Columns
De eerste honderd (6)
Een ontnuchterend jaar (1973) kreeg toch nog een mooi einde voor Wim van Til met het ‘Manuskript gevonden tijdens achtervolging’ van Gust Gils onder zijn snelbinder. Het vuurwerk bij de jaarwisseling kwam van Gerrit Kouwenaar, ‘sint helena komt later’, de 12e bundel die Wim kocht, met het gedicht dat de rest van zijn leven als leidraad bij hem bleef.
De openbaring van het gewone
Rogier de Jong over de grote waarde van Willem M. Roggeman en hoe hij de literaire canon heeft verrijkt met een oeuvre aan eigenzinnige gedichten dat wordt gekarakteriseerd door weergaloze beeldenrijkdom en visualiteit, speelse formuleringen, vaak een opwekkende ‘boodschap’ en soms een magische diepgang die alle tezamen zijn poëzie zeer oorspronkelijk maken. Een ‘dichter zonder grenzen’.
Geheugen, spreek
'Mooi, die beginjaren. Je bent met van alles bezig maar pas veel later kun je zien hoe de zaken zijn vergaan en wat tot wat heeft geleid. Dat je opeens een berichtje krijgt van de grote Rob de Vos, dat enigma in Ollanda, die je werk wilt plaatsen…' De laatste column in een reeks ‘geschiedenis van Meander’ is van Alfred Schaffer.
Barwoutswaerder
De vijfde column in een reeks ‘geschiedenis van Meander’ is voor de tijdelijk teruggekeerde Barwoutswaerder. Kijk, daar zit hij, daar, zie je? ‘En dan blikken de karige aanwezigen gespeeld achteloos over de schouder. Bij elke blik krimpt Barwoutswaerder in elkaar. Hij verschrompelt. Hij wordt liever niet opgemerkt. Wat hij bij zo’n obscure culturele gelegenheid ook te verwerken krijgt, gegarandeerd vindt hij het maar niks.‘
Meanderen in samenspraak
De vierde column in een reeks ‘geschiedenis van Meander’ is een ode aan de gesprekspartners die Romain John van de Maele in zijn tijd als recensent bij Meander had. Als recensent draag je een verantwoordelijkheid, en je doet je best om een geschikt koppelteken te zijn tussen het besproken werk en het publiek. Kennis en kunde zijn vergankelijk maar de vriendschap voelt hij nog.
Meander en de kunst van het overleven
De derde en meest kritische column in een reeks ‘geschiedenis van Meander’ komt van Philip Hoorne. Sommige publicaties (of medewerkers) voegen niets toe aan de kernopdracht van Meander: dichters en gedichten onder de aandacht brengen. Meander is braaf, een tikkeltje stoffig soms. De grootste verdienste van Meander is misschien wel dat het na drie volle decennia nog altijd bestaat.
Je kwam er niet zomaar binnen
De tweede column in een reeks ‘geschiedenis van Meander’. Edith de Gilde herinnert zich haar eerste internetverbinding en eerste zoekopdracht, ‘poëzie’, een tamelijk lange vragenlijst van Meander waarin vooral de vraag ‘wat heb je ons te bieden’ eruit sprong, maar ook fysieke bijeenkomsten met de medewerkers, dat paste toen precies in haar yogastudio èn in haar leven. Daarin is nog altijd plaats voor poëzie.

Goudvissen
De eerste column in een reeks ‘geschiedenis van Meander’. Gerard Kool over de start van het blad, ‘een leuke hobby op onze eigen computer thuis maar Rob had beter iets over goudvissen kunnen maken. Wat begon als vriendendienst werd een onbetaalde & tijdvretende baan. Inderdaad: goudvissen waren gezelliger geweest’. Maar dankzij Gerard hebben we een schaduwarchief, namen en foto’s!
Wat kan ik zeggen?
Een column als een stipje van de rode lijn die zich uitspreekt vóór Gaza, tegen het oorlogsgeweld van Israël. Is de rode lijn van mensen een vergeefse windvlaag? De poëzie-minnende voorzitter van de Tweede Kamer met zijn altijd ironische intonatie zal het houden bij een citaat van de Iraanse dichter Ahmad Shamlu: 'Wat kan ik zeggen? Niets.' Maar het gedicht gaat verder.