LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Jan-Paul Rosenberg

28 aug, 2025

‘Als dichter ben ik dienstbaar aan wat ik schrijf. Zo zie ik mijn rol.’

 

door Alja Spaan

 

Jan-Paul Rosenberg (1966) studeerde sociologie aan de universiteit van Wageningen. Hij is oprichter en directeur van Stichting Achterland in Zeist. Zijn poëzie verscheen in uiteenlopende literaire tijdschriften en bloemlezingen. In 2018 was hij de winnaar van de negende editie van de Turing Nationale Gedichtenwedstrijd. In 2020 won hij de Poëziewedstrijd van de stad Oostende en werd genomineerd voor de elfde editie van de Poëzieprijs Melopee. In 2022 werd hem de Rob de Vosprijs toegekend. Sinds 2023 is hij stadsdichter van Zeist.

Als performer werkte Rosenberg mee aan poëzieavonden in Branoul, Perdu en ’t Einde van de Wereld en aan de 1000 dichters marathon. Hij is aangesloten bij de Schrijverscentrale en de Speakers Academy en ontwikkelt concepten die een brug slaan tussen poëzie, visuele kunsten en muziek, zoals voor het festival ‘Zomer op Schokland’ en de ‘Laaglandse Archeologie-Poëzieprijs’, maar ook binnen autonome samenwerkingsverbanden à la ‘Space whale’.

Rosenbergs bundel Laatste foto van de vrede verscheen in 2022 bij De Arbeiderspers. De bundel kreeg een eervolle vermelding van de jury van de C. Buddingh’-prijs 2023 en lovende kritieken in onder meer AwaterNederlands Dagblad en PoëziekrantZijn nieuwe bundel, Onze tijd in de ruimte, verscheen in 2025.

 

foto © Coco Rosenberg


Gefeliciteerd met je bundel Onze tijd in de ruimte, onlangs verschenen bij De Arbeiderspers. De recensent van Meander, Ali Şerik, stelt ‘In de poëzie van Rosenberg moet je niet op zoek gaan naar één betekenis, omdat hij verschillende beeldlagen over elkaar heen legt’. Herken je dat?
Dat herken ik zeker. Veel van mijn gedichten vormen de uitkomst van een langdurig proces, waarbij verschillende inspiratiebronnen op verschillende momenten, gekleurd door uiteenlopende gemoedstoestanden, hun invloed doen gelden. Resultaat is, inderdaad, een ‘gelaagde’ poëzie, die, zowel qua klankkleur als inhoudelijk, vaak diverse gezichten heeft.

Hoe bewust is dat in het schrijfproces geslopen, is het die ‘wirwar van gedachten’, die hij noemt?
Zeker in de eerste fase van het schrijfproces (het concipiëren, associëren en componeren) schrijf ik tamelijk intuïtief. Pas bij de afronding, wanneer het gaat om de juiste structuur en strofen-indeling, maar bijvoorbeeld ook om assonanties en metrum, laat ik de intuïtie los en kijk ik heel bewust hoe ik deze instrumenten dienstbaar kan maken aan het gedicht.

Zelfs in je debuutbundel was sprake van ‘gerijpt talent’. Zo kom je ook over: strak in pak en altijd met een beminnelijke glimlach, voorbereid op alles, zo lijkt het. ‘Als rijpe kazen’ zegt recensent Peter Vermaat ‘keer je je gedichten af en toe’. Wanneer is een gedicht klaar? Heeft dat te maken met het vinden van je eigen ritme of met perfectionisme?
Klank en ritme zijn voor mij heel wezenlijke criteria. Ik leg mijn gedichten altijd langs die meetlat, lees ze hardop en stel me de vraag: klinkt het, zingt het? Pas als ik het gevoel heb dat dat het geval is, beschouw ik een gedicht als voltooid. Dat kan er inderdaad toe leiden dat ik mijn gedichten eerst een tijd ‘als rijpende kazen moet keren’ voor de juiste toon er is.

 

De vissers

Nachtgeluiden, uitgezaaid door wind.
Niemand weet of reeds de dag begonnen is.
De hemel laat geen wonder door vandaag, geen licht
slechts zuiverende duisternis, gedierte houdt zich stil

in een moment dat eeuwig droom moet blijven.
De waterzijde geurt naar graslicht en naar tijd.
We strooien adem uit op akkerland, in parken.
We hengelen verwoed naar een herkansen

van ons aards bestaan, een toekomst
schuift over het water, dichtgevroren bron.
Een wolk valt uit de lucht, de zon komt op
en scheurt het ijs, het hymen van de morgen.

ongepubliceerd

 

Hij ‘waarschuwt’ ook voor ‘de inmiddels bijna obligate omineuze optredens van beeldschermen, algoritmen en robotisering’, het vervreemdend effect van techniek. Dat trad bij jou niet op?
Laten we niet vergeten dat we als mensheid veel aan technologie te danken hebben. Elke generatie worstelt met de technologische ontwikkelingen die in haar tijd het levenslicht zien, simpelweg omdat de gevolgen ervan ongewis zijn. Zo zag je tijdens de Industriële Revolutie dat mensen onderdeel werden van een machinerie, maar er bestond nog wel een duidelijk onderscheid tussen mens en machine. Heel interessant is dat thans de grenzen tussen mens en machine lijken te vervagen. Of dat een ‘probleem’ is (of zelfs een ‘gevaar’), zou ik niet durven zeggen, maar ik denk dat het wel van belang is dat je aan de goede kant van het scherm zit, ofwel: niet afhankelijk bent van de systemen. Al met beschouw ik dit alles als buitengewoon interessante poëtische materie.

Je gaat actief op zoek naar zelden gebruikte woorden, stelt Ali Şerik, je houdt van verrassingen – maar, denk ik, na onderzoek en toetsing. In hoeverre denk je aan de lezer en zo ja, aan welke lezer?
In de eerste fase van de totstandkoming van een gedicht is er niets meer dan de dichter en een idee. Daarna komen de woorden. In de uiteindelijke versie van mijn gedichten probeer ik een gedicht op een bepaalde manier toegankelijk te maken, zeker waar het de reeds genoemde ritmiek en melodie betreft. In essentie gaat het mij erom dat iemand die niets van de inhoud van het gedicht ‘begrijpt’, door het simpelweg te beluisteren toch zou moeten kunnen worden geraakt door de muzikaliteit ervan; een beetje wat mij wel eens overkomt als ik een gedicht beluister in een taal die ik niet beheers, zoals op Poetry International. Overigens ben ik van mening dat ‘begrip’ voor het beleven van een gedicht überhaupt maar een zeer beperkt instrument is.

Heb je een eerste lezer?
Ja, verscheidene zelfs. Mijn bevriende fondsgenoot en vroegere docent Nederlands Kees van Domselaar, mijn studievriend en onafhankelijke geest Harm Deckers en natuurlijk mijn bevlogen redacteur en vriend Thomas Möhlmann. Heel verschillende mensen, maar het zijn allemaal dichters; in hoofd, hart en geschrift. Ik ben heel blij dat zij mij, op het snijpunt van de afronding van mijn werk en het delen ervan met ‘derden’ terzijde staan met opbouwende kritiek.

Volgens Ali Şerik laat je de lezer zoeken naar antwoorden zonder een vraag te stellen. ‘Gevoelens en opvattingen worden op pauze gezet, alsof je als een leeg blad aan deze poëzie moet beginnen.’ Hoe verhoudt deze recente bundel zich met je debuut?
Mijn debuut, Laatste foto van de vrede, ontstond als een verzameling losse gedichten die zich gaandeweg aaneensloten tot afdelingen en uiteindelijk een bundel. Onze tijd in de ruimte is veel meer ‘gecomponeerd’ omdat ik de thematiek van elke afdeling al min of meer had gedefinieerd en de gedichten daarin veelal vanuit een vastomlijnde kerngedachte heb geschreven. Bij mijn debuut lag de nadruk op het afzonderlijke gedicht; bij de tweede bundel op een verhaal dat verteld wilde worden.

‘Niets hoeft waar te zijn of in overeenstemming met de natuurwetten,’ zegt Şerik. Is alles wat op papier verschijnt niet de waarheid die je zelf ervaart? Valt de dichter samen met de persoon die je bent?
Mijn werk kent niet echt een autobiografisch karakter, als je dat bedoelt. Natuurlijk komen er thema’s aan bod die samenvallen met mijn persoonlijke interesses, zoals ‘winterzwemmen’, new towns, muziekfestivals en religieuze c.q. sektarische rituelen, maar ik zoek daarin altijd een platform buiten mezelf om. Als dichter ben ik dienstbaar aan wat ik schrijf. Zo zie ik mijn rol. Mijn eigen positie vind ik onbelangrijk. Ook het gebruik van verschillende persoonlijke voornaamwoorden binnen een bundel laat dit zien: soms kies ik de eerste persoon enkelvoud omdat ik vind dat die het beste past bij de bewuste context, maar mijn ‘ik’ valt niet samen met de gepresenteerde ‘ik’ in het gedicht. Toch denk ik dat mijn persoon voor de oplettende lezer zeker zichtbaar is in mijn gedichten. Door de weidsheid aan thema’s, gedachten en ideeën bijvoorbeeld, maar ook vanwege de emotionele intensiteit en een zeker gevoel van levenslust en urgentie. Daarmee maak ik mezelf wel aanschouwelijk, maar geenszins tot inzet van mijn werk.

Kan een gedicht ons troosten? Kan de poëzie met andere woorden in de huidige tijd nog voldoen?
Natuurlijk, poëzie is een grote vertrooster. Hoeveel mensen grijpen tijdens sleutelmomenten in hun leven (huwelijk, geboorte, overlijden) niet naar een gedicht? Poëzie geeft ons een soort ‘metataal’ om het grote kleiner te maken en het kleine groots. En dat geldt echt niet alleen voor doorgewinterde poëzieliefhebbers.

Als oprichter en directeur van de Stichting Achterland geef je een serie boeken uit over Nederlandse steden, streken en provincies, met thema’s als ‘een literaire reis door de tijd’ of ‘een literaire reis langs het water’. Hoe kwam je hiertoe?
Als sinds mijn jeugd ben ik gefascineerd door de letteren en al bijna even gefascineerd door het gebrek aan fascinatie daarvoor bij veel van mijn medemensen (de zojuist genoemde sleutelmomenten in het leven daargelaten). Sinds de oprichting van Stichting Achterland, inmiddels meer dan dertig jaar geleden, hebben mijn bondgenoten en ik gezocht naar een manier om, zonder de literatuur zelf ‘aan te raken’, deze te voorzien van een laagdrempelige en voor velen toegankelijke context, die we uiteindelijk vonden in ‘de stem van de eigen plek’, ofwel: de omgeving waartoe je behoort als thematiek en herkenningspunt.

 

Gebed aan een onvoltooide schepping

Een landschapscomponist trekt met violen einders open.
We steken onze utopieën over, ontdekken dat er in de kathedraal
een seksfilm draait. Voorzichtig leggen we de dood tussen de lakens
verdelen onze wijsheid en ons zaad

onder elkaar als trouwe apen, minzaam maanlicht
raakt ons lichaam aan, maakt ons onaards, verdwaald
in spiegels en in themaparkmuziek smelten wij samen
met de nacht waarin het nergens zacht

ons zwachtelt – vuur, veranderend in lucht en water,
doet onderweg de oerknal na, celestiale linialen
trekken lijnen naar een ongerept bestaan
van universumruis, verheven hemeltalen.

uit Onze tijd in de ruimte, De Arbeiderspers, 2025.

 

Groeide je op met literatuur?
Zeker. Bij ons thuis stond een goed gevulde boekenkast en op de middelbare school waren er de spreekwoordelijke bevlogen leraren Nederlands.

Op de site van de stichting staat ‘bij de opzet van onze boeken kiezen wij als vertrekpunt steevast de plek.’ Wat was de eerste plek en had deze een speciale betekenis voor je?
Onder het motto practice what you preach zijn we destijds begonnen in onze eigen gemeente Zeist. Ons eerste boek betrof een bloemlezing over deze plaats.

Het heeft iets van onthaasten en goed om je heen kijken. Heeft het ook te maken met de veranderingen in ons landschap, de klimaatcrisis?
Zowel in mijn poëzie als in mijn Achterlandprojecten probeer ik doorgaans weg te blijven van de grote, actuele thema’s, simpelweg omdat ik meen dat je als dichter of redacteur je publiek een meer ‘episch’ perspectief op de wereld moet bieden. Een perspectief dat niet alleen is verbonden met de waan van het hier en nu, maar vooral iets laat zien van de condition humaine; de fundamentele ervaringen, beperkingen en kwaliteiten die het menselijk bestaan kenmerken. Daarbij horen natuurlijk ook maatschappelijke ontwikkelingen en die komen, zowel in mijn poëzie als in de Achterlandboeken, zeker aan de orde. Maar in essentie streef ik ernaar om de tijdloze kern te zoeken in plaats van de ‘ruis der actualiteit‘ eromheen.

 

Registratie

Namiddag in het park, laatste man
bijt hond, laatste kind streelt boom
laatste kraai vliegt op naar
pasgeboren maan.

Geen reden tot paniek, de wind trilt
zingend in de microfoon, weeft witte schemering rondom
de vrouw die tot haar eigen lichaam bidt, verhuift de struiken
tot een kluis voor uit het gras verdreven voetvolk van de zon.

De laatste speler trekt het ijzer dicht, de stilte ruist
in kale takken. Tussen winterstammen
verzegelen gedachten ballast
die te zwaar voor later is.

Niets verdachts dus, boven lege kruinen stikt
het tegenlicht, de camera laat ons geen ogenblik
meer in de steek, de avond welt vanuit de binnenhuid en onze gids
tovert met sterrenlicht zijn landkaart van het universum op het zwart.

Het park fluit liederen uit een verboden eeuw, wat melodieën
van verjaard belet. Zonder gevaar nochtans, de aanval lonkt
als deelgenoot van onschuld, maar opruiende geluiden
staan op scherp, in perken ronkt verzet.

uit Laatste foto van de vrede, De Arbeiderspers, 2022

 

In ieder geval heeft de stichting een maatschappelijke betekenis, ‘bruggenbouwer tussen literatuur en maatschappij’, zegt de site van de Schrijverscentrale. Heeft een dichter hoe dan ook een maatschappelijke taak? Heeft hij in dat opzicht een verantwoordelijkheid?
Die vraag zou ik alleen voor mezelf kunnen beantwoorden. Aangezien mijn poëzie ‘uit mijzelf komt’ is de inzet, dat moet ik in alle eerlijkheid bekennen, in eerste instantie niets anders dan de poëzie zelf. Bij Achterland ligt dit anders, omdat je in een bloemlezing allerlei beelden en teksten samenbrengt die allemaal een eigen verhaal vertellen. Ofschoon we die binnen onze boeken tot een eenheid smeden en vanuit een maatschappelijk-geografisch kader presenteren, staat het individuele werk centraal. Ondanks onze missie, zie ik hierin niet direct een ‘taak’ of ‘verantwoordelijkheid’.

Hoe is het om stadsdichter te zijn? Heb je daarin nog een bepaalde vrijheid? Geen last van dwingende eisen vanuit een gemeentebestuur?
Het stadsdichterschap bevalt me heel goed, zeker aangezien er geen concrete eisen aan mijn werk worden gesteld – noch stilistisch, noch qua onderwerp – anders dan dat ik geacht word elk jaar een zeker aantal gedichten te schrijven die onze gemeente losjes als decor hebben. In feite heb ik de vrijheid gekregen om te bouwen aan een geheel eigen ‘stadscyclus’ die zich lateraal aan mijn ‘autonome oeuvre’ ontwikkelt, maar er toch ook zeer mee verbonden is. Er is zelfs sprake van een wederzijdse kruisbestuiving. Niet voor niets hebben mijn collega Pauline en ik onlangs voor twee jaar ‘bijgetekend’.

In 2009, 2013 en 2017 deed je mee aan de grootste poëziewedstrijd, de Türing. Je stuurde iedere keer slechts één gedicht in terwijl collega’s soms met tientallen kwamen. De derde keer dat je meedeed, won je. Wat was de betekenis van die wedstrijd voor je? En wat voor gevolgen had het winnen?
Het concept van de wedstrijd sprak me vanaf het begin al aan. En inderdaad zond ik regelmatig enkele gedichten in en was de respons vaak positief. Een mooi aspect van de wedstrijd vind ik dat niet alleen de (winnende) dichters, maar eigenlijk de gehele poëzie ermee onder de aandacht werd gebracht. Voor mij persoonlijk bleek het winnen ervan een mijlpaal te zijn; hierdoor sprong mijn werk veel meer in het oog en werd bijvoorbeeld ook de weg naar een mooie uitgeverij als De Arbeiderspers een stuk soepeler gevonden.

In een interview op Meander zei je daarover dat het een complete verrassing voor je was. En ook ‘de hedendaagse Nederlandstalige poëzie raakt de geest en de ziel van deze tijd’. Heb je voorbeelden? Denk je serieus dat over honderd jaar deze poëzie nog van kracht is?
Zoals ik onlangs ook al tijdens een interview in het programma ‘Een uur cultuur’ van de VPRO verwoordde, is het literaire landschap van ons taalgebied zó rijk dat elke naam die je noemt, vele dichters tekortdoet. Maar om dan toch een idee te geven: Gorter (19e eeuw), Lucebert (20e eeuw) en Menno Wigman (21e eeuw) behoren in ieder geval tot mijn favorieten. En buiten ons taalgebied is het literaire universum al helemaal onmetelijk. Momenteel lees ik Lorca en Celan, twee virtuoze poëtische grootmeesters. Of het bezielde werk van deze (en andere) auteurs over honderd jaar nog een positie heeft, weet ik niet, Laten we er daarom nu maar van genieten!

De combinatie ‘wedstrijd’ en ‘poëzie’ pakte ook in 2022 goed uit, je won de Rob de Vos-wedstrijd. Doet de concurrentie je goed?
Een wedstrijd heeft een deadline en dat betekent dat je op een bepaald moment vanuit een soort hyperfocus naar een eindresultaat moet toewerken. De tijdsdruk maakt het tot een niet- vrijblijvend proces. Niettegenstaande mijn neiging ‘de kazen te willen keren’ is dit voor mij kennelijk toch wel een werkbaar proces. Overigens merk ik dat ook bij het vervaardigen van stadsgedichten, waar soms ook een tijdsbegrenzing aan de orde is. En binnen die context werkt dat eveneens voor mij.

Is je plek in de literaire wereld hiermee bevochten?
Tja, dat is misschien meer een vraag die andere literaire actoren (collega-dichters, poëzieredacteurs, recensenten en dergelijke) zouden moeten beantwoorden. Ons literair landschap is weids en kent veel spelers. Sommigen zullen de vraag positief beantwoorden, anderen zien mogelijk (nog steeds) niet veel in mijn werk. Overigens denk ik dat je je plek in de literaire wereld nooit echt hebt veroverd, maar dat er altijd iets blijft van een noodzaak tot inzet, innovatie, urgentie en ‘strijd’.

Je deed ook mee aan De Nacht van de Poëzie on tour 2023 en bent een graag geziene gast op diverse poëziepodia. Hoe is de interactie met het publiek?
Poëzie voordragen vind ik een mooie manier om het publiek te bereiken. Als je leest, voel je meteen of je de zaal ‘hebt’ of niet. Ik vind dat een heel interessant gegeven en als het werkt geeft het echt een kick. Ik merk ook dat veel mensen mijn poëzie meer waarderen als die wordt voorgedragen. Ik hoor vaak dat ze daarmee voor hen aan betekenis wint. Juist door de vocale dimensie lijkt een voordracht de weg naar de kern van het gedicht veel meer open te leggen dan wanneer je het leest vanaf papier of scherm. Ook de combinatie met andere kunstvormen (met name visuele kunsten en muziek) ondersteunt de beleving. Het is dan ook daarom dat ik de komende jaren nadrukkelijk wil inzetten op (nog) meer fysieke contactmomenten op podia en dergelijke. En op het (nog) nadrukkelijker zoeken naar samenwerkingsprojecten met kunstenaars uit andere muzische disciplines.

     Andere berichten

Interview Han Ruijgrok

‘je moet op zoek gaan naar je eigen stem in wat je schrijft’ door Martin M. Aart de Jong     foto © Eelkje Colmjon   Han...

Interview Steve Marreyt

Interview Steve Marreyt

'Ik probeer de onnozele schoonheid van dat tragikomische te beschrijven.'   door Alja Spaan   Steve Marreyt (1983) is dichter,...

Interview Dietske Geerlings

‘in de onvolmaaktheid blijft het streven’   door Petra Talsma       Zo tuimel ik de stilte in grijp mij vast aan...