LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Anneke Wasscher – Atlas van de tijd

3 nov, 2017

Woorden leggen op lege plekken

door Herbert Mouwen

Een bundel openen met een gedicht dat ‘Hartslag’ heet, waarin de dichteres speelt met woorden als blootgeven, het zwijgen van de lichaamstaal en het spreken van dromen, daarmee trek je de lezer ogenblikkelijk de bundel in, of hij niet nu wil of niet. Atlas van de tijd van Anneke Wasscher suggereert een overzicht van poëzie die in een bepaalde tijd geschreven is. Dat is ook zo, ik lees in de begeleidende tekst dat de bundel ‘de oogst van tien jaar dichterschap’ is, maar na het lezen van het eerste gedicht vermoed ik dat vooral het kleine, het intieme, het fragiele een belangrijke plaats inneemt in haar gedichten. Dat is dus meer dan een overzicht van de tijd. Dat laatste blijkt zeker uit de eerste reeks ‘we leggen nieuwe woorden op een open plek’. Het openingsgedicht luidt aldus:

hartslag

zolang we elkaar beminnen zullen
zomers koosnamen fluisteren
geef jij je bloot in elke kus en oogopslag
lichaamstaal weet niet wat zwijgen is

we leggen nieuwe woorden op een lege plek
de zin vindt klankkleur van een liefdeslied
hemelsbreed herhaalt een vergezicht het ritme
van een oud gedicht dat ooit geschreven werd

kom bij me liggen in de wieg van diepe slaap
waar dromen spreken in een taal die tijdloos is

Wanneer je verder leest in de bundel, ga je niet alleen op zoek naar wie de ‘je’ kan zijn, maar je ontdekt ook een tijdlijn die voor veel lezers herkenbaar zal zijn: van samenzijn naar toekomst naar scheiding naar het vasthouden van (pijnlijke) herinneringen. Kortom, de eerste reeks in de bundel is het poëtisch verslag van een crisis, die een lange periode van een leven in beslag neemt. Vanuit het perspectief van de tijd ziet het voortgaan van de tijd in de gedichten van Wasscher er zo uit: de tijd is onder andere zichtbaar in een scheefgezakte schutting, in verf die loslaat. Ze is een lijn die je kunt volgen, een lijn die een houvast is: een bomenrij, strepen op de weg, hoewel de dichteres ook zegt: ‘en ik / ben niet in staat iets vast te houden’. Vooruitkijken blijft mogelijk, maar: ‘we hebben uitzicht op de tuin waar / nooit iets nieuws meer groeien zal’ tot het moment dat ‘het laatste beeld van jou verdwijnt’. Deze eerste reeks eindigt met boosheid, gemis, met ‘brieven in de la’, met de dood van de ander: ‘zijn uitvaart draagt een boetekleed / met sluiers van besloten kring’. De laatste gedichten gaan over de vermeende aanwezigheid van de ander, over de stilte met de aanwezige tekens, littekens en levenstekens.

Na de tweede reeks ‘een vleugel vangt beloftes van de zon’ met een zevental miniaturen die namen van personen dragen, pakt de dichteres het thema van de voortgang en vergankelijkheid van de tijd in de derde reeks ‘de onbegrijpelijke pantomime van eeuwigheid’ weer op. De gedichten zijn in relatie tot de thematiek wat abstracter dan de gedichten in de eerste reeks. Onderwerpen als licht en donker, de maan, het levenslicht en de winter komen langs en voeren de lezer mee naar een eindpunt: ‘nog een laatste hek in ’t landschap / opgenomen, dan een wei’. De dichteres heeft ook in deze afdeling veel aandacht voor lijnen en verbindingen die tijd zichtbaar maken, zoals een web, de smalle paden van de ouderdom, de langdradige verhalen van een vergezicht in een winterlandschap en bomen die de rijen sluiten. Wanneer het je als dichter lukt de tijdsmomenten met elkaar te verbinden, dan krijg je wellicht vat op de tijd en op je eigen tijd van leven. Mooi is het gedicht ’cirkel’ met een bloedkoralen ketting als metafoor voor de familieband, de bloedband. Het gedicht ‘de tijd’, waarmee deze reeks opent, wil ik de lezer niet onthouden. Ook hier is de hartslag aanwezig:

de tijd

ik kan niet om haar heen
ze spint het levenslicht in
een onzichtbaar web

ontsnappen is onmogelijk
ik ben gebonden aan haar
flinterdunne rag

ze is lijfelijk dichtbij
het ritme van haar hart
is hoorbaar in mijn stem

soms stelt ze me gerust
met mythes over eeuwigheid

Verrassend is de vierde afdeling ‘schuilen in de schaduw van het zwijgen’ met ontroerende gedichten over haar ouder wordende vader en moeder. Hoe mooi is de eenzaamheid van een oudere verwoord in de tweede strofe van het gedicht ‘als het later wordt’ met de versregels: ‘nu iedereen is weggegaan en niemand / meer de naam draagt van een vriend / praat hij voortdurend in zichzelf’. De gedichten in deze reeks zijn een concretisering van het ouder worden van de vader, de noodzakelijke verzorging, en zijn sterven dat te lezen is in ‘zeemeeuw’, het slotgedicht van de reeks. Even denk ik bij de titel: al weer één. Welke dichter heeft geen gedicht geschreven met een ‘meeuw’-metaforiek? De Nederlandse poëzie is overstelpt met ‘meeuw’-gedichten. Meeuwen die onbeweeglijk op meerpalen zitten te peinzen of boven de wijde zee hun rondjes vliegen. Maar dit gedicht ‘zeemeeuw’ is zeer betekenisvol als afsluiter van de reeks en als verbeelding van de dood van de vader met de fraaie openingsstrofe: ‘de morgen is bewogen / wanneer ik langs het strand / je lichaam vind’.

In de laatste afdeling ‘altijd verder dan een weg of wens begrijpen zal’ spreekt in het gedicht ‘juttersgeluk’, dat een ode is aan J. Slauerhoff, de ‘ik’ de dichteres en haar dichterschap toe met ‘je’ en met beelden als ‘jouw zee’, jouw storm’ en ‘jouw levenslied’. Daarna neemt de dichteres de lezer mee naar monumenten als het kerkje van Midwolde, Borg Nienoord te Leek en de Martinitoren in Groningen om te eindigen in Westerbork met een gedicht over de davidster.

De poëzie van Anneke Wasscher is beeldrijk. De beelden die ze in haar gedichten hanteert zijn altijd raak en begrijpelijk. Haar gedichten zijn toegankelijk, ze roepen niet alleen een bepaalde sfeer op, maar ze durven ook op verfijnde wijze beladen onderwerpen aan de orde te stellen. De dichteres schrijft heel precies en is streng voor zichzelf. Gevoeligheid is alom aanwezig in haar poëzie, alles wat neigt naar het sentimentele is vermeden. De woorden die ze op lege plekken legt, moeten precies passen en dat doen ze ook.

***
Atlas van de tijd is het debuut van Anneke Wasscher (1946). Gedichten van haar zijn opgenomen in verschillende bloemlezingen. Een interview met haar is te lezen in Meander.

     Andere berichten

Alex Deforce – Tussenbruggen

Alex Deforce – Tussenbruggen

Een brug te ver door Maurice Broere - - In het boek zit een soort sticker met een QR-code. Als je die opent, krijg je een soort...

Paul Demets – De schaamsoort

Terugblikken is confronterend door Hans Puper De ondertitel van Een schaamsoort, de nieuwe bundel van Paul Demets, is Briefgedichten aan...

Maria de Groot – Klokkenstoel

Maria de Groot – Klokkenstoel

Het voorgeschrevene en zijn afwijkingen door Ivan Sacharov - - Maria de Groot (1937) heeft als Nederlands schrijfster en theologe een...