Tsead Bruinja (Rinsumageest, 1974) is dichter en woonachtig te Amsterdam. In 2019 en 2020 is hij Dichter des Vaderlands van Nederland. Vanaf 2012 is Bruinja werkzaam als docent aan de opleiding Creative Writing te Arnhem en van 2017 t/m begin 2019 was hij ‘Dongeradichter’ van de gemeente Dongeradeel.
Bruinja debuteerde in het Fries in 2000 met de Friestalige bundel De wizers yn it read/ De wijzers in het rood (Bornmeer) en in het Nederlands in 2003 met Dat het zo hoorde (Contact). Bruinja stelt bloemlezingen samen, recenseert, presenteert, interviewt en treedt op in binnen- en buitenland (o.a. in Peru, Oekraïne en Zimbabwe).
Bruinja’s bundels werden genomineerd voor de Jo Peters PoëziePrijs, de Ida Gerhardtpoëzieprijs en de Obe Postmapriis. Zijn meest recente bundels zijn Hingje net alle klean op deselde kapstôk / Hang niet alle kleren aan dezelfde kapstok (Afûk, 2018) en Ik ga het donker maken in de bossen van (Querido, 2019).
Mirthe Smeets ging met hem in gesprek. Het interview verschijnt in 2 delen, dit is deel 2. Deel 1 verscheen 5 november. De gedichten worden af en toe vergezeld van een toelichting door Bruinja.
Het tweede deel gaat vooral over zijn docentschap aan de opleiding Creative Writing in Arnhem.
foto Tessa Posthuma de Boer
Eerder gaf je aan dat het lesgeven aan de opleiding Creative Writing in Arnhem een grote invloed op je lezen had. Kun je dat toelichten?
Ik las al doelgericht, maar ik lees nu ook met het oog van een docent. Ik kijk ook of ik een gedicht geschikt vind om in mijn les te gebruiken. Of er een techniek, retoriek of vorm in zit, waar je over kunt praten. Vooral dat laatste telt als je colleges geeft. Een technisch-goed gedicht is soms toch niet goed te bespreken.
Ik voorzie gedichten van studenten van commentaar en praat veel over hoe ik denk dat een dichter werkt en waarom een gedicht werkt. Door dit alles ben ik anders gaan lezen en schrijven.
Als dichter leer je al veel van je eigen redacteur. Daardoor leer je anders te denken. Door deze baan is dat bij mij nog wat scherper ontwikkeld. Het klinkt cliché maar er kwam meer verlangen naar helderheid bij mij.
Vroeger brak ik gedichten visueel af, vooral vanwege esthetische overwegingen. Later ben ik meer gaan afbreken op adem, gericht op leesbaarheid. Het moet geen trucje worden, geen puzzel. Ik werd me bewuster van de lezer en maakte weloverwogen keuzes. Dat laatste vind ik ook belangrijk om door te geven aan mijn studenten. Als ze iets schrijven dat misschien moeilijk te bevatten is voor de lezer, dan kan dat, als ze er maar over nagedacht hebben. Als ze maar staan voor hun keuzes en beseffen wat het effect is van wat ze doen.
–
in de nabloei van de dendritische boom van de middeleeuwers
in tijden van gruwelijke hardvochtigheid en snikkende vertedering
toen het gerucht gaat dat er niemand meer
in het paradijs zal worden opgenomen
waren vele impulsen delen van rituelen
die leeg geworden en zonder vorm
doorgegeven zijn
–
het is een gebrek aan fantazie
dat ook nu de ellende in de wereld houdt
en in de litteratuur
–
het is de zonde van iemand die aan een staak
aan een ring aan een ketting in een kring van brandende takkenbossen
nog om een onttroonde koning gaat wenen
en buitensporig de hand van zijn beul kust
voor hij gehangen wordt
–
onwijdluftig is onze aftocht
en niet buiten perijkel zijn wij
die schouderophalend onze dendritische boom bewateren
met reruns en herpakte verhalen
–
neem nog wat
blijf nog wat
–
of ga bij elkaar op confessie
dwing elkanders zegeningen af
–
haal aan
herhaal
druis in
spreek tegen
–
zeg eens mwah in de microfoon
die ze boven je hoofd
laten bengelen
Je zegt nu beter en anders te zijn gaan schrijven door deze ervaringen. Dat is positief. Heeft het je nooit geblokkeerd, die aanwezige, interne redacteur? Om nog maar te zwijgen over het meekijkende publiek als Dichter des Vaderlands?
Ik voel me nooit vrij! Ik weet dat mensen meekijken als ik werk in de publieke ruimte. Ik schrijf ook gedichten voor de radio en daarbij moet ik soms concessies doen, om aan een bepaalde verstaanbaarheid te voldoen. Ik stond daar niet altijd om te springen maar heb ervan geleerd. En het gebeurt geregeld dat ik bij een nieuwe opdracht denk: ik kan het niet, ik wil het niet, ik ga het nooit meer doen. Maar na een uur is dat wel voorbij.
Wat maakt dat je telkens toch weer doorgaat?
Nieuwsgierigheid. Dwarsigheid. Bewijsdrang? Toch wel. Het zou zo definitief zijn als ik zou stoppen. Van de 40 gedichten die ik in een jaar tijd schrijf, zijn er altijd wel 5 die verrassen. Dan gebeurt er iets onverwachts. Het is een doorbraak. Daar haal ik voldoening uit. De lezer heeft het misschien niet altijd door, maar ikzelf wel. En dat moment, dat gevoel, dat neem ik mee, alsof het een gecomprimeerd bestand is dat ik later kan uitpakken. Ik kan daar nog vaak naar teruggrijpen.
–
volgens google kwam de pompoen in de 17e eeuw onze kant op
een tijd waarin mensen die aan de pest waren ontkomen
alsnog konden sterven aan tuberculose
–
hetzelfde orakel beweert dat er al sprake is van de pompoen in de bijbel
en wel in ezefiërs 1:4 de brief van apostel paulus aan de heiligen van efeze
een grote haven- handelsstad in het huidige turkije
–
tussen de meestvoorkomende vragen lees ik
al ziet onze pompoen er aan de buitenkant misschien mooi en sterk uit
snijd de bovenkant eraf en je ziet dat ze vol slijmerige smurrie zit
–
op debijbel.nl is van vrucht en derrie geen sprake
maar op christianworkingwoman.org staat dat christenen
op pompoenen lijken
–
zaden van woede en boosheid werden uit hen gehaald
waarna er een lied in hun hart een lach op hun gezicht
en een fel schijnend licht in hen is geplant
–
ik denk aan de bedrijfsleider van de supermarkt waar ik werkte
die vaker bij zijn nieuwe huis in aanbouw was dan op de zaak
–
wanneer we zaterdagmiddag om vijf uur sloten
zong hij rond het vijfde flesje heineken dat er een lichtje in zijn hart zat
en dat dat jezus was
–
deze man was niet mijn bedrijfsleider
hij was mijn pompoen
–
tegen mijn buurman de amerikaan
die via grote kabels op de bodem van de oceaan
met mij verbonden is
–
roep ik nu dankbaar
–
jij zegt zucchini
ik zeg courgette
–
hij antwoordt
–
wanneer ik voor je deur sta met een gedicht
mag je zelf kiezen of je mij er iets voor geeft
–
ik hou je sowieso voor de gek
Wanneer zie je bij nieuw talent: dit wordt wat?
Ik kijk eerst naar wat er gebeurt. Pas later zoom ik in op de kwaliteit. Ik verwacht dan dat het net zo gaat als bij mij. Dat iemand zijn eigen stem vindt, door in het eigen dialect te schrijven. De oudste klanken die de studenten in hun mond hadden, waren dialectklanken. Er kan een bepaalde muzikaliteit naar voren komen, ook als ze daarna weer in het Nederlands gaan schrijven. Het levert nieuw perspectief op, via een oud perspectief (dat je eerder niet had verkend). Het is een verrijking voor je gedichten. Dit is jouw weg… Of het nu goed wordt of niet.
Wat vind jij belangrijk om studenten mee te geven bij optredens?
Ben je bewust van wat je doet. Zorg dat de omstandigheden optimaal zijn. Je lichaam heeft er alles mee te maken. Als je goed in je lijf zit, als je weet hoe je staat, ademhaalt, je stem gebruikt … dan gaat je gedicht ook anders klinken.
Je gaat je eigen gedicht ook anders horen.
En weet… op het moment dat je voordraagt, dat je je gedicht afmaakt voor je publiek, verrijkt dat je. Het vergroot je mogelijkheden. Deze denkwijze probeer ik ze mee te geven.
En wat leer je ze over onzekerheden?
Ik ben geen psycholoog, therapeut, dus daar ga ik niet heel diep op in. Maar onzekerheden horen er ook een beetje bij. Die heb ik zelf nog steeds.
Hoe ga jij om met onzekerheden?
Ik ben niet bij elk optreden onzeker. Het ligt eraan wie er zit en wat ik ga doen… Uiteindelijk stap je erover heen en neem je je verantwoordelijkheid voor het werk. Je weet dat je dat te doen staat. Je gebruikt het nerveus worden op een gezonde manier. Als ik er dan toch sta… dan neem ik die rol ook serieus, dan maak ik er ook wat van.
Ik geniet van op het podium staan, van contact maken met publiek. Soms verbloem ik zenuwen door grapjes of door een bepaalde manier van aanzetten bij een voordracht. Dan kijk ik hoe dat het publiek bereikt.
En daarnaast… je kunt ook kwetsbaar zijn op het podium, qua persona, figuur, karikatuur. Je maakt een keuze, probeert iets terug te krijgen van het publiek… Als dat gebeurt, dan raak je je onzekerheid kwijt.
–
er was eens werk dat niet kon wachten
van alles hing ervan af er was haast bij en soms
kwam het allemaal op jouw schouders neer
–
dat werk komt weer
–
maar nu is er werk
dat wel even kan blijven liggen
kijk rustig toe
. hoe
. het
. zich
. opstapelt
en nog lang niet op omvallen staat
–
pak het vast bekijk het met aandacht
geef het de verwondering
waar het om vraagt
–
strek je dan uit
–
ga ernaast zitten en vertel elkaar over het werk dat er eens was
wat het heeft teweeggebracht in een land dat van heel veel keer 120.000
bijna onzichtbare zijden draadjes
. aan-elkaar-h-a-n-g-t
–
bel dan om een uur of drie naar huis
om te vragen waar jullie uit eten gaan
zeg dat je eerst een terrasje pakt
–
dat het werk er zo vredig bij ligt
stevig opgeborgen in mappen
–
kalm en beschikbaar