Recensies
Anne Meerbergen – Aanmoederen
In haar debuutbundel geeft Anne Meerbergen op delicate wijze aandacht aan verschillende aspecten van het moederschap. Dochter zijn van een moeder, zelf moeder worden, moeder zijn en het loslaten van de kinderen wanneer deze geleidelijk op eigen benen komen te staan. Johan Reijmerink las ‘een zoete bitterheid in deze weloverwogen verzen’, en concludeert: ‘Meerbergen heeft in deze debuutbundel haar eigen ervaringen over de ambivalente gevoelens tussen moeder en kind op een universeel niveau weten te brengen.’
Floor Buschenhenke - Parachute
Ernst Jan Peters vindt Parachute van Floor Buschenhenke een boeiende verzameling talige observaties. De spanning tussen het hemels-mystieke en het dagelijks-praktische speelt daarbij een belangrijke rol: de parachute is er om de overgang tussen zweven en landen te begeleiden. Als je niet hoeft te landen, is de parachute een overbodig attribuut, maar wie wil er niet een keer landen?
Athena Farrokhzad - Een witte suite
Laura Demelza Bosma is onder de indruk van ‘Een witte suite’ van Athena Farrokhzad, die in de jaren tachtig met haar familie vluchtte uit Iran. ‘Door de stemmen ervaart de lezer van deze bundel hoe de nasleep van zo’n ingrijpende ervaring beleefd kan worden. (…) Uiteindelijk bereikt zij door haar oprechte meedogenloosheid dat er voor alle vijf de stemmen de ruimte is om naast elkaar te bestaan.’
Karel ten Haaf - Nilfisk!
Hans Puper over ‘Nilfisk!’ van Karel ten Haaf: “Bij de [naakt]foto ‘Tegen de nieuwe kuisheid’ kun je je schouders ophalen, ondanks de vaststelling ‘Seks is een prachtig terrein voor een / kunstenaar. Er zijn nog zoveel taboes’. Als Ten Haaf al een taboe aanpakt, dan betreft die ander soort kuisheid, door sommigen kiesheid genoemd en die in wezen angst is voor de dood: het vermijden van gesprekken over terminale kanker.
Désanne van Brederode - Verzonnen grond
Désanne van Brederode heeft als schrijfster sinds haar debuut in 1994 zeven goed ontvangen romans op haar naam staan. Na ruim 20 jaar waagt zij zich voor het eerst aan de poëzie, of beter gezegd: brengt zij haar poëzie na enige aarzeling naar buiten. Recensent Eric van Loo ervaart haar gedichten vaak als breed uitgesponnen en redenerend, maar vindt ‘Verzonnen grond’ toch een interessante bundel geworden, mede door de onbevangen manier van poëzie schrijven.
Krijn Peter Hesselink - toondoof
Peter J.R. Vermaat over ‘toondoof’ van Krijn Peter Hesselink: ‘De gedichten van Hesselink voegen zich naadloos in de hedendaagse traditie van weinig muzikale, maar vooral verhalende poëzie, waarin de auteur zijn best doet om elementen uit twee verschillende werelden bij elkaar in de kamer te krijgen’. Naast minder goede staan er ook goede gedichten in de bundel.
Francis Ponge - Het zakboekje van het pijnboombos
Levity Peters over ‘Het zakboekje van het pijnboombos’ van Francis Ponge: ‘Er is geen dichter met wie ik zoveel plezierige uren heb doorgebracht als Francis Ponge. (…) Ponge is in ons taalgebied 'de dichter der dingen' genoemd. (….) Wat was die dichter goed! Ik ken niemand die dichter aan de essentie raakt 'van de dingen' waar het om gaat.’ De vertaling is van Christian Hendrikx.
Andreas Oosthoek – Witheet nadert de ijsberg
Herbert Mouwen las ‘Witheet nadert de ijsberg. Verzamelde gedichten’ van Andreas Oosthoek. Volgens de dichter zelf gaan zijn gedichten ‘over de durende vermenging van fantasieën met de ijzingwekkende werkelijkheid’. Mouwen herkent dit, maar het kost hem soms moeite om inhoudelijk die verbinding te duiden. 'Dan begint (...) het spel van grip krijgen op de tekst door beelden te associëren, verschillende gedichten naast elkaar te leggen en de (andere) betekenissen van woorden op te zoeken.'
Wouter Godijn – niets = iets
Peter J.R. Vermaat vindt ‘niets = iets’ van Wouter Godijn ronduit slecht: ‘Een gedicht moet de lezer onraad laten ruiken, hem terug lokken naar de taal om de bron van de verdenking op het spoor te komen en bij herlezen nieuwe raadsels scheppen. Daarvoor is muzikale taal nodig, het verschuiven van de betekenis door klank en ritme, zodat er nooit staat wat er staat en niet staan zal wat er stond. (…) Anders dan de uitgever ons wil doen geloven, is Godijn niet de taalgeneraal die met zijn woordenleger de Nederlandse poëzie onderwerpt, maar laat hij eerder de exercities van een kletsmajoor zien.’