Pom Wolff (Amsterdam, 1953), afgestudeerd privaatrecht en bestuursrecht aan de Vrije Universiteit. Hij was jarenlang bestuurslid van De School der Poëzie in Amsterdam en adviseur van het Cornelis Vreeswijk Genootschap.
Zijn optredens bezorgden hem eretitels Hij stond vele malen in de NK slamfinale en won in 2006 brons in Tivoli. Hij was Dichter van het jaar in Delft, voorts slamjaarwinnaar 2005 van de poëzieslag in Festina Lente te Amsterdam, winnaar van Slamersfoort, winnaar van het Zaans Dichtersfestival en de daaraan verbonden BRUNA poëzieprijs. In 2008 kreeg Pom Wolff De Gouden Slamburger uitgereikt vanuit de Universiteit Utrecht – afdeling letteren.
In de Windroosreeks van uitgeverij Holland verscheen in 2005 zijn debuut je bent erg mens. In 2006 gaf uitgeverij Holland zijn tweede bundel toen je stilte stuurde uit. In 2014 presenteerde uitgeverij Douane in Café Eijlders de bundel een vrouw schrijft een jongen.
Simon Vinkenoog over het werk van Pom Wolff: “hij verschaft illusieloos inzicht in de werkelijkheid”. Pom Wolff schrijft over vergankelijkheid van de liefde, van de liefde in deze wereld, over vergankelijkheid van de wereld.
Zijn poëziesite is het grootste online poëziepodium voor dichters uit Nederland en België. Hier worden wekelijks wedstrijden gehouden, columns en gedichten geschreven en verslagen geplaatst.
Alja Spaan sprak met hem.
foto (c) Jaap van de Klomp
Je hebt het grootste online poëziepodium voor dichters uit Nederland en België. Ik las dat je een ‘afgedankte internetballing’ zou zijn, je schiep kortom je eigen podium. Of?
Het citaat ‘afgedankte internetballing’ is van een zekere of onzekere Joanan Rutgers – ik ken meneer of mevrouw Rutgers niet. Dat persoon had beter even de moeite kunnen doen om alle onzin die op die site over mij te lezen is aan mij voor te leggen. Ik ben afgestudeerd aan de VU – bestuurs-en privaat recht. Aan het einde van de vorige eeuw vonden dichters elkaar op gedichtensites als Schrijfnet en Poetry Alive. Bij de teloorgang van die sites was het tijd voor nieuwe initiatieven – dus ook voor www.pomgedichten.nl met het affiche ‘gedichten – nieuws – rellen’.
Op je site verschijnt sinds jaar en dag de zondagswedstrijd. Vaak doen daar dezelfde dichters aan mee. De meesten schrijven een nieuw gedicht naar aanleiding van jouw thema. Ondanks de soms rake kritieken blijft men schrijven. Is dat zelfkastijding of een goede leerschool voor alles buiten de vertrouwde omgeving van je blog?
Vaak dezelfde dichters zeg je – op de site kun je nog de oude pomgedichtensite terugvinden onder ‘forum’. Vele dichters stuurden in – waaronder ook Marieke Lucas Rijneveld, Ellen Deckwitz, Eus, etc. etc. Zoek maar eens het verslag van oude wedstrijden op. De wedstrijd heeft ook gerenommeerde juryleden gekend – het was en is vaak een lust voor het oog om hun juryrapporten te lezen.
Zelf kreeg je eretitels en hoongelach. Wat doet het met je een openbaar persoon te zijn? Ben jij het voorbeeld voor vrije meningsuiting?
Als je optreedt in het openbaar ben je een openbaar persoon – dat zou een definitie kunnen zijn. Als ik optreed en gedichten lees of een slam-performance geef of iets daar-tussen-in dan sta ik 1000 procent achter de door mij gekozen gedichten. Je mag er als publiek van zeggen wat je wil. Hoongelach over mijn poëzie heb ik eigenlijk nog nooit gehoord of gelezen.
Je lijkt de confrontatie bewust te zoeken, waarom?
Het affiche van de site is ‘gedichten – nieuws – rellen’ – ik denk dat 5 á 10 procent van de sitecontent bestaat uit ‘rellen’, 90 procent gaat op aan nieuws en poëzie. Mensen onthouden rellen nu eenmaal ‘liever’ of beter. Als je helemaal niets verstandigs te zeggen hebt dan kwalificeer je mijn site als een rellensite – dat je jezelf met zo’n uitspraak als slecht lezer diskwalificeert moge duidelijk zijn.
Is alles een spel, een vorm van relativeren? Een vorm van kritiek op het literair klimaat? Nemen we onszelf als dichter te serieus?
Ik neem elke vorm van poëzie zeer serieus en ook de bijverschijnselen. Ik neem wel de vrijheid om, als je bij je geliefde overleden vader of moeder een draak van een gedicht schrijft, te melden dat de overleden geliefde beter verdiend had. Is ie doodgegaan om zoveel lelijks nagesmeten te krijgen? Dat is wel een vraag die ik me voor kan stellen op pomgedichten.nl – ook de behoudzucht binnen de gesubsidieerde literaire sector wil ik nog weleens van enig kritisch commentaar voorzien.
–
iedereen weet het nu
je was zo stil de laatste tijd
ik zei dat doet ze niet – echt niet
maar je deed het wel
–
zo zie je maar weer
de ene mens is de andere niet
je hebt ook van die gedichten
waar geen vinger achter te krijgen is
Op je site deel je ook hetgeen Simon Vinkenoog eens zei tijdens de jurering bij Festina Lente: ‘hij verschaft illusieloos inzicht in de werkelijkheid’. Jij zegt daar dat je je in deze omschrijving wel thuisvoelt. Bij een optreden onlangs in Alkmaar zei ik dat jouw gedichten voor mij de waarheid zijn (voor zover er ‘de’ waarheid is). Is het schrijven de som van alle delen?
Poëzie kent een eigen werkelijkheid – als het beter voor het gedicht is dat de ‘ik’ overlijdt, of aan liefde te gronde gaat dan moet de ‘ik’ in het gedicht overlijden of te gronde gaan. Poëzie is zo bezien een bij elkaar gelogen eigen werkelijkheid om de kracht van de taal, van de woorden maximaal te laten werken. Kortom, aan de waarheid of de werkelijkheid mag de dichter sleutelen om de kracht van de taal te dienen.
Heb je het schrijven nodig?
Niet echt nee. Het is wel een fijne contemplatieve bezigheid.
–
het is niet meer het alles verscheurende
die-vierkante-centimeter-pijn die niet op te lossen valt in taal
–
het is meer het ontwaren van een gestalte
de hoop op een ontmoeting – niet eens een ontmoeting
de hoop op een voorbijgaan aan wie zo onzichtbaar is geworden
Het optreden, dat je met verve doet, lijkt noodzakelijk. Hoe anders is dat delen dan via de media?
Ja ik vind het heel belangrijk om een goede performance af te geven aan de mensen die naar je komen kijken. Niet met je kont naar het publiek staan, geen onverstaanbaar gebrabbel – asjeblieft zeg – het is vaak niet te harden hoe slecht dichters in het openbaar hun kunsten verkopen. Ik kom uit de slamwereld – daar moet je je publiek veroveren en terecht – de mensen nemen de moeite naar je te luisteren – geef ze dan ook wat moois.
Heeft een gedicht het optreden nodig?
Nee het is andersom – niet alle gedichten zijn voor live optreden geschikt – dan moet je die ook niet doen voor een publiek. Gedichten die zich niet lenen voor live optreden kun je publiceren – bundel, internet – mogelijkheden genoeg.
Op Mediamatic las ik dat Jan Arends je favoriete dichter is, dan Kopland, daarna Menno Wigman. Paul van Ostaijen zou je ‘dandyman’ zijn. Is er verandering gekomen in die volgorde of keuze?
Nee, ik heb Jan Arends nog zien optreden voordat hij zich te pletter sprong op het Roelof Hartplein, waar ik ook woonde. Onovertroffen kale gedichten. Kopland vaker zien optreden – prachtige optredens – zeer verzorgde poëzie. Het was een tijd mode om Kopland te bashen – die bashers hebben zich voor het leven belachelijk gemaakt.
Menno nog zelf mee opgetreden en in jury’s gezeten. Hij was een groot dichter en had een zeldzaam geestig gevoel voor understatement. Paul van Ostaijen – de dandy van Antwerpen – geleerd van mijn leermeester in de poëzie Rein Bloem. Niet alleen zijn poëzie hoor.
Je meest recente bundel was een vrouw schrijft een jongen, 2014. In een recensie van Joop Leibbrand voor Meander noemt hij even het ‘mogelijk opzettelijk effectbejag’ in jouw liefdesgedichten. Is daar sprake van?
Joop schreef een lovende recensie. Erg blij mee. Joop schreef in dezelfde zin over ‘in toom gehouden emotie en ironie’ – liefdesgedichten moeten gedichten voor iedereen zijn – particulier gedoe zit niemand op te wachten – misschien refereert Joop met zijn uitspraak aan de zoektocht naar het algemeen geldende in mijn gedichten.
Er zijn ook gedichten, vervolgt Leibbrand, met een grote urgentie. Het slotgedicht uit het laatste deel is zijn favoriet, omdat het impliciet zou verwijzen naar Prediker. Heb je iets met dat Bijbelboek?
Antwoord kan kort zijn: nee. Ik heb niks met geloof noch met moralisme, noch met alle gereformeerde shit waarmee veel dichters en schrijvers zijn overgoten in dit land.
Het laatste deel van die bundel heet ‘genade’. Wie kwam daarvoor in aanmerking?
Het laatste deel gaat over eenzaamheid. Barre eenzaamheid van een straathoer. Haar buurman heeft aandacht voor haar leven zonder iets van moralisme in zijn woorden:
–
ik zeg
ik heb niet veel te zeggen
ik heb met je te doen
je lijkt op een machine
–
ze zegt
ik ben een machine
ik kijk en zie haar schaamlippen bewegen
Zat er poëzie in je jeugd? Omgeving? Thuis?
Nee.
Word je milder naarmate je ouder wordt?
Milder? Nee hoor, opportunisme, gristelijk gedraai, wappies, Louis van Gaal gedrag, mensen die met veel poeha zeggen dat ze er een eind aan willen maken en het dan niet doen – ze zijn me allemaal nog steeds een gruwel.
Karel Wasch zei in een recensie voor Poëzie Leestafel over dezelfde bundel dat ‘liefde je grote thema is’. Is dat niet ‘de dood’?
Ach het zit allemaal in ‘dat pareltje’: liefde. Leven, verlangen en de dood.
–
zo op de vroege ochtend
bijna zwevend boven het bestaan
ergens tussen das sein en da sein
–
(in de loop van de dag
maar eens kijken of ik dat vertalen kan)
mijn god wat een toestand
–
al die woorden ook
die maar aan elkaar blijven hangen
tot ze verteren natuurlijk
–
het lijkt wel liefde
Je bent enorm productief, gaat het schrijven zo makkelijk als het lijkt? Komt er nog een nieuwe bundel?
Ja het schrijven gaat me gemakkelijk af. Ik ben niet zoals Kopland die over elke regel en half jaar deed. Maar ongeveer 1 op de 10 gedichten is een goed gedicht – dus ik moet ook heel veel schrijven, haha.. Een nieuwe bundel – Tuurlijk wel!
–
laat ik nou eens niet
over verlangen schrijven
niet om er van weg te blijven
–
nee om te schrijven
over een plaats in mijn hoofd
waar het verlangen niet heerst
–
het verlangen geen plaats kreeg
het eeuwige verlangen
naar jou
–
én niet over jou
omdat ik altijd heb gewild
dat je bij mij zou blijven