Van Dimitri Antonissen (1974) verschenen gedichten en verhalen in literaire tijdschriften als Lava Literair, Sampel, Meander en in NRC Next. Hij is 35, woont in Antwerpen in de schaduw van het Beerschotstadion, en is verzot op zijn vrouw, dochter, hardlopen, lekker eten, kranten, ArtLine-stiften, New York en Shiraz. En op stiftdichten: in krantenartikelen woorden schrappen tot er een gedicht overblijft. Hij publiceert zijn vondsten op www.stiftgedichten.com. In april verschijnt bij de Wintertuin een eerste bundel. Meander stelde deze bijzondere dichter enkele vragen.
Hoe ben je op het idee gekomen om te gaan stiftdichten?
Ik werk als chef nieuws bij een krant. Dat betekent vooral dat ik stapels kranten lees. Alleen al bij mij thuis vallen er elke ochtend vijf in de bus. Je kan daar de volgende dag de aardappelen op schillen – wat we óók doen – maar ik vind een gedicht een mooier einde voor een oude krant. Overdag maak ik dus de krant, ‘s avonds streep ik ze weer helemaal weg tot er enkel poëzie overblijft. En of het nu De Standaard, Het Laatste Nieuws of NRC is, een groot interview of het weerbericht; echt overal in de krant stuit je op fantastische woorden en zinnen.
Hoe gaat het ‘schrijven’ van zo’n stiftgedicht precies in zijn werk?
Ambachtelijk bijna. Het heeft een hoog knutselgehalte. Met mijn potje vol stiften voor me op de tafel – ik ben ondertussen de trotse bezitter van alcoholstiften in zowat elk denkbaar formaat – en een tekendriehoekje in de hand, ga ik aan de slag. Als ik stiftdicht, lees ik de krant niet, maar scan ik een woord. ‘Retteketet’ bijvoorbeeld in ‘Ingooigem’. Of een deel van een zin: ‘bakken opgedroogde tranen’ in ‘Grootgebraçht’. Daarna ga ik zoeken of daar in de buurt nog meer woorden staan waar ik iets mee kan. Net zoals bij een gewoon gedicht gaat dat soms heel snel. Een andere keer duurt het een hele nacht.
Niet alleen moeten de juiste woorden te vinden zijn in het artikel – ik heb al gedichten moeten wegwerpen omdat net één lidwoord ontbrak. Ook visueel moet het werken. Je mag als lezer niet te lang zoeken naar de juiste volgorde. Pas als het helemaal in mijn hoofd zit, grijp ik naar mijn stift. Eerst omlijn ik met een dunne stift voorzichtig de woorden. Daarna neem ik een dikkere ArtLine-stift om te schrappen. En dan maar hopen dat je niet per ongeluk een letter wegstreept die je toch nodig had. Zo’n gedicht tevoorschijn zien komen, is het zaligste van het hele proces. Ken je nog die magic markers van vroeger, waarmee je als kind over een speciaal stuk papier moest gaan tot er een tekening uit het niets tevoorschijn kwam? Dat gevoel geeft het.
Schrijf je ook ‘gewone’ gedichten?
Ik heb vroeger vooral veel kortverhalen geschreven. Maar net als de stiftgedichten hadden ook die een vrijwillige handicap. Het waren ultrakorte verhalen van exact vijfhonderd lettertekens lang. Bij een ander project beperkte ik mij dan weer tot 21 zinnen. Die vind je trouwens nog terug op www.myspace.com/bloemennochkransen en http://users.skynet.be/boekblog. Ik zoek nog iets heel slims en psychologisch om te verklaren waarom ik dat doe, maar laten we het er voorlopig op houden dat ik dat mooi vind: zo’n tekst die, door die handicaps, een beetje moet manken.
Je geeft in april je werk uit bij de Wintertuin. Ben je zelf naar die uitgeverij gestapt of is het omgekeerd gegaan?
Zoals dat gaat bij écht mooie relaties, weten we niet meer wie nu eerst knipoogde naar wie. Maar ik herinner me het ongeveer als volgt: ik had eerder al spontaan de vraag gekregen van een andere uitgeverij of ik ‘al eens aan een bundel had gedacht’. Behalve wat heen en weer mailen, gebeurde er echter weinig concreets. Totdat de dichter Maarten Inghels de Wintertuin suggereerde. Ik kende hen al van het fantastische festival dat ze organiseren. En zij kenden mij al omdat hun redacteur mijn weblog al maanden bleek te volgen. Love at first sight, heet zoiets.
En wat na die bundel, gewoon verder stiftdichten?
Een roman van tweeduizend pagina’s. Zes toneelstukken. De verfilming van deze bundel. Enzovoort. Maar misschien maak ik daarvoor ook nog wel een paar stiftgedichtjes (lacht). Ik treed overigens binnenkort live op met mijn stiftgedichten. Op 13 maart op het Boekenfeest in Nijmegen en op 27 mei op het Wintertuinfeest in Arnhem.
Ben je de enige stiftdichter?
Maarten Inghels heeft een paar stiftgedichten gemaakt. En in Nederland heb je Dennis Gaens. Verder krijg ik ook heel leuke reacties van leerkrachten die het in hun klas gebruiken. Zo is het eigenlijk ook ontstaan: het gaat al jaren mee als techniek in poëzieworkshops. Tot in de VS, waar Austin Kleon er zich als eerste serieus mee is gaan bezig houden. Van zijn ‘newspaper blackout poems’ verschijnt binnenkort een bundel bij Harper Collins.
Heb je voorbeelden?
Kleon is dus een voorbeeld. Maar ik kijk naar zoveel mensen op: Herman De Coninck, zo makkelijk dat hij het doet lijken; Ovidius, een oude dude, maar het leest als een trein; ‘De kleurenvanger’, een gedicht vermomd als roman, van Peter Verhelst; Tjitske Jansen: zo jong, zo straf; Spinvis en De Jeugd van Tegenwoordig, twee van de beste dichters uit de Lage Landen; Dan Le Sac & Scroobius Pip; Banksy. En Paul Auster, Dan Rhodes, Jonathan Safran Foer en Nick Hornby zijn zó goed dat je nooit van je leven nog een pen zou durven vast nemen. Daarom vind ik wat ik doe zo’n goede keuze: niet schrijven, maar schrappen.