Wij zijn allemaal tuinen
door Jeroen van Wijk
–
–
Wat is een tuin nu eigenlijk? Tegels, plantjes, bloemen, gras, wel of geen barbecue, hoge hekken of lage wanden, een plek waar mensen samenkomen of toch een plek voor serene eenzaamheid?
In de bloemlezing De tuin ben jij zijn 101 gedichten verzameld waarin associaties, mythes, verhalen en levensovertuigingen rond de tuin centraal staan. De bundel zit vol met verschillende stijlen, van ouderwets tot modern en van ontroerend tot vrolijk, zoals een goede bloemlezing betaamt. De gedichten zijn geschreven door grote namen als Anneke Brassinga, Rutger Kopland, Martinus Nijhoff, Ida Gerhardt, Nisrine Mbarki en meer.
De bundel is opgedeeld in tien afdelingen die elk een eigen tuinthematiek bevatten, zoals ‘De tuin van Eden misschien’, ‘Een brandplek in het gras’ en ‘De winterharde van wederkeer’. De gedichten zijn passend onderverdeeld en maken de bundel overzichtelijker om te lezen. Ik zal er een paar bespreken.
–
tuinfeest
–
De zon is een klankschaal
van warmte. Een dahlia van verlangen,
stroperig als een droom.
–
Rijk willen we worden. Nog rijker
dan we al zijn. We bewegen ons voort
in slow motion, ons zelfvertrouwen
–
is onuitputtelijk. Dagenlang leven we
ruim boven onze stand. Loom. Lood. Geloof.
Een hittegolf houdt het land in de ban.
–
Ik sprak een weduwe die lang geleden
een weduwnaar huwde. Ze vroeg zich af
voor wie haar man zaliger zou kiezen
–
na haar dood, ergens in een hemel.
Ze hoopte op iets zonder lichamen.
Op gedachten als neuronen
–
in een deeltjesversneller. Mijn hemel
is een tuinfeest dat blijft duren. Iedereen
schuift aan en wisselt af. Koffie, taart,
–
wijn en sigaretten. De kruin
van een onmetelijke kerselaar
waaronder tuinmeubilair uit de jaren tachtig.
–
Eindeloos, warme middagen duren
het langst. Vandaag is een voorschot.
In de hemel valt een avond allerzachtst.
‘tuinfeest’ heeft een heerlijk ritme, zit vol met (subtiele) rijm en schetst een prachtig beeld. De tuin begint als een plek waar men zich onder de dahliazon verheven kan voelen. Stukjes als: ‘Dagenlang leven we / ruim boven onze stand’ rollen heerlijk van de tong, onder meer door de halfrijm van ‘-lang’ op ‘stand’. Vervolgens zoomen we in op een gesprek tussen de ik en de weduwe. Ze hebben het over de dood en het hiernamaals, waarna de dichter met de fantastische observatie komt: ‘Mijn hemel / is een tuinfeest dat blijft duren. Iedereen / schuift aan en wisselt af.’ Van dit soort beelden kan ik echt genieten. Het is fantastisch om de groteske hemel, waar zoveel debat, angst en liefde omheen hangt, voor te stellen als een kneuterig, maar gezellig tuinfeest. De tuinfeesten van het nu zijn slechts een voorschot op wat er komen gaat.
–
Ga nu maar liggen liefste in de tuin,
de lege plekken in het hoge gras, ik heb
altijd gewild dat ik dat was, een lege
plek voor iemand, om te blijven.
Ik las ooit in Het geheim van het vermoorde geneuzel: Een poëtica,van Ilja Leonard Pfeijffer, dat hij een hekel had aan de gedichten van Kopland. Hoewel het interessant was om zijn beargumenteerde mening te lezen, is dit gedicht wat mij betreft een argument vóór Kopland. Wat een mooie observatie die het alledaagse verbindt met zo’n sterk verlangen. De lege plekken in het hoge tuingras zullen nooit meer hetzelfde voor mij zijn.
–
Juli
–
Nu is het zomer, de tuin
staat vol hete mensen; honden
hijgen en de frambozen zijn
groot als kabouterhoofdjes.
–
Er hangt damp om de glazen;
het gaat over fietsprijs en
vliegreis terwijl een eindeloze
ijsvlakte zich uitstrekt in mij.
In dit gedicht krijgen we een heel ander perspectief op de tuin. Door de zin te breken bij ‘honden’ lijkt het alsof de dichter de hete mensen met honden vergelijkt die aan het hijgen zijn. De frambozen als kabouterhoofdjes maken het beeld in eerste instantie fantasierijk, maar als ik er iets langer bij stilsta, vind ik het een nogal lugubere vergelijking. Opeens zie ik allemaal hijgende mensen voor me die kabouterhoofdjes eten. Brrr. In de tweede strofe krijgen we te maken met de saaie tuingesprekken die we allemaal weleens gehoord hebben. Het beeld van een ‘eindeloze ijsvlakte’ die zich in de dichter uitstrekt, suggereert zowel een verlangen naar de winter als de verveelde of zelfs depressieve leegte die de dichter ervaart op dit moment of überhaupt in het leven. Het is een mooi contrast met de gedichten die het beeld van een zonnige tuin vieren.
–
een tuin is meer dan er staat
de groei van vroeger
groei die komen gaat
wandelen in een tuin
is dwalen in een ruim geheugen
alles heeft herkomst
verre plekken die herinnerd blijven
banden met vrienden
sommigen dood maar hier onsterfelijk
jaarringen
de tuin ben jij
Het is niet voor niets dat dit gedicht van Dick Hillenius zowel het laatste gedicht is als inspiratie vormde voor de titel van de verzamelbundel. De tuin is een plek die voortdurend verandert, waar planten komen en gaan. Een cyclus van het leven. En wij, de mens, zijn niets anders dan dat. Een tuin. Met plekken die slechts door bepaalde mensen herinnerd worden en plekken die zoveel mensen nooit zullen kennen zoals jij. En net als de magnolia’s, zullen ook wij na de dood weer op een nieuwe manier onderdeel worden van de cyclus van het leven.
Hoewel niet alle 101 tuingedichten mij evenveel aanspraken, waren er genoeg gedichten in de bundel waarbij ik even in de verte moest kijken om het beeld te laten bezinken. Bij versregels als ‘Kijk, het gras is gemaaid / door een alien.’ in het gedicht ‘The Chances of Anything’ van Rob van Essen, moest ik hardop grinniken. Al met al ben ik vrij positief over de selectie die Daan Kloosterhuis heeft gemaakt. Wat een heerlijke ingeving moet dat ook zijn geweest. Om te realiseren dat zoveel dichters al op de een of andere manier over een tuin geschreven hebben. Alsof je opeens een patroon hebt ontdekt en dat nu overal op straat ziet.
Misschien ben ik licht bevooroordeeld omdat ik tijdens het lezen van deze bundel in een hangmat in de buitenlucht hing, maar goed. Nu ik erover nadenk is deze bundel misschien zelfs beter om te lezen wanneer je in een saai, grijs kantoor of kille wachtkamer zit. Dan kun je in ieder geval in gedachten de populieren zien wapperen en het groen tussen je handen voelen. Met wat mazzel is het gras zelfs vers gemaaid. Heerlijk.
____
Bloemlezing (2024). De tuin ben jij: 101 tuingedichten uit de Nederlandstalige literatuur. Samengesteld door Daan Kloosterhuis. Uitgeverij Rainbow Poëzie, 176 blz. € 17,50. ISBN 9789041741240