Meandermagazine
Halfstok
De Dodenherdenking op 4 mei jl. zal bij velen gemengde gevoelens hebben opgeroepen. Enerzijds herdachten zij ongetwijfeld de tussen 1940 en 1945 massaal omgebrachte Joden, en anderzijds ook de Gazanen, in veler ogen slachtoffers van de staat Israël. Rogier de Jong belicht drie Joodse en Israëlische dichters die de thema’s hoop en vrijheid elk op hun eigen manier in hun poëzie hebben verwerkt.
Jeroen van der Doef
Tegen deze gedichten zeggen we graag JA. De poëzie van Jeroen van der Doef heeft iets ouderwets, iets van thuiskomen na die gekoesterde reis langs mijmeringen, dromen en herinneringen. Dat ademen voor een ander en ‘twijfel is zoals / zoveel / zomaar een woord’. Eigenlijk is het heel simpel:
‘Je zucht eens diep / leest een gedicht / in een adem uit’.

Het commentaar op het vertalen van poëzie
Peter Vermaat en Hans Puper hebben beiden een uitgesproken mening over het vertalen van poëzie. In het derde deel hierover verbreedt hun conversatie zich. Ze spreken over vertalen als vorm van onderzoek. Over een ‘tussentaal’ nodig hebben als je de brontaal niet beheerst. Ze buigen zich over de hamvraag: is een vertaling van poëzie altijd een herschepping? Het commentaar op het vertalen van poëzie in een tweegesprek.
Interview Joz Knoop
Joz Knoop hecht niet aan vaste vorm, maar wel aan vorm. Teveel vorm kost inhoud. Bijna alle titels van zijn bundels hebben een wiskundig principe in zich. Het – door hem uitgevonden - jozzonet is ook een soort meetkundig spiegelen. Zijn spel draait om cijfers en letters, dat is de rode draad in zijn leven. Poëzie is voor hem communicatie. Eénrichtingsverkeer, dat dan weer wel.

Yasmin Namavar - Verblijf
In het debuut ‘Verblijf’ van Yasmin Namavar onderzoekt de dichter elke poging van verblijven, zegt Hettie Marzak. Ze geeft aan dat ‘de gedichten breken met alle hedendaagse trends’, en vindt dat Namavar zinderend dicht: ‘Haar poëzie is zintuiglijk, uitbundig, weelderig, de taal voluptueus en wulps, zeker in de erotische gedichten, met metaforen die regelrecht uit de verhalen van Duizend-en-een-nacht lijken te komen.’
Rinske Kegel
Net zoals deze dichter zich op een moment ‘vredig en tijdloos’ voelde, zo ervaren wij haar poëzie. Wij zien geen ‘zwerm puttertjes die uit een meidoornstruik’ vliegen maar wel het niets waar de dichter ‘in fietste’, ‘en dat niets verdween dan weer /om plaats te maken voor nieuw niets’, en die herhaling, ‘het niets bestond steeds opnieuw’ stelde ook ons gerust op een vage manier.