Elbert Gonggrijp (Alkmaar, 1965) schrijft sinds zijn zestiende bijna dagelijks gedichten en treedt er regelmatig mee op. Natuur, liefde en filosofie zijn terugkerende thema’s. Het onvervulbare verlangen naar heelheid en het daaraan gekoppelde heimwee worden daarbij niet geschuwd. Zijn laatste bundel Bij benadering misschien dit verscheen in 2018.
foto Conny Lahnstein
–
Zoals het licht de dag verlaat en de schaduwen
rafelranden langs de daken maken – ik heb nooit
enig idee gehad dat dit van andere tijden was,
antieke voorboden van een diep verankerde
ondoorgrondelijke architectuur.
–
Om het te kunnen begrijpen moet je het langzaam
leren lezen – aan woorden heb je nooit genoeg.
De wereld ademt, maar vanuit een soort heimwee –
een opa tegen zijn kleinkind, die onbaatzuchtige
liefde van niets te hoeven willen.
–
Omarmt het mij, pakt het mij zachtjes beet, hoezeer
het ook aanvangt te verdwijnen. Het licht een oeroud
Egypte, een gouden sfinx van een dorstig verlangen
naar een eenmalig nu –
–
Je houdt nooit op met kijken, het grijpt je met
nieuwsgierigheid, een zich manifesterende filosofie
van alsmaar blijven bewegen, dat deze wereld
nooit stil zou staan tenzij anders.
–
Je komt telkens uit bij deze mysterieuze gewoonte
om te overleven zoals een tuin dit doet, nu, in dit licht,
in zijn openbaring, een verhaal waarvan ik de letters
nooit begrijp, zo simpel, zo eenvoudig.
–
Mocht ik het kunnen duiden dan waren de vogels
al gevlogen, is er niets meer te vinden van hun
gedaante, is het verlangen om te blijven weer
verdwenen. Ik werd een van hen –
–
Wat mij zoal passeerde – de gedachte dat alles anders kon zijn –
de voortdurende beweging aan de vloedlijn, ferme stappen in het zand,
maar hoe onzeker de richting. Het zou niet anders dan dat, het
zouden de meeuwen, het zou de pek en de verfomfaaide veren.
–
Overal bij stil te gaan staan, het water wijst een eigen plan, golft
mettertijd eenzelfde wezen – aandachtig, onverschillig en oeroud
van karakter. Waar mij dan nog op te beroepen nu alles bij
het oude blijft? Bewegingloos?
–
Dit is mijn handschrift. Ik tracht het krampachtig te behouden,
het vervloeit, vergeet zijn verhaal, draalt, verliest zijn zeggingskracht.
Liefdevol, een heel jaar lang achteromgekeken? Hoe zeg ik dit
zonder slag of stoot? –