LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Tsead Bruinja – Ik ga het donker maken in de bossen van

19 aug, 2019

Compromisloze poëzie

door Eric van Loo



In zijn recensie van Ik ga het donker maken in de bossen van in de Volkskrant spreekt Arjan Peters van ‘Een lastig begin’. Nou ja, recensie, Peters wijdt nog geen honderd woorden aan de bundel. De onaffe titel wekt wrevel bij de recensent. Op de website van boekhandel Athenaeum heeft Maarten Buser bijna duizend woorden tot zijn beschikking. Ook hij stoot zich aan bepaalde onvolledigheden: “Bruinja’s nieuwste bevat een aantal gedichten die als Dichter des Vaderlands gepubliceerd zijn en/of duidelijk op de actualiteit geïnspireerd zijn; een verantwoording of markering als zodanig ontbreekt opmerkelijk genoeg.”

Laten we deze recensie daarom gestructureerd aanpakken. De bundel heeft geen inhoudsopgave, noten of verantwoording, zelfs geen paginanummering. Daar zal vast een gedachte achter zitten. De enige structuur die de lezer geboden wordt is een indeling in vijf afdelingen: ‘ik moet deze boot lek steken’, ‘ik ga het donker maken in de bossen van’, ‘uitblinken’, ‘zijn we er klaar voor?’ en ‘ontzorg uw nabestaanden’.

In bijna honderd pagina’s poëzie schotelt Bruinja ons sterk uiteenlopende vormen voor. De afdeling ‘uitblinken’ bestaat uit vier pagina’s strip-poëzie, waarbij de tekst is vormgegeven en verwerkt in illustraties door dichter/beeldend kunstenaar Lies van Gasse. Maar ook het eerste gedicht springt eruit: vijf pagina’s tekst, die doen denken aan een stream-of-consciousness. De tekst mist de concentratie die ik doorgaans in poëzie zoek. Indrukken uit de binnen- en buitenwereld worden aaneengeregen. Slechts incidenteel worden poëtische technieken gehanteerd, met name variatie en herhaling: ‘wij bouwen aan een plafond / terwijl we aan een uitzicht zouden moeten werken’ komt terug in ‘terwijl wij aan een uitzicht zouden moeten werken / bouwen we een dak waar de zon op aast’, in ‘we leren hem aan een uitzicht / op aandacht te werken’, om via ‘wij bouwen een plafond / maken van leerplicht betaalplicht / van leerlingen potentiële leners’ te eindigen in ‘ik werk op mijn terras aan een uitzicht / dat geen plafond mag worden // ik ga deze boot lek steken / anders sturen ze ons terug’. De voorlaatste regel wijkt subtiel af van de titel van de afdeling. Of is het slechts een momentje van verminderde concentratie?

De overige gedichten hebben een meer gebruikelijke lengte van één of twee pagina’s. Opvallend zijn de prikkelende gedichtentitels uit deze eerste afdeling: ‘toonschoot’, ‘wolf in de korf’, ‘herfstvizier’, ‘eternalblue’, ‘onwelroffel’, ‘het juiste gebint’ en ‘workshop berusting’. Maar verder vliegen de gedichten alle kanten op, zowel qua vorm als inhoud. Soms sprookjesachtig: ‘op een landweg met modderige / bandafdrukken in de berm / kom je een haas tegen die je vraagt / hoe toevallig zijn wij hier’ of mysterieus: ‘het werd uitgeleverd in een deken / het werd uitgeleverd tijdens een etentje / men schudde elkaar de hand / en het werd uitgeleverd’. In ‘herfstvizier’ treffen we enkele en dubbele doorhalingen aan, die het toevallige of het tekortschieten van de taal benadrukken.

onwelroffel

er wachten mij twee tuinen
de ene de stort van het zwartste van de geschiedenis
waar ik ja zie je wel had ik toch gelijk
ik heb het altijd al gedacht
zal staan te roepen

tot ik bedenk dat jij er ook nog aan moet komen

lach en krimp
lachnkrimp


die andere tuin maak jij
hij ziet eruit als een onmogelijke plek
groen schoolplein

schipper mag ik overvaren

waar ik uhhuh zie je wel had ik toch gelijk
ik heb het altijd al gehoopt zal staan denken
terwijl ik je zoen mezelf knijp

krimp

Verderop in de bundel lezen we: ‘geef je kinderen een wereld waarin ze kinderen durven te krijgen’. De twee tuinen uit ‘onwelroffel’ lijken ook rond deze gedachte opgetrokken. Maar laten we vooral niet proberen deze poëzie te begrijpen. Tegenover ‘onwelroffel’ staat een titelloos gedicht dat als volgt opent: ‘man vrouw zon lamp mist hond schaap / dans vuur deur hond vrouw zon lamp / mist hart hoofd dak bloem voet bad / vuur bed zoon muur hond kat schaap’. Een gedicht als een leesplankje. Een gedicht dat met een dobbelsteen geschreven lijkt. Een gedicht dat de lezer behoorlijk op de proef stelt.

De tweede afdeling draagt dezelfde titel als de bundel, en bevat zelfs drie gedichten met de titel ‘ik ga het donker maken in de bossen van’. De gedichten ademen een mystieke sfeer. Bruinja bouwt voort op het eerste gedicht van de afdeling, een vertaling van een gedicht van de Schotse dichter Alexander Hutchison (1943 – 2015). Een bezwerend gedicht, voornamelijk bestaande uit distichons met vaste slotregel: ‘Alles is aan het jagen / alles is aan het verdwijnen // Alles is te gast / alles is aan het verdwijnen’. Hier lijkt een onheilsprofeet aan het woord.

ik ga het donker maken in de bossen van

je moet me loslaten zegt het bos de oude man
jij weet niet wat het is dat ik dan los zou laten
zegt het bos de jonge man

ik zag een geest opgebouwd uit geesten
die met elkaar vrijden en streden

een schokkend lichaam
dat dan eens de armen ter hemel wierp in extase
en dan weer misselijk op haar knieën lag

ik zag een ziek mens met een glimlach
en stak mijn hand door de broze botten
van zijn slappe ribbenkast

ik zocht medicijn

als deze wereld onderdeel is van iets wat één is
dan is dat één een één waaraan iets mist

uh dat kan niet
brandt het de bos mannen
doorruist als
één op de wind

In deze cyclus hoor ik, terecht of niet, een oude zanger op de achtergrond: ‘I saw a newborn baby with wild wolves all around it / I saw a highway of diamonds with nobody on it / I saw a black branch with blood that kept dripping’. Zou Arjan Peters ook aan dit eerste titelgedicht toegekomen zijn? Of had hij hier de bundel al dichtgeslagen? Het zijn lastige regels, moeilijk te begrijpen. Maar meer nog dan in zijn expliciete maatschappijkritische gedichten lijkt Bruinja hier aan een essentie te raken.

De vierde afdeling heet ‘zijn we er klaar voor?’ De gedichten in deze afdeling sluiten meer aan bij de actualiteit, en bevatten onder meer de eerste vier gedichten die hij als Dichter des Vaderlands publiceerde. Kritische, scherpe, humoristische en af en toe hilarische poëzie. Luister bijvoorbeeld eens naar ‘Mark my words’, waarvan de titel bij nader inzien naar onze immer lachende minister-president verwijst. Twee dagen na de aanslag in Utrecht op maandag 18 maart 2019 publiceerde de Dichter des Vaderlands in NRC Handelsblad ‘zijn we er klaar voor’ dat onheilspellend opent: ‘je kunt er geen kelder voor vullen met blikvoer / het is geen wat als ze komen want ze zijn er al / en ze zijn onder ons’. In het gedicht dat hieraan vooraf gaat lijkt hij deze gebeurtenissen meer vanuit een persoonlijke invalshoek te belichten: ‘en dat kan maar de wereld is veranderd’: ‘je zwaait je vrouw uit / je zwaait je man uit // je stuurt je kind naar school / en je verwacht het heelhuids terug // dan komt het bericht // lockdown zwart op straat / niemand meer naar buiten / niemand meer naar binnen / deuren dicht’.

De laatste afdeling, ‘ontzorg uw nabestaanden’, bestaat uit een aantal sterk uiteenlopende gedichten. Soms met Bijbelse connotaties, zoals ‘altaar afbreken / volk verdrijven’: ‘ik kwam de berg af en wist niet / dat mijn gezicht glansde’. Soms onbegrijpelijk en associatief: ‘uit onze bramen stootblokken / startblokken mogelijkheden // om dichter bij het hout te komen / moet ik gaan zitten’. Dan weer opeens een meer traditioneel, aangrijpende gedicht: ‘een moeder in het voorste bankje van de kerk / haar rug recht alsof ze de hele kerk draagt / een dochter voor haar die naast me lag / van wie we afscheid nemen’ (eerste strofe uit ‘rug’). De bundel eindigt met drie Friese gedichten met de vertaling in het Nederlands er doorheen gevlochten.

Met Ik ga het donker maken in de bossen van schotelt Tsead Bruinja de lezer een stevige bundel voor. Een fors formaat bundel met een duistere voorkant en een fors aantal gedichten van sterk uiteenlopende inhoud en toonzetting. Het gemeenschappelijke lijkt een sterke drive te zijn, de behoefte om dingen te zeggen, om zich uit te spreken. Soms stamelend, zoals in de onaffe titel, soms woorden schrappend en zichzelf hernemend, maar altijd bruisend van levensdrift en zeggingskracht.

____

Tsead Bruinja (2019). Ik ga het donker maken in de bossen van. Uitgeverij Querido, 92 blz. € 18,99. ISBN 9789021418629

     Andere berichten