Klassiekers
Meander klassiekers
Besprekingen van de beste gedichten van de bekendste Nederlandse en Vlaamse dichters van na 1880.
Klassieker 209: Jaap van den Born - Hemels Tafereel
In het huis van de poëzie zijn veel kamers. Sommige zijn traditioneel ingericht, met eikenhouten meubelen en dikke tapijten. Andere zien er strak en modern uit. Soms wordt er een nieuwe vleugel aangebouwd. Valt ‘light verse’ wel onder de serieuze poëzie? Inge Boulonois vindt van wel, en analyseerde voor ons deze maand een gedicht van Jaap van den Born.
Klassieker 208: H.C. ten Berge - Winterzin
Het is winter. We hebben de eerste nachtvorst al achter de rug. In de winter wordt de meeste poëzie gelezen, zelfs als we corrigeren voor de rijmelarij rond Sinterklaas. Maar hoe lees je poëzie? Ilja Pfeijffer zei ooit, dat je bij ieder gedicht opnieuw zou moeten leren lezen. Dat is een uitgangspunt dat mooi aansluit bij de bespreking van het gedicht van deze maand. Lezen als een beginneling, vanuit verwondering, zoals je aarzelend de nog ongerepte sneeuw betreedt.
Klassieker 207: C.O. Jellema - De toren van Snelson
Wie door de beeldentuin van het Kröller-Müller Museum loopt, kan zomaar oog in oog komen te staan met een indrukwekkend en raadselachtig bouwwerk: 'Needle Tower II' van Kenneth Snelson. Een bijzondere constructie van metalen buizen en staaldraad, die de wet van de zwaartekracht lijkt te tarten. Ook de dichter Jellema was onder de indruk van dit bouwwerk. Het gedicht dat hij erover schreef, heeft eveneens iets raadselachtigs: het geeft zich niet na eerste lezing prijs. Jan Buijsse reikt ons de helpende hand.
Klassieker 206: Lévi Weemoedt - Rijk Verleden
Lange tijd dacht ik, dat Weemoedt evenals Piet Paaltjens en De Schoolmeester iets uit een ver verleden was. Maar Weemoedt werd in 1948 in Vlaardingen geboren als Izaäk van Wijk, en is nog onder ons. Oktober 2014 verscheen zijn laatste bundel: 'Met enige vertraging'. De titel zinspeelt op de lange radiostilte na 'Rijk Verleden' (1999). Na zijn debuut in 1977 met 'Geduldig lijden' volgden in rap tempo titels als 'Kleine trilogie der treurigheid', 'Acte van verlating' en 'Halte tranendal'. De vrolijkheid druipt ervan af. Dat geldt ook voor het gedicht ‘Rijk Verleden’, dat Jeroen van den Heuvel deze maand voor ons bespreekt.
Klassieker 205: Gerard den Brabander - De holle man IV
In 1945 publiceerde Gerard den Brabander de bundel 'De holle man'. De titel van deze bundel vertoont grote overeenkomst met 'The hollow men' van T.S. Eliot (1925). Dit beroemde gedicht is doortrokken van de sfeer in het Europa van na de Eerste Wereldoorlog, waarbij Eliot op zijn beurt weer beïnvloed is door Dante, m.n. door diens Inferno. De gedichtenreeks ‘De holle man’ van Den Brabander bevat negen onderdelen, en wordt eveneens gekenmerkt door een grimmige sfeer, met zinnen als ‘Daar scheert door de verlatenheid der eeuw / een zwerm van angsten’, ‘De maan verdrinkt gebroken in het puin’ en ‘O holle man, die al die treurnis draagt’. Gedicht IV uit deze reeks, veelal aangeduid als ‘Ik, kleine slaaf van poëzie en taal’,
Klassieker 204: Charles Ducal - Ballade van de zee
Precies een jaar geleden besprak Inge Boulonois ‘Misverstand 3’ van Charles Ducal. En nu weer een gedicht van deze Belgische dichter? Het vorig jaar besproken gedicht kwam uit zijn debuutbundel uit 1987. Het gedicht van deze maand publiceerde hij pas vorige zomer. In deze kleine twintig jaar zien we een duidelijke ontwikkeling in het werk van Ducal. Waar ‘Misverstand 3’ volledig om de wereld van de ik-persoon leek te draaien, is nu de blik naar buiten gericht, naar de politieke en maatschappelijke realiteit.
Klassieker 203: Lut de Block - Dochter en ik
In 1997 verscheen ‘Entre deux mers’ van Lut de Block. Wat bewoog deze Vlaamse dichteres om haar bundel een Franse titel te geven? Wijnkenners komt de titel bekend voor: het is een streek in de Bordeaux waar uitstekende wijn vandaan komt. Maar in deze gedichten wordt weinig gedronken. Het openingsgedicht maakt duidelijk, dat de titel een woordspeling is, en ook opgevat kan worden als ‘entre deux mères’. De dichteres bevindt zich in het midden van haar leven, tussen haar moeder en haar dochter –die haar zelf tot moeder maakt– in. De laatste afdeling van de bundel, ‘Vruchtgebruik’, is geheel aan de dochter gewijd. Inge Boulonois bespreekt het eerste gedicht van deze afdeling.
Klassieker 202: Hugo Claus - Sonnet I
Shall I compare thee to a summer's day? Met zijn sonnetten heeft Shakespeare een monument in taal opgericht. De Belgische dichter Guido de Bruyn stelt in het nawoord bij zijn vrije vertaling (1) van een selectie uit de Shakespeare-sonnetten: 'Deze sonnetten zijn de Kunst der Fuge van de poëzie.' Shakespeare zocht in zijn sonnetten bovenal de grenzen van de taal op, en toonde daarin zijn meesterschap. Dat maakt het vertalen van deze sonnetten schier onmogelijk, inhoud en taalspel lopen in elkaar over. Het is een uitdaging waar elke generatie zijn tanden op stukbijt, en ons ook verrast met telkens weer nieuwe vertalingen.
Maar de klassieker van deze maand draait niet om een vertaling. Hugo Claus liet zich bovenal inspireren door de sonnette
Klassieker 201: H.H.ter Balkt - De benzinepomp
Er wordt vaak gezegd dat alle poëzie maar één onderwerp heeft. Liefde en dood, dat zijn de enige thema's waar elke dichter opnieuw een vorm voor probeert te vinden. Anderen vinden dat elk gedicht in wezen poëticaal is, dat wil zeggen over het schrijven van poëzie zelf gaat. H.H. ter Balkt trok zich niets van dit soort uitgangspunten aan. Hij leek er een bijzonder genoegen in te scheppen om onverwachte en tegendraadse onderwerpen te kiezen. Wat te denken van een benzinepomp? In de Klassieker van deze maand buigt Jan Buijsse zich over dit gedicht.