Hans Puper studeerde Nederlandse taal- en letterkunde in Utrecht. Hij was zeventien jaar leraar en werd daarna onderwijsadviseur. In die hoedanigheid publiceerde hij regelmatig over didactiek en leesonderwijs.
In 2013 ontdekt hij de site van Meander. Omdat hij J.C. Bloem onderbelicht vond, in de afdeling Klassiekers, besluit hij een bespreking te schrijven over het bekende gedicht De Dapperstraat. Per omgaande post vraagt Joop Leibbrand hem om Meander te komen versterken. En aldus geschiedde.
Van 2015 tot 2020 was hij redacteur en coördinator van de recensierubriek. Begin dit jaar heeft hij die taak overgedragen aan Janine Jongsma. Hij blijft recensies schrijven en sinds een paar maanden schrijft hij ook columns.
Dat was een mooie binnenkomer, Hans! Had je toen al deze ambitie?
Bloem is m’n lievelingsdichter. Van hoeveel dichters en soorten poëzie ik ook ben gaan houden – ook hermetische – ik kom altijd bij hem terug. Al was het alleen maar omdat ik als negentienjarige door Bloem poëzie ben gaan lezen, maar ook vanwege zijn levensgevoel. Bloem is blues. Dus ik nam ‘De Dapperstraat’. Iedereen kent het en het is daarom leuk om te laten zien dat je het ook op andere manieren kunt lezen dan alleen autobiografisch. Onder andere als poëticaal gedicht. Dan gaat het over vorm, vrije vorm tegenover strakke vorm.
Ik schreef dat stuk en stuurde het toe aan Joop Leibbrand. Tot mijn verrassing wilde hij het meteen plaatsen. En hij vroeg mij ook of ik geen recensent wilde worden? Ik moest daar even over nadenken, want ik wist niet of ik dat wel durfde. Maar toen heb ik hem laten beloven dat als hij dacht dat het niks zou worden, hij het mij direct eerlijk zou zeggen.
Tsja, en eindredacteur recensies … Joop Leibbrand overleed plotseling in september 2015. Rob de Vos [oprichter en eindcoördinator van Meander] zat bij de pakken neer en stelde voor om met de recensies te stoppen. En dat vond ik zonde. Ik merkte dat de recensies gewaardeerd werden. Soms worden we bijvoorbeeld geciteerd op achterflappen van bundels. Ik heb er lang over gesproken met Rob of ik Joop zou opvolgen als redacteur en coördinator van de recensierubriek. We kwamen er niet helemaal uit. Ik wilde het niet in mijn eentje oppakken, omdat ik bang was dat het heel veel werk zou zijn. Maar ik heb het toch gedaan. En het is inderdaad veel werk geweest! Gelukkig nam Eric van Loo later een deel van het redactiewerk op zich.
Even terug naar jou. Wat deed je voordat je bij Meander kwam en waar is jouw liefde voor de poëzie op gestoeld?
Ik kom uit Utrecht en heb daar Nederlands gestudeerd. Daarna ben ik docent Nederlands geworden in Zutphen. Ik ben daar in 1983 naar toe verhuisd en woon er nog steeds. Later kwam ik op het vavo in Arnhem. Vavo is voortgezet algemeen volwassenenonderwijs, zeg maar mavo, havo en vwo voor volwassenen. Alleen bovenbouw. Ik heb zeventien jaar lesgegeven en aansluitend ben ik onderwijsadviseur geworden. Dat is een containerbegrip. Ik was coördinator van het landelijke vavo-netwerk, gaf didactische trainingen, was teamcoach. Dat soort dingen. In 2013 ben ik gestopt met werken en een half jaar later kwam Meander op mijn pad.
Poëzie kan je in beweging zetten, moet je in beweging zetten. Het kan over alles gaan, maar als het leeft, kan het emotioneren en doen verwonderen. Ook voor wat betreft de werking van taal. Zelfs alledaagse dingen kunnen op zo’n manier beschreven worden dat het lijkt alsof je ze voor het eerst ziet. Wat ik levende poëzie vind, en dat kan ook hermetische poëzie zijn , is heel subjectief natuurlijk.
Leg eens uit. En geef wat voorbeelden…
In de eerste plaats vind ik dat poëzie herleesbaar moet zijn, dat vind ik echt heel belangrijk. En dat het herlezen ook meer dingen oplevert. Ik let bijvoorbeeld op taalgebruik, de vorm, of ik grammaticale afwijkingen functioneel vind en op het idioom. Ik hou niet van vlakke woorden, die te weinig beeldend zijn. En ik ben allergisch voor schijndiepzinnigheid. Verder kijk ik naar de context. Ik houd van dichters van wie je merkt dat ze veel hebben gelezen. Gaat hij of zij op de schouders van de traditie staan of zet hij zich er tegen af? En de poëzie moet blijven hangen, een beetje broeien. Ik wil ‘s ochtends opstaan met wat ik de avond ervoor gelezen heb. Een levend gedicht is nooit af. Maar nogmaals: wat ik levende poëzie vind, kan voor een ander morsdood zijn. Je moet daarom goed uitleggen waarom je dat vindt.
Wat ik levend vind? Het debuut van Asha Karami, bijvoorbeeld, Godface. Ik heb het wel vier keer gelezen en iedere keer werd het beter. En nu ben ik Pessoa aan het herlezen, prachtig! En Piet Gerbrandy, bijvoorbeeld, heeft een volstrekt eigen geluid met een gevoel voor humor dat mij aan Gerard Reve doet denken. Meerstemmig, overtuigend, met ritme en fraai woordgebruik. Of het zangerige van Tsjêbbe Hettinga, zijn weemoed. En H.C. ten Berge, glashelder precies woordgebruik, met name in de bundel Splendor. Dat vind ik een van de beste bundels die ik de afgelopen paar jaar gelezen heb.
Gebruik je dat ook in je recensies voor Meander?
Als recensent hou ik meer afstand en stel ik mijn oordeel uit. Ik heb daar een column over geschreven. Om een beetje los te komen van mijn voorkeuren verplaats ik me soms in een andere recensent om te bedenken hoe die er naar zou kijken. Ik begin met een verkenning. Hoe is de vertelwijze? De vorm? Techniek? De inhoud kan van alles zijn, daar sta ik in principe neutraal tegenover. Ik houd wel van echtheid, of wat tenminste zo aanvoelt. Meedoen aan de mode van de dag omdat de kans op succes dan groter is, vind ik oninteressant.
Je verplaatst je in andere recensenten? Ik dacht dat jij ze aanstuurde…
Ze vinden het belangrijk om feedback te krijgen op hun werk en daar hebben ze ook recht op, vind ik. Soms was dat tijdrovend. Met de inhoud bemoeide ik me niet, alleen bij feitelijke onjuistheden. Ik hoef het er niet mee eens te zijn. Nieuwe recensenten kregen ook altijd een lijstje met tips en afspraken, maar de belangrijkste is: je speelt altijd op de bal en niet op de man! Als je een bundel niet goed vindt, leg dan heel precies uit waarom. En als het niet jouw smaak is, zeg dat er dan ook bij, want dat zegt meer over de recensent dan de dichter. Je hoeft je oordeel dus niet achterwege te laten, maar wel beargumenteerd en altijd met respect voor de dichter.
Weet je of dat ook iets is wat de uitgeverijen aan Meander waarderen?
Nou, je krijgt wel regelmatig een bedankje. Ook als de recensie minder positief is over de bundel, zijn ze toch blij dat wij erover schrijven. Over het algemeen had ik leuke contacten met de uitgeverijen.
Juist ook het materiaal van kleine uitgeverijen is leuk, omdat je zo over de volle breedte van het poëzielandschap kunt kijken. Dus niet alleen de hoofdstroom, maar ook tegendraadse of afwijkende uitgeverijen. Zowel uit Nederland als uit Vlaanderen. Het balanseer, bijvoorbeeld, of de Gaia Chapbooks van Ton van ‘t Hof. En ook uitgaven in eigen beheer kunnen heel verrassend zijn.
Maar kijk ook naar de lezers van Meander. Met meer dan zesduizend lezers, voor het merendeel in Nederland en Vlaanderen, maar ook in negen of tien andere landen, Zuid-Afrika bijvoorbeeld. Dan weet je waarom je het doet.
Ik ben blij met Janine Jongsma als mijn opvolger. Ze heeft er plezier in en doet het heel goed. En zelf blijf ik lekker nog recensies en columns schrijven.
Uit de voorkeuren van Hans Puper:
EERSTE LENTEDAG
Weer de lente. De verbijsterde ogen,
Falende in het winters bleek gezicht,
Zien de huizen en de bruggebogen
Op en neer gaan in het wankel licht.
Zien en zien niet door de duizelingen
Van de weer oneindige rivier;
Zon en water kruisen daar hun klingen
En het hart is bonzend en niet hier.
Weer een lente en de haar bitter-eigen
Zilte geur, die langs de kaden glijdt.
Is ’t het tij, dat stroomopwaarts komt stijgen –
Of de zeelucht van de eeuwigheid?
J.C. Bloem (1968), Verzamelde gedichten. Athenaeum – Polak & Van Gennep. Derde, herziene druk, p. 120.
Kleppert uw briefbus heft zich reikhals uw roede.
Lichamen zwellen gedwee waar berging gloort voor hun omvang.
Tegen twerkzucht van woorden zijn geen principes gewassen.
Uw valste collega’s bieden in ruil voor uw diensten
. listigjes inkijk in zeer delicate dossiers laag
uitgesneden chefs checken uw blikken gespitst
. u te betichten van slinkse intimidatie.
Willen jullie alsjeblieft je weekste vormen hullen?
Kunnen jullie niet stoppen met normen te mollen?
Komt aan jullie hang naar gerief nooit een sputterend einde?
Tuurt u recht in blond kruis van lippig en koen journaliste
. laveren kalveren koeien langs eiken en gladde rotsen.
Delta’s bereiden u welkom in banken van rossig zand
. doch lek is uw sloep en uw redvest mist drift en drijving.
De dingen zijn jammer en logisch.
In uitgelokt wildpark creperen iconische hengsten.
In lulligste steegjes verdekt loeren vette lenzen.
Piet Gerbrandy 2015), Voegwoorden. De gedichten. Atlas Contact, p. 634
–
Duizelingwekkend divers
deze aarde –
Vissen op duistere diepten, biddende monsters
in grotten en getijdenholen,
microbe en mammoet, lijsterbes en zilverlinde,
muggen en mezen, schimmels en koralen,
turf en diamant, bieslook en platanen,
. ja ook mensen en garnalen.
–
Dode materie en dieren alom, nooit geziene
of bekende soorten trekken aan het cameraoog voorbij.
Microben woekeren op de huid, muizen
en spinnen dringen overal binnen, mussen
huizen luidruchtig onder de pannen, een fel witte
fret sluipt door winterse tuinen
om een muizende kat te bespringen.
. De aarde als boek,
. de wereld als vloek.
De natuur tussenbeide, uitbundig geprezen
door wie haar, gedreven door gouddorst, berooft en verbruikt.
–
Duizelingwekkend divers
deze aarde –
–
H.C. ten Berge (2016). Splendor. Atlas Contact, p. 33