LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Bouke Vlierhuis – Zingt

29 jul, 2011

De wonden maak je zelf

door Roel Weerheijm

Onrust en zelfdestructie is wat de verteller van Zingt drijft. Als Zingt iets is, is het afbraak. De gedichten spreken zichzelf tegen: ze bestaan, ze staan op papier, maar ze willen zichzelf vernietigen.
Het eerste gedicht, ‘I.M.P.’, een in memoriam patris, opent met de strofe:

Herinneren. Bedenken. Het is een proefles van een cursus schrijf jezelf aan flarden.
Schrijf iets over je vroegste jeugd & houd het resultaat stijf tegen je borst.

‘Schrijf jezelf aan flarden’: dat is wat de dichter wil doen in deze bundel. Het staat lijnrecht tegenover de titel: Zingt voorspelt iets ‘moois’, iets wat optimistisch is gestemd. De dichter wil iets buiten de dichtbundel benoemen, bezingen. De titel voorspelt lyriek, liefde misschien. En een poëzie die van binnenuit, dus oprecht van karakter, naar buiten komt. Iets wat de dichter met de buitenwereld wil delen.

Maar in Zingt gebeurt precies het tegenovergestelde. De gedichten zijn niet mooi en niet optimistisch. De dichter zoekt niets buiten de bundel, of zelfs buiten de poëzie. Geen letter uit de bundel is lyrisch, liefde is hooguit aanwezig in een duistere, wrange vorm. Ja, de gedichten komen van binnenuit – niet vanuit het binnenste van de verteller die iets wil delen, maar vanuit zichzelf. En, gek genoeg, de gedichten die uit zichzelf voortkomen, willen zichzelf direct weer vernietigen. Verliezen, verdwijnen, schade toebrengen aan jezelf of anderen en de dood: Zingt cirkelt rondom destructie. Initiatief om eraan te ontkomen, is gedoemd te mislukken, zoals in onderstaand gedicht:

*
Vandaag had ik zin om iets heel anders te maken.
Ik was moe & alles wat ik vastnam brandde in mijn handen.
Ik had zin om dingen aan te raken.

Alles wat geen vorm had: stapels, troep in de schuur
het oud papier dat, hoewel gelezen & weggegooid
nog een vage belofte inhield.

Ik had zin om dingen voor eens & voor altijd te regelen.
Geen gebel & gemail heen & weer
maar eenzijdige, beslissende actie.

Iets totaal nieuws neerzetten & al het andere wegvagen.
Als er toch stapels moeten zijn ze kaarsrecht ordenen
& nooit meer aanraken.

& als er dan toch troep moet zijn de hele zooi
met vernis bespuiten & als er dan toch –

Niet antwoorden.

We ontkomen er niet aan, de draaikolk die ons naar beneden trekt. We zijn het passieve equivalent van hen die we denken te zijn. Voor wie er anders over denkt, dringt de verteller een programma op aan de lezer:

PROGRAMMA

De achterstandswijken van het woordenboek tot worstvlees malen.
Het dichters verbieden nog langer poëzie te lezen die hen gelukkig maakt.
Geen dagen meer besteden aan doorgronden.
Beroepslezers door foltering dwingen zonder woordenboek
naar spelende kinderen te kijken,
in de zandbak kattendrollen te vreten.

Is het in de gedichten één en al mislukking en (zelf)vernietiging? Geregeld duiken zinnen op die een duiding proberen te geven aan de dingen, die een consistente visie willen vormen. Zelfs de deconstructie van de wereld kun je benoemen. Helaas blijven de ‘wijsheden’ van de bundel teveel in gemeenplaatsen hangen. Ze benoemen niet, maar leggen uit – datgene, zelfs, wat helemaal geen uitleg behoeft in de context van deze bundel.

De wonden maak je zelf. Dat vergeet je niet.

Of:

Ik weet niet wie ik ben maar ik moet schrijven.
Ik weet niet wie ik ben dus ik moet schrijven.

Het lijkt alsof die wijsheden de destructieve kracht van de gedichten tegenwicht moet bieden. Alsof de dichter iets nieuws, iets eigens op wil bouwen, te midden van het geraas. Helaas werkt dit niet. Die zinnetjes leveren niets aan nieuwe, laat staan oorspronkelijke inzichten op. Ze staan er een beetje pretentieus en leiden af van het donkere karakter van de bundel – dat hierdoor trouwens veel aan zeggingskracht inboet.
Nog een andere retorische tekortkoming is het beantwoorden van vragen. Juist die vragen zijn op zichzelf suggestief sterk, maar het antwoord dat erop volgt, schopt alles onderuit.

Waarom laat ik me
artiest maken? Vreet ik vrijwillig mijn vingers op?

Nee.

Nou ja, dan had je het ook niet op hoeven schrijven.
Ronduit storend is het gebruik van een &-teken als de dichter ‘en’ wil zeggen. Het is verleidelijk er een betekenis aan te geven. Ik zou hier kunnen schrijven dat de zelfvernietigende kracht van de poëzie van Zingt uiterst succesvol heeft toegeslagen op het vaakgebruikte voegwoordje ‘en’ – maar nee. Een strofe die, omslachtig, een an sich aardig beeld beschrijft, wordt op die manier effectief irritant:

Kruipt een slak over mijn raam die Morse seint.
Kort & lang & slijmerig wat plakt & wat niet plakt,
wat blijft & wat glimt – blijft glimmen.

Wat ik me ondertussen ben gaan afvragen: Zou de dichter zelf geschrokken zijn van de zelfdestructieve kracht van deze gedichten? Zouden die rare &-tekens en wijsneuzige zinnetjes ertussen zijn geplaatst om dit wat af te zwakken? Of had de dichter niet in de gaten dat dit juist het krachtigste aspect van deze poëzie is? Was de aandacht dáár naartoe gegaan en had de dichter zich ingespannen daar een originele, oorspronkelijke poëzie omheen te scheppen, dan was dit een ijzersterke bundel geweest. Helaas valt het nu wat tussen de wal en het schip: Zingt wil een oerkreet zijn, maar verontschuldigt zich tegelijkertijd voor zichzelf.

Zingt zingt niet. Het schreeuwt. Rauw, onrustig, vals, bang en onzeker – maar helaas niet overtuigend genoeg. Het schreeuwt zichzelf kapot – maar helaas niet krachtig genoeg.
De bundel maakt overigens wel benieuwd naar nieuw werk van Vlierhuis, want zijn gedichten geven blijk van een goede dichtershand. Het is jammer van die storende elementen, de gemeenplaatsen en de verontschuldiging voor het destructieve in de poëzie. Als hij in oorspronkelijk werk die destructie laat zegevieren, kan dat nog iets moois gaan opleveren.

****
Bouke Vlierhuis (1976) was jarenlang poëzierecensent voor Meander. Hij publiceerde non-fictie, verhalen en gedichten in Op ruwe planken, Opspraak, De Brakke Hond, De groene Amsterdammer en Trouw. In 2010 was hij medesamensteller van de bundel Nog een lente, dertig dichters gekozen door Meander. Tegenwoordig schrijft hij voor Vrij Nederland en is hij hoofdredacteur van Hanta.

     Andere berichten

Bloemlezing – Het komt goed

Bloemlezing – Het komt goed

Een wereldbibliotheek van geluk door Tom Veys - - Een gedichtenbundel samenstellen met als thema ‘geluk’ is geen sinecure. Samensteller...

Jonas Bruyneel – Mulhacén

Hallo? Federico? door Marc Bruynseraede - - Aan het literaire firmament is sinds kort een nieuwe ster verrezen: Jonas Bruyneel, aan de...