Columns
Het Literaire Tijdschrift: intellectuele zelfbevrediging?
Thomas Heerma van Voss brengt in 'Het Archief' de vraag te berde: ‘Wie leest nu nog een literair tijdschrift?’. Het retorische antwoord moet dan luiden: ‘Zo goed als niemand’. Hij schetst een beeld van de ego’s, de aanstormende talenten, het snoeverige, wijsgerige en alwetende van de lettergoden. Marc Bruynseraede las het boek en de schrijver was te gast op onze medewerkersdag.
Stilte, de dichter dicht
Hans Franse is erachter gekomen dat dichten hard werken is en tijd en rijping vraagt. ‘Klaar ben je nooit.’ Het zal wel met zijn leeftijd te maken hebben dat hij terugkijkt, maar deze terugblik kan geen kwaad. We halen Bert Voeten terug en de zon, een ‘Zomermiddag aan de Amstel’, de polders, het Kalfje en de Kalfjeslaan nog ongeschonden, en zijn eerste dichtproeven.
Afscheid van een nachttovenaar
In memoriam Breyten Breytenbach (1939-2024). Bij Breyten Breytenbachs biografie hoort ook, en misschien wel vooral, het kunstenaarschap van Breyten Breytenbach, zowel op letterkundig als op beeldend gebied. Schilderijen en tekeningen die vaak politieke thema’s weerspiegelen’. Het is zowel Breytenbachs aureool als zijn keurslijf geworden. Een column van Rogier de Jong met het krachtig prozagedicht 'De reis van de nachttovenaar' in de titel.
Applaus en bedachtzaamheid
Jan Loogman beschrijft een kleine gebeurtenis op de elfde november. Een paar dagen eerder waren er in Amsterdam misdragingen waarop snelle oordelen volgden. Bedachtzamer geluiden drongen in de eerste uren na het wangedrag niet door. Hij haalt de regel van Czeslaw Milosz in het gedicht 'Berisping' aan: ‘Zou jij dan het onverstand / van anderen veroordelen’. Er volgt geen vraagteken.
Driek van Wissen, humor en dramatiek, onverwoestbaar
Onverwoestbaar mooi, de poëzie van Driek van Wissen, de dichter die door Pieter Sierdsma uit de voortrazende vergetelheid wordt gehaald. In deze column een aantal gedichten waarin hij een blijvende waarde aanraakt. Sonnetten die ons confronteren in hun onverbiddelijke opbouw met het einde, het alledaagse dat een klein drama bevat of de veroverende charme van deze romantische, beschouwelijke, humoristische dichter.
Over de relatie tussen poëzie en muziek – van Gezelle en Van Ostaijen tot Kopland
Poëzie wordt sterk bepaald door het ritme en de klank, zodat er ook sprake is van een klankbeeld. Romain John van de Maele gaat van literatuurhistoricus Alf Henriques terug naar Dante, van Bob Dylan naar Wolf Biermann, via Tom Manders naar Leonard Cohen, om te komen tot onze top 40, Kopland en the Beatles en neuriet de hele dag een tekst van Melanie.
Klank en kleur van een taal
Toen Hans Franse zich, nu 35 jaar geleden, wat definitiever had neergelaten in zijn Italiaanse ‘paese’, wist men in zijn stadje amper dat er zoiets bestond als een Nederlandse taal. Hij werd er als neerlandicus een beetje neerslachtig door; hij houdt van zijn taal en van de literatuur die er in geschreven is. Nu Ellen Deckwitz de prestigieuze ‘Premio Ciampi’ heeft gewonnen, is hij trots.
Bij de rozen
Een vraag van een collega deed Rogier de Jong diep nadenken: moet een dichter in de eerste plaats zichzelf niet trouw blijven en daarmee het publiek durven tarten? Diep in zijn hart wist hij eigenlijk wel dat hij niet dichtte voor applaus oftewel aandacht. Maar waarom keek hij dan wél steeds naar die onnozele duimpjes op de 'socials'?
Gedichten over lesgeven
Ko van Geemert liet – lang geleden - buurkinderen strafregels schrijven en ze deden het ook nog. Dat lag geheel, dat zag hij toen al, aan de volgzame kinderen. Zijn Plantage Poëzieprijs werd in 1994 gewonnen door Jan Bommerson die de regel schreef, ‘Ik krijg jullie wel, ik weet nog niet hoe / Maar wacht maar tot ik groot ben, later.’