Gedichten
Pieter Lobbezoo
April
Ik zie onder mijn huid de aders lopen
Als ik mijn hand tegen het licht houd.
Als het december is en ik mijn mouwen opstroop
Zie ik ringen rond mijn onderarm lopen
Ik heb ze geteld, het zijn er drieënveertig links
Tweeëndertig rechts. Vanaf de polsen naar boven.
Er is niemand die me kan vertellen wat het betekent
Maar in de wintermaanden voelt het alsof ik van kwarts ben
Koud, bleek, met als enige kleur die vijfenzeventig ringen.
Drieënveertig links, tweeëndertig rechts.
Ik hou niet van sneeuw, het is koud, bleek en het smelt
Tot een onooglijke platgelopen drab.
Ooit een gelukkige sneeuwpop gezien?
Nu is het goddank april.
Als het lente is lijkt mijn huid minder op het berkenfineer
van mijn bureau. (De nerven zijn zo helder in het kwarts.)
Dan voel ik de zon op mijn huid als een film bijenwas,
en lijk ik van amber, donkerder, warmer.
Jaarringen zeggen iets over hoe een boom leeft.
Bij droogte of koude zijn de ringen dunner
De boom steekt zijn energie in zichzelf levend houden,
Is het warm en vochtig, dan zijn de ringen dikker
En groeit de boom beter.
Ik zou het liefst net als de kat van de buren
Overdag op de warme tegels van het terras gaan liggen
totdat het te warm wordt.
En dan in de schaduw van de boom gaan liggen.
Ze hebben de boom in de tuin omgezaagd,
Niet helemaal, er staat nog een stuk stam.
Ik probeerde de ringen tellen, maar ze waren te dun.
Jaarringen zeggen iets over hoe een boom leeft
Kan je de ringen zien, dan is de boom veelal dood.
Ze hebben de boom in de tuin omgezaagd.
Nu zit er iedere ochtend een verdwaalde duif
Onder mijn raam te koeren. Ik begrijp hem wel,
Maar heb toch liever een wekker die ik uit kan zetten.