je er als persoon ziek van wordt.
Ilse zegt in haar bespreking dat ‘de kopwolven symboliseren de leidende, maar ook onrustige gedachten die door Knaapen zijn geest jagen.’ Ondanks de term uit het wielrennen heeft ze het zeker goed begrepen, lijkt mij. Ik leg dit voor aan Martin.
Zeker heeft ze dat. De opmerking over het wielrennen vind ik verder ook helemaal niet erg. Eerder grappig en ik houd er wel van als mensen andere associaties hebben. De onrustige gedachten zijn bij mij vooral ergernissen. Aanvankelijk klein, zoals iemand die fietst over de stoep of niet stopt bij een zebrapad. Maar wanneer je veel kleine ergernissen hebt kunnen ze samenballen tot een grotere. En die kunnen weer gevaarlijk zijn. Op een gegeven moment stonden ze tegenover mij. Vals grijnzend. Ik werd er zelfs ziek van. Dat werden mijn kopwolven.
Maar al met al is het prettig te zien dat Iris de bundel goed heeft gelezen en zeker ook dat zij een eigen interpretatie heeft van de teksten. Er zijn immers ‘geen absolute waarheden’.
Martin vertelt mij ook dat de bundel Kopwolven uiteindelijk gaat over het meerjarige proces van het constant overprikkeld zijn (waardoor zijn wereld nog drukker en voller werd) en hierdoor ernstig ziek worden, naar een manier van het accepteren van zijn sensitiviteit en er beter mee om te gaan door zich zelfbewuster neer te zetten in de wereld. Voor hem werkt dit goed en hij voelt zich er beter door. Hij sluit het onderwerp af met een veelzeggende uitspraak: Mijn sensitiviteit gebruik ik maar ik grom minder.
Voordat we verdergaan wil ik even iets aankaarten. Je kunt deze uitgave eigenlijk geen bundel noemen, het is een indrukwekkend boekwerk, waarin tekst en beeld niet voor elkaar onderdoen. Iris haalt dit ook aan in haar bespreking, ze zegt: ‘Deze samenwerking laat een synergie ontstaan die het tot leven brengt, woorden en beelden vullen elkaar aan.’ Martin vindt dat ze dit goed heeft gezien, maar hij wil er wel iets aan toevoegen.
Wat wellicht onvoldoende uit de recensie blijkt is dat het boek, dus de tekst, het beeld en de vormgeving, een geheel vormen. Over alle onderdelen is zorgvuldig nagedacht. Zo zijn de tekeningen/schilderijen geen illustraties bij de tekst, noch de tekst bij het beeld en draagt de vormgeving van het boek (door Steven Oost) bij aan het totale verhaal. Dat blijkt onder meer uit de dikke platten (omslag) met preegletters, de ruwe open binding en de pagina’s met afbeeldingen die op maat met de hand zijn gescheurd. Elke afbeelding is op ware grootte geplaatst waarbij de breedte soms varieert. De vormgeving zou er dus bijgenomen mogen worden.
Ja, de vormgeving is net zo aansprekend als de inhoud, dat moet gezegd worden. Nu ik begrijp dat de illustraties op zichzelf staan, kijk ik er met een andere blik ernaar en zijn het plots de wolven geworden van Herms. Heel bijzonder want de synergie blijft overeind.
Wat betreft de inhoud die het meerjarige proces van Knaapen volgt, toont Iris ons inzicht. Zoals haar omschrijving uit de afdeling ‘Zijn’: ‘Dit gedicht in het laatste deel laat duidelijk de evolutie van de dichter zien. Belangrijk is de verschuiving van de focus van ego naar zijn. Dit wijst op een verandering van perspectief: niet langer wordt het leven geleid door ego-gedreven verlangens of externe erkenning, maar door een dieper begrip van het eigen zijn en plaats in de wereld.’ Ik vraag aan Martin of ze dit goed heeft aangevoeld.
De verandering zie je al terug in de titels van de delen van het boek, ‘Grom’, ‘Groei’, ‘Besef’ en ‘Zijn’. Daar zit een ontwikkeling in. In alle gevallen is het een existentialistische ontwikkeling. Immers, De Grom is mijn Grom ook al bijt het. Maar er zit ook een zachtere kant aan die inderdaad verschuift van meer een op de wereld gerichte kijk naar een naar binnen gerichte. Zonder teruggetrokken te raken. De Stoïcijnen komen hier ook om de bocht. Waarom zou ik veel energie steken in ergernissen die ik toch niet kan overwinnen. Wat denk je daar mee te bereiken? Levert het iets op? Of is het verstandiger een soort harmonie te zoeken in je gedachten en opmerkzaamheid en daarmee in je onrust?
Op het laatst concludeert ze dit: ‘De bundel is zorgvuldig opgebouwd, waardoor het lijkt alsof de dichter uiteindelijk een soort eindbestemming heeft bereikt, het ‘zijn’. Echter, in werkelijkheid is er nooit een definitief punt; alles blijft voortdurend in beweging en evolueert, er zal altijd iets zijn dat blijft veranderen en groeien.’ Ik wil weten hoe Martin hier tegenaan kijkt, of hij vindt dat dit klopt of dat het ‘zijn’, juist met alle veranderingen om je heen, een nooit aflatend rustpunt is.
Nee, dat heeft ze goed opgemerkt. Er is geen eindbestemming in deze of je moet de dood meetellen. Maar voor de rest blijf je je ontwikkelen. De een sterker of bewuster dan de ander en vaak lijkt het een terugtrekkende beweging. Maar altijd vindt er verandering plaats. Hierin zie je mijn verandering ook. Iris zegt: ‘Wat elders gebeurt, heeft resonantie hier; wat elders stroomt, stroomt ook hier. Het benadrukt de verbondenheid van alles in het universum en de constante beweging van het leven.’ Verandering en beweging vinden dus op meerdere fronten plaats, zowel in als buiten jezelf en slechts een deel daarvan is te bevatten. Slechts wanneer je bereid bent daar naar te luisteren is er ook groei. En soms duurt het even voor je het doorhebt. In mijn geval is dat dus geen eindbestemming.
Ja, mooi omschreven en ik sluit me daar ook volledig bij aan. Het laatste woord is aan de dichter.
Ik ben net vanuit mijn impulsievere brein overgestapt naar een wat volwassener. Die heeft, denk ik, een meer beschouwende kant, minder impulsief maar nog steeds onderzoekend en nieuwsgierig. Dat levert mij nieuwe kansen op. Zo ontwikkelt mijn poëzie zich ook. En niemand hoeft daarbij bang te zijn dat ik overstap op een light & happy of gezellige richting. Ik zal kritisch blijven. Naar mijzelf en naar de wereld. Maar ook minder vilein.