Klassiekers
Meander klassiekers
Besprekingen van de beste gedichten van de bekendste Nederlandse en Vlaamse dichters van na 1880.
Klassieker 49: Rutger Kopland - Soms bij het zien, bij het zien van een rij
In de bespreking van de Revisorversie van het gedicht 'Al die mooie beloften' (Klassieker 26) werd door Joop Leibbrand de opmerking gemaakt dat de cyclus 'G', waarmee de bundel ‘Al die mooie beloften’ opent, een van de hoogtepunten van de naoorlogse poëzie is. Deze uitspraak hield een belofte in die met de bespreking van het zevende gedicht uit deze cyclus wordt ingelost.
Klassieker 48: Simon Vestdijk - De overlevende
Simon Vestdijk is meer bekend door zijn romans dan door zijn poëzie, hoewel hij meerdere werken over poëzieanalyse geschreven heeft die tot op de dag van vandaag nog altijd belangwekkend zijn. Rutger H. Cornets de Groot bespreekt ‘De overlevende’, waarbij hij aan het eind van zijn omvangrijke analyse gebruik maakt van de instrumenten die de meester zelf aanreikt.
Klassieker 47: Jac. van Hattum - Visvangst
Pim Heuvel breekt een lans voor ‘Visvangst’ van Jac. van Hattum in één van de allerkortste analyses in de historie van de Klassiekers.
Klassieker 46: Simon Vestdijk - Het Kind
Joop Leibbrand bespreekt een sonnet van Simon Vestdijk: “In ‘Het kind’ vormen de geformuleerde inzichten dankzij de beeldspraak een kunstig weefsel dat geheel op zichzelf staat. Taal, beeld en gedachten vormen een onlosmakelijk, elkaar versterkend geheel.”
Klassieker 45: Ria Borkent - Sieraad
In deze aflevering buigt Pim Heuvel zich over een gedicht van de protestante dichteres Ria Borkent. In ‘Sieraad’ wordt de vraag gesteld, of een voorwerp dat het lichaam versiert, niet afhoudt van belangrijke zaken als het uitzicht op de hemel. ‘Misschien vindt niet iedereen het gedicht mooi, er zit een zekere stugheid in; het heeft mij in elk geval sterk aangesproken door de vormgeving van het dualisme dat eruit spreekt.’
Klassieker 44: Jan Eijkelboom - 21 november 1981
‘Een gedicht dat spontaan de actualiteit reflecteert, zal, hoe geëngageerd ook, meestal snel gedateerd raken en hoogstens interessant blijven voor latere chroniqueurs.’ Joop Leibbrand beschouwt ‘21 november 1981’ van Jan Eijkelboom als een uitzondering op die regel: ‘in laatste instantie gaat het over de persoonlijke ontwikkeling van de ik.’ In zijn analyse legt hij Eijkelbooms gedicht naast de weergave van de grote vredesdemonstratie in ‘De Aanslag’ van Harry Mulisch.
Klassieker 43: Jan Arends – drie gedichten
Rutger H. Cornets de Groot bespreekt maar liefst drie gedichten van Jan Arends. Omdat het zulke dunne gedichten waren, stonden ze in de oorspronkelijke Klassieker in 2003 in kolommen naast elkaar. Omdat dit tot ongewenste interacties tussen de teksten kan leiden, zijn ze bij plaatsing op de nieuwe site onder elkaar geplaatst als afzonderlijke gedichten, zoals ze ook in de bundels van Jan Arends te vinden zijn.
Klassieker 42: Anneke Brassinga – Roeping
‘Roeping’ is het openingsgedicht van ‘Verschiet’, de bundel waarvoor Anneke Brassinga in 2002 de VSB-prijs voor poëzie ontving. Volgens Joop Leibbrand kwam die bekroning haar alleen al vanwege dit openingsgedicht toe, ‘want de wijze waarop zij in dit poëticale gedicht onderzoekt en verwoordt welke de krachtige impuls is die haar tot dichten aanzet, is indrukwekkend.’
Klassieker 41: Gerrit Kouwenaar – men moet
”Het analyseren van een gedicht vind ik een verkeerde methode. Volgens de leerboeken moet je in je eigen woorden navertellen waar het gedicht over gaat. Dat is helemaal contra wat een gedicht is. (…) Er ligt niet een schaduwgedicht onder een gedicht.” (Gerrit Kouwenaar) Joop Leibbrand laat echter zien, dat het wel degelijk loont om dieper in een tekst van de dichter door te dringen.