door Joost Dancet
Meander Klassieker 248
Amper 63 woorden heeft de Vlaamse dichter Ivo van Strijtem nodig in het gedicht ‘Leeuwenkuil’ om van een bezoekje aan een garage een bijzondere, indringende gewetenskwestie te maken. Een schitterend gedicht vindt Joost Dancet.
Leeuwenkuil
–
Dat die jongen
in dat keurige pakje
later aan mijn auto
zou gaan sleutelen
–
hoe erg was dit niet
veel te nette jongen
zo geschrokken
van een zootje
–
ongeregeld dat schold
en stenen gooide
tot hij wegliep en
dat hij aan de hand
–
van een geschokte
knappe mama
doodsbang terugkwam
naar zijn nieuwe school
–
te absolvo
wil mij zeggen
jongen in
de leeuwenkuil
–
–
Ivo van Strijtem (°1953)
–
Uit: Een kamer met een tafel en schrijfgerei (2019)
Uitgeverij: Atlas Contact–
‘Leeuwenkuil’ is een mooie, veelbelovende titel. Het woord roept een spannende, gevaarlijke situatie op die misschien ook letterlijk moet worden geïnterpreteerd: een plaats waar wilde dieren gevangen worden gehouden. Is de geschiedenis van de menselijke soort geen onbekende voor je, dan weet je misschien ook dat een leeuwenkuil diende om ter dood veroordeelde gevangenen in te werpen (van Dale) – het lot van de profeet Daniël in de Bijbel (Wikipedia). Maar het zal in dit gedicht tot de laatste versregel duren vooraleer wij de ware toedracht van deze leeuwenkuil te weten komen.
Niet dat dat lang duurt. Veel moet er immers niet gelezen worden. ‘Leeuwenkuil’ is een bijzonder kort gedicht: nauwelijks 63 woorden lang – zonder titel – verdeeld over 5 strofes van telkens 4 ultrakorte versregels – gemiddeld zijn dat niet veel meer dan drie woorden per regel! Maar wat er beschreven wordt zal een bijzonder complexe situatie blijken te zijn, die – uiterst vernuftig opgebouwd – slechts helemaal op het einde de lezer vol weet te treffen.
Dat die jongen
in dat keurige pakje
later aan mijn auto
zou gaan sleutelen
Het gedicht begint op ongewone wijze – de eerste strofe is syntactisch een (losse) bijzin: Dat … Maar net daardoor lijkt het erop alsof de ik direct tegen ons spreekt. [1] De ik blijkt de monteur te herkennen die zijn auto onder handen zal nemen en hij is heel verwonderd dat het net díe jongen moet zijn. Is hij verwonderd omdat hij zich die jongen herinnert ‘in dat keurig pakje’ en hij nu aan auto’s sleutelt in een met olie besmeurde overall? En dan is er dat ‘pakje‘ – hoe oud zou die monteur toen zijn geweest? Of is ‘pakje’ ironisch bedoeld?
hoe erg was dit niet
veel te nette jongen
zo geschrokken
van een zootje
In de tweede strofe blijkt dat de ik helemaal niet focust op het grappig contrast tussen de kledij van de man vroeger en nu, het is blijkbaar allemaal veel ernstiger en erger. Heeft dat dan te maken met het feit de man in de garage als jongen iets ergs heeft meegemaakt? Of is er nog iets anders in het spel? De schrik of de ernst wordt tweemaal versterkt. De eerste maal door hoe: ‘hoe erg’. Dat is de interpretatie van de ik, de ik vertelt iets dat hij toen heeft gezien, meegemaakt. Had hij toen erg te doen met die jongen? Of eerder nu, achteraf? De schrik wordt ook versterkt door zo: ‘zo geschrokken’. De ik moet die schrik dus op het gezicht van die jongen hebben gezien, toen. Maar ook in deze strofe is er een groot contrast tussen de ‘te nette jongen’ en ‘een zootje’ – in het synoniemenwoordenboek staan bij zootje o.a. bende, chaos, rommel, rotzooi, troep. Zijn dat die leeuwen, die kuil met wilde dieren uit de titel?
ongeregeld dat schold
en stenen gooide
tot hij wegliep en
aan de hand
In de derde strofe blijkt dat de jongen het slachtoffer was van ‘een zootje // ongeregeld’, een ongedisciplineerd rommelige groep mensen (woorden.org), rare,ongure types (van Dale) die hem belaagden, niet enkel verbaal maar ook fysiek. Ook nu eindigt de korte strofe met een (spannend) enjambement: ‘aan de hand’ – was hij inderdaad nog een kleine jongen? Aan wiens hand?
van een geschokte
knappe mama
doodsbang terugkwam
naar zijn nieuwe school
Pas in de vierde strofe wordt de hele setting van toen duidelijk, de jongen was toen nieuw op de school en die eerste dag al werd hij gepest. Hij werd nadat hij eerst voor die pestjongens was gevlucht, terug naar binnen geloodst aan de hand van zijn moeder. Voor de ik was ook zij een ongewone verschijning toen, die er net zoals haar ‘keurige’, ‘nette’ jongen zo ‘knap’ uitzag. Is dat enkel door haar kledij of is het haar volledige verschijning? Contrasteert die met het soort volk waartoe de ik blijkbaar behoorde? De ik herinnert zich niet enkel dat die moeder mooi was, maar ook en eigenlijk eerst – en dus vooral – hoe geschokt zij was. Let er ook op hoe het adjectief ‘geschokte’ door het enjambement de volle klemtoon krijgt in die versregel. De jongen zelf was ‘doodsbang’: voor hem én voor haar leek het inderdaad of de jongen ter plekke was of zou worden verscheurd.
te absolvo
wil mij zeggen
jongen in
de leeuwenkuil
Slechts in de laatste strofe wordt de rol die de ik toen speelde duidelijk. Hij had niet enkel gezien wat er toen gebeurde, hij was waarschijnlijk een van die jonge pestkopjes toen, of was hij misschien een leerkracht die alles had gezien en niet had ingegrepen – vandaar zijn belangstelling voor de knappe mama? Feit is dat de ik zich nu erg schuldig voelt over wat hij toen zelf deed of net niet deed. Is het bij die ene keer gebleven of was dit het begin van een lange pijnlijke pestgeschiedenis? Hij vraagt de jongen nu in elk geval – in gedachten – om vergeving. Dat dit geen neerslag is van een gesprek tussen beiden in die garage, noch een poëtische hertaling ervan is onmiddellijk duidelijk. ‘Te absolvo’. Het is natuurlijk moeilijk aan te nemen dat de automonteur Latijn zou hebben gestudeerd. Nog moeilijker is het om dan maar te geloven dat het hier om een oer-katholieke gelovige zou gaan die zich de woorden Te absolvo herinnert die katholieke priesters uitspreken in het biechtsacrament: “Ego te absolvo a peccatis tuis in nomine Patris et Filii et Spiritus Sancti. Amen.” “Ik ontsla u van uw zonden in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Amen.” (Wikipedia). In de volgende regel blijkt – in een ietwat gecompliceerde zinsconstructie die de woorden plechtig doet klinken – dat de ik hoopt (bidt) dat de automonteur hem zou willen vergeven voor die wandaad van toen, door precies deze sacrale woorden uit te spreken. Voor zijn geestesoog ziet hij immers niet die monteur, maar de jongen die de monteur toen was als een Bijbelse Daniël ‘in / de leeuwenkuil’. [2]
En nu daagt het ons – misschien ook doordat de voorlaatste versregel wordt afgebroken na het voorzetsel in – dat die metaforische (leeuwen)kuil de smeerput is in de garage.
Pas in de laatste regel wordt de (dubbele) betekenis van de titel dus onthuld. ‘Leeuwenkuil’ is een metaforische plaatsbeschrijving. Die kuil vol leeuwen is een krachtig beeld om de prangende situatie van de kleine jongen op te roepen. Een beeld dat ongetwijfeld ontleend is aan die andere herinnering uit de schooltijd van de ik: het wonderbaarlijke Bijbelverhaal dat hij toen hoorde. Een verhaal dat het mechanisme van pesten aan het licht brengt. Ook Daniël was het weerloze, onschuldige slachtoffer van een georkestreerde aanval. Een speciaal voor hem ontworpen ‘wet van Meden en Perzen’ had hem tot die wrede dood in de leeuwenkuil veroordeeld. [3] Een wet die jaloerse, Babylonische ‘rijksbestuurders en satrapen’ hadden uitgebroed om hem – die vreemde eend in de bijt, die Jood, die Judeeër die de belangrijkste raadgever van hun koning was geworden – voorgoed uit te schakelen. Dat dit mislukte en zijn belagers door die leeuwen werden verslonden, is waarschijnlijk enkel in de Bijbel mogelijk – maar dat leidt ons af van onze bespreking. [4]
Amper 63 woorden heeft de dichter nodig om ons te schetsen wat een aantal pestkopjes jaren geleden op de eerste schooldag van een nieuwe leerling hadden uitgespookt én wat er in het hoofd van de ik die er toen bij was omging, toen hij vele jaren later zijn auto naar een garage bracht en hij in de automonteur in de smeerput de gepeste jongen herkende.
Gedichten van Ivo van Strijtem (°1953) hebben die blauwdruk. Deze Vlaamse dichter en vertaler van o.a. Wordsworth en Emily Dickinson, essayist én samensteller van bijzonder veel poëzie-bloemlezingen in de reeks ‘De mooiste van …’ grossiert zelf als geen ander in bedrieglijk eenvoudige, maar schitterende verzen. Verzen die een rijke en diepe innerlijke wereld weten op te roepen dankzij raak gekozen beelden én woorden die telkens opnieuw in precies de juiste volgorde lijken te zijn geplaatst. ‘Leeuwenkuil’ komt uit Een kamer met een tafel en schrijfgerei, zijn ondertussen negende dichtbundel: een bescheiden titel, maar een alleraardigste collectie poëtische juweeltjes.
Joost Dancet
Met dank aan mijn kritische lezers van het eerste uur, die steeds weer opnieuw willen meedenken: Marianne, Katrien Olivier, Koen Vandendriessche en Marc Teerlinck.
Voetnoten
[1]
“Als mensen met elkaar praten, in de spreektaal dus, is het heel gewoon om met een losse bijzin te antwoorden:
– Waarom ga je niet met de fiets? – Omdat het veel te glad is.
– Wat zei ze? – Dat ze geen zin meer heeft om mee te gaan.
Als je losse bijzinnen in formeel geschreven Nederlands gebruikt, maakt dat een erg informele indruk. Doe dat dus liever niet.”
https://www.taalwinkel.nl/de-bijzin/
[2]
Je kunt het verhaal van Daniël in de leeuwenkuil online lezen op debijbel.nl: Daniël, hoofdstuk 6 (© Nieuwe Bijbelvertaling) – het is een vrij kort verhaal van amper 26 Bijbelverzen. De termen tussen aanhalingstekens in mijn samenvatting van het verhaal – ‘wet van Meden en Perzen’ en ‘rijksbestuurders en satrapen’ – verwijzen naar deze pagina.
[3]
Meteen ook een etymologische verklaring van de Nederlandse uitdrukking: ‘Dat is geen wet van Meden en Perzen.’ – onzetaal.nl
[4]
Mijn bespreking van dit Bijbelverhaal vind je hier: ‘Daniel in de leeuwenkuil’ – een Girardiaanse lezing.
Meander Klassiekers
In deze rubriek bespreken we elke maand een bijzonder gedicht, dat de tand des tijds heeft doorstaan. Of zal doorstaan. Sinds 2000 zijn in deze reeks ruim 200 analyses verschenen. Klik hier voor recente klassiekers, en hier voor een overzicht van de klassiekers vanaf 2000 – heden.
Reageren op deze bespreking?
Neem contact op met de redactie: Xklassiekers@meandermagazine.nlX (verwijder de hoofdletters X uit dit adres)
Zelf een bijdrage leveren?
Mocht u zelf ideeën hebben voor een bespreking, neem dan tijdig contact met ons op: Xklassiekers@meandermagazine.nlX (verwijder de hoofdletters X uit dit adres)
–
Joost Dancet, redacteur Meander Klassiekers