Meandermagazine

Interview Jan Lauwereyns
In 'Zombie zoekt zielgeno(o)t', de nieuwste bundel van Jan Lauwereyns, worden alle zintuigen aangesproken. Hij kwam tot een onverbloemde ode aan de Nederlandse poëzie. Een interview over ‘het traject dat iets van de beweging van een boemerang heeft’, ‘inspiratie in de combinatie van de dingen op een gegeven moment op een gegeven plaats’ en ‘een kwestie van verscherpte zintuigen’.
Bart Moeyaert - Dat alles over liefde gaat
Bart Moeyaert zit veertig jaar in het vak en om dit te vieren werd de bloemlezing ‘Dat alles over liefde gaat’ uitgegeven. Ester Naomi Perquin koos de gedichten uit. Peter Vermaat bespreekt de bundel: ''Moeyaert is een meester in het schrijven vanuit de inversie, de ontkenning van wat er zijn moet: hij maakt iets zichtbaar door te beschrijven wat er ‘niet’ is.''

Enno de Witt
Een dichter die over ‘het wankele licht van de zon’ schrijft ‘die ergens daarginds in de verre Noordzee ondergaat’ met regels als ‘zwaluwen, vissen zingen in melkwegweerspiegelende sloten’ en ‘de zachte steen welke is de huid van / haar droomgestalte op een warme zomerdag in het / mulle zand’ geeft ons een echo van zijn ziel.
Anouk Smies - mijn cloud, die de uwe is
Volgens Jan van Gulik legt Anouk Smies in de bundel ‘mijn cloud, die de uwe’ is, de ongenuanceerdheid van de wereld binnen de data bloot: ‘Een origineel inzicht in de invloed van technologische ontwikkeling op het mens-zijn. Associaties volgen kort op elkaar, waardoor de lezer in het brein van de mediaverslaafde kijkt.’
Liefde op de muur in Siena
‘Ik herhaal u’, schrijft Louis Couperus, ’ik heb van die vreemde, historiesche bevliegingen en dweperijen’. Hans Franse kan daar wel iets bij denken, als hij iets leest, wil hij het ook zien en zichzelf ter plekke overtuigen dat het inderdaad zo wonderschoon of bijzonder is. En dan rijdt hij erheen. Zo komen we vandaag in Siena.

Désirée-Christine van Blitterswijk
Een dichter die zinnen weeft als ‘je zou kunnen zeggen thuis is / een lichaam zonder armen’, doet ons nadenken en herinneren, ‘een verheldering van het niets / wat je tijdelijk bewoont’. De woorden confronteren ons, hebben urgentie, ‘we helen er muziek en wonden mee / benen verstrengeld in benen / als ik de woorden aan je lichaam rijg’.

