Recensies
Jacobus Bos - Wie de geest krijgt
Recensent Æde de Jong vindt in de nieuwste bundel van Jacobus Bos, ‘Wie de geest krijgt’, uitnodigende gedichten die ogenschijnlijk simpel en toegankelijk zijn, maar die zich pas na vele lezingen blootgeven. ‘Vormvaste, verraderlijk simpel verwoorde gedichten vol intertekstualiteit, existentialisme en diepgang.’ De bundel bevat verder ‘rijke, beeldende poëzie, waarin voor meerdere soorten poëzielezers van alles te beleven valt.’
Patrick Conrad - Oude, koude nachten
Patrick Conrad schreef in 100 gedichten zijn memoires in ‘Oude, koude nachten’. Marc Bruynseraede is van mening dat bedenkingen bij de dood en het menselijk bedrijf maken zijn gedichten bijdragen van blijvende waarde. ‘De taal die hij gebruikt is heel Conradiaans: verfijnd gemanicuurde esthetiek die samengaat met een prangend-duistere realiteitszin. Dat wat er staat moet er goed uitzien, al is het ook geschreven vanuit een zwarte schaduwpartij.’ Een longread.
Luc Vanhie - Spiegels van verlies
In de strak gecomponeerde bundel ‘Spiegels van verlies’ onderzoekt Luc Vanhie wat verlies betekent. Douw Wilts is enthousiast: ‘Vanaf het begin zet Vanhie de spanning erop. Het is echter allerminst een sombere bundel; het licht spat bij vlagen van de pagina’s. Met de inkt van dat licht herschrijft hij de betekenis van verlies. Het verlorene kunnen wij niet verliezen; het blijft ons bij. Ik zou dat de paradox van het verlies willen noemen.’
Marc Lonneville - Cassandra stuiterbal
Verhalen en personages uit de Griekse mythologie duiken overal op in ‘Cassandra stuiterbal’, het debuut van Marc Lonneville. Volgens Hettie Marzak: ‘zijn de gedichten afzonderlijk misschien niet altijd te begrijpen door hun beeldspraak, waarvan alleen de dichter zelf de ontstaansgeschiedenis en de bron kent, de bundel vormt een mooi, afgerond geheel met een duidelijk verloop van de gebeurtenissen, die zich als in een film ontrollen naar het einde toe.’
Maria Barnas - Diamant zonder r
Maria Barnas onderzoekt in ‘Diamant zonder r’ haar Poolse voorgeschiedenis. Johan Reijmerink zegt hierover: ‘’Deze bundel mag als een schitterende ‘diamant’ worden toegevoegd aan de eigenzinnige verzameling die Barnas tot nu toe heeft geschreven. Haar Poolse wolf heeft nu definitief een plaats verworven binnen haar meervoudige identiteit die nog altijd in volle beweging is.’’
Roland van den Bergh - kleine heuvel
Kamiel Choi is niet onder de indruk van ‘kleine heuvel’, de bundel van dichter en uitgever Roland van den Bergh: ‘’Volgens zijn website is hij ‘gewoon iemand die ergens wat zit te dichten’ en gaat het om de ‘talige objecten die we gedichten noemen’ die kunnen aanzetten tot tweespraak met de lezer. Op sommige momenten is me die tweespraak gelukt, namelijk waar de auteur de beelden voor zichzelf laat spreken.’’
Bianca Boer - Vaste grond
In ‘Vaste grond’ van Bianca Boer treffen we gedichten aan die traditioneel van vorm zijn. Herbert Mouwen noemt de inhoud: markant. ‘’De directe beschrijvingen van de waarnemingen transformeren geregeld tot een opvallende metafoor, ook als ze doodgewone, alledaagse zaken behelzen die met eenvoudig woordgebruik gepresenteerd worden. Ook die poëzie bestaat en ‘nog altijd zien andere mensen dat’. ‘’
Emma Crebolder - Uitlichten
Peter Vermaat merkt op dat de gedichten in ‘Uitlichten’ van Emma Crebolder weinig aan de verbeelding overlaten: ‘Mogelijk kan een tachtigjarige de zware hamer van de taal niet meer voortdurend optillen en laten vallen, wellicht weegt een woord al snel teveel om het nog van het blad te kunnen vegen, wie weet zingt een melodie nog in je hoofd waarbij je alle klanken al verloren bent.’
Peter van Lier - Minieme gebaren/Minym ferweech
In de bundel ‘Minieme gebaren/Minym ferweech’ van Peter van Lier zijn de gedichten ook vertaald in het Fries. Maurice Broere buigt zich over de Nederlandstalige gedichten: ‘Peter van Lier laat je kijken naar de natuur en je omgeving. De neerslag van het kijken vind je terug in de gedichten die hij op een eigen manier vormgeeft door woorden een plaats te geven die je als lezer niet verwacht. Die plaatsing is wel functioneel, omdat het spanning geeft in het vers en omdat woorden extra nadruk krijgen.’