Jurre van den Berg (Thesinge, 1986) debuteerde dit voorjaar officieel met de dichtbundel Binnenvaart bij Uitgeverij Passage in een nieuwe reeks die bestaat uit werk van winnaars, jong literair talent, van het Hendrik de Vries-stipendium. Van den Berg heeft net zijn studie Sociologie afgerond aan de universiteit van Groningen, waar hij in het collegejaar 2005-2006 huisdichter was, en is redactielid bij Doe Maar Dicht Maar.
Wat heeft je aan het dichten gebracht?
Volgens mij is het antwoord op die vraag vaak veel prozaïscher dan men meestal denkt: heel toevallig door een opdracht van een docent op de middelbare school, ik was toen zestien. Iemand zegt tegen je: ‘Het is een fraai gedicht’. Je gaat ermee door. Je valt in de prijzen bij een wedstrijd. Zo gaat een balletje rollen. Ik ben overigens begonnen met korte verhalen, maar daarmee houd ik me de laatste tijd niet meer bezig. Het dichten is later gekomen.
Je gedichten ‘Dit weten’ en ‘Opnieuw beginnen’ komen uit de reeks ‘Wij zijn hier pas sinds gisteren’ uit je bundel Binnenvaart. De reeks is geïnspireerd op het bijbelboek Job. Hoe kwam je bij dit bijbelboek?
Het antwoord is tweeledig. Omdat ik een project wilde insturen voor het Hendrik de Vriesstipendium. En omdat ik met iets anders bezig wilde zijn dan Groningen en studenten, zoals ik als huisdichter deed. Onder andere daarover ging mijn eerste bundel Avondkikkers, een uitgave van Stichting Universiteitsblad Groningen. Ik wilde conceptueler met poëzie bezig zijn. Dat ik uitkwam bij Job, wil niet zeggen dat ik religieus ben of dat ik me verwant voel met Job. Het zijn de taal en de thematiek die me aanspreken.
De thematiek van het lijden?
Men zegt altijd dat het over het lijden gaat, maar ik denk dat Job – tevergeefs – wil begrijpen waarom hem iets overkomt. Het thema is eerder het idee dat alles wat er gebeurt betekenis heeft, dat er een oorzaak of reden achter zit.
De bundel Binnenvaart opent met ‘Voor het vertrek’. Waarom met dit gedicht?
‘Voor het vertrek’ kan gelezen worden als een poëticaal of programmatisch gedicht: het gaat over de voorbereidingen op een reis. Kinderen die op vakantie gingen en opgewonden waren over dit vooruitzicht, kregen soms van ouders een lepel jenever. Om hen gerust te stellen. Het gedicht is een voorbereiding op het lezen van de bundel, het feitelijk vertrek. Ik beschouw het lezen van de bundel als een soort tocht. Binnenvaart staat voor beweging. Niet zoals in Exodus; eerder zoals in Odysseus: de beweging in Binnenvaart is begrensd. Een binnenvaart is een tocht op en neer, zoals ook in de bundel de dingen steeds weer terugkomen:
te bewaren, wat we achterlaten
waar onze pijngrenzen liggen
Het thema van de bundel is ook dat iets wat afwezig is, heel erg aanwezig kan zijn. Een klassiek thema. Dat wat er niet of niet meer is, intrigeert. Wanneer poëzie begint bij de observatie, valt – en dit is de paradox – vaak dat wat ontbreekt op. Waarom denken we aan een fiets als we alleen een slot aan een hek zien hangen? Waarom vergeten we zoveel dingen en kunnen ze plotseling terugkomen? Het is vaak – letterlijk – onvatbaar en poëzie kan helpen te vatten.
Erik Lindner omschrijft je in zijn recensie over Binnenvaart als ‘een dichter die ingehouden en voorzichtige poëzie schrijft en zo een vreemde eend lijkt in dat expressieve Groningen’. Herken je jezelf in die beschrijving?
Mijn poëzie is onderzoekend, een – vaak slechts tentatieve en strandende – poging de werkelijkheid in kaart te brengen en te ordenen om deze te aanvaarden. Ik denk dat die beschrijving van Lindner wel klopt, en ik was blij dat een keer niet alles uit het noorden over een kam werd geschoren. Er is, zeker sinds de Dichters uit Epibreren, een sterke, vaak lichtvoetige, podiumtraditie, maar ook anderen, zoals Jan Glas en Kasper Peters, weten zich hiervan op papier te onderscheiden.
Je treedt ook op, samen met een muzikant?
Ja, met Vincent Zwiggelaar, een pianist die ook componeert. Filmpjes van optredens zijn te vinden op You Tube: ‘Vraag je niet af’ en ‘En er zijn havens’.
We bewonderen elkaars werk, inspireren elkaar en zijn erg op elkaar ingespeeld. Klank en beleving in poëzie is voor mij essentieel. De muziek versterkt de gedichten en maakt ze voor de toehoorders toegankelijker, wat niet wegneemt dat poëzie naar mijn mening op papier moet bestaan.
Wat zijn je plannen?
Ik ben net begonnen aan een tweede (onderzoeks)master in de sociale wetenschappen. Ik zie mijzelf hoofdzakelijk als socioloog. Gelukkig sluiten sociologie en poëzie elkaar niet uit, – poëzie is er als het er is. Ik zou moeite hebben met het idee van schrijven te moeten leven. Ik zie bij veel collega’s en vrienden hoe moeilijk dat kan zijn, ook mentaal. Daarnaast werkt het erg relativerend dat ik niet altijd met een academische blik naar mijn eigen poëzie hoef te kijken.