Kick van der Veer (Laren, 1955) is expert op het gebied van theater, cabaret en kleinkunst. Hij is presentator, vooral bekend van het populaire zondagse radioprogramma Andermans veren en beschikt over een zeer omvangrijk eigen archief van materiaal waaruit hij voor zijn programma’s put. Het lukt hem regelmatig bijzondere opnamen te laten horen en hij heeft dan ook een gidsfunctie voor liefhebbers van dit specifieke genre. Hij maakte diverse kleinkunst-cd’s.
Als bloemlezer bundelde hij een enorm aantal lied- en conferenceteksten van Nederlandse coryfeeën. Het eerste boek met songteksten, samengesteld door hem en Jacques Klőters, dateert van 1989: ‘Ik zou je het liefste in een doosje willen doen: Nederlandse chansons en cabaretliederen 1958-1988’. Inmiddels zagen meer dan 20 boeken met cabaretteksten het licht. Recent begon hij met een podcast light verse.
Inge Boulonois sprak met hem.
Je programma’s blaken van enthousiasme voor het vak. Zo’n veertien jaar geleden zei je in een interview voor Trouw: ‘Ik ga iedere zondag fluitend naar de Avro toe’. Volgens mij is dat nu nog zo, ook al is het nu de AvroTros. Je hebt zelf zo’n veertig jaar geleden als cabaretier op het podium gestaan en won in 1981 met pianist Peter Koekkoek het Leids Cabaret Festival. In datzelfde jaar bereikte het duo Kick’nIck een finaleplaats bij Cameretten. Je passie voor cabaret en kleinkunst is al vroeg ontkiemd?
Ja. In mijn familie werd voorgedragen op feestjes. Mijn vader had een goeie tenor en ik had mooi zingende broers. Er was een oom die geweldig de gedichten van Alex de Haas en van Jacques van Tol kon voordragen. Ik ging ook al heel jong op een tafel staan en zong dan de liedjes van bijvoorbeeld Jaap Fischer en Boudewijn de Groot.
Humor en taalspielerei vormen de verbindende elementen tussen cabaret en light verse. Je geeft er blijk van heel wat van het poëtische genre af te weten. Kennelijk heb je ook een passie voor light verse. Is die passie langzaam dankzij het cabaret gegroeid of was er iemand uit de dichterswereld die je inspireerde?
Het begon bij het Kabaret Ivo de Wijs. Zij speelden hun programma ‘De wortels van het kwaad’ op mijn middelbare school. Het titellied rijmde alleen maar op -aat. Ik vond dat geweldig. Dat dat kón! Ik ging boekjes aanschaffen met light verse en nonsenspoëzie. Schreef af en toe ook iets wat grappig bedoeld was. En natuurlijk kwam vrij direct in die tijd voor mij Drs. P in het vizier….
Literatuurgeschiedenis komt aan bod in je gesprekken met literatuurhistoricus Bas Jongenelen *, iemand met een eveneens aanstekelijke bevlogenheid over de vrolijke kant van de Nederlandse literatuur. (In 2020 publiceerde Meander een interview met Jongenelen.) Mooi is dat jij, wat hij zegt, illustreert met fraaie, relevante geluidsfragmenten. Zo is er een dubbele kruisbestuiving blootgelegd tussen een van de oudste Oud-Nederlandse ankerpunten, ‘Hebban olla vogala’, een gedicht van Willem Wilmink en een door Ome Willem (Edwin Rutten) gezongen uitvoering. Dat lied is in de eerste aflevering van de podcast te beluisteren. Ongetwijfeld zijn er meer oude teksten die later tot gezongen light verse zijn omgewerkt. Het Egidiuslied bijvoorbeeld zou zich daar uitstekend voor lenen. Zijn er meer van zulke kruisbestuivingen?
Wilmink was de meester in het bewerken van de Middeleeuwers. Zo is het gedicht ‘Klacht’ van Walther von der Vogelweide (13e eeuw) een lied geworden voor Herman van Veen. Maar ook Ernst van Altena vertaalde heel veel naar nu. Cobi Schreijer en Joost Prinsen zongen nogal wat ‘oud werk’. Het Egidiuslied is ook bewerkt. Zeker door Wilmink maar ik weet niet of het gezongen is.
De grootste virtuoos op het terrein van light verse die zijn werk zelf zingt, is ongetwijfeld Drs. P. In het tweede deel van je podcast (hier te beluisteren) laat je zijn schitterende ‘Orgaan’ horen, een gedicht waarin vorm en inhoud, door het gebruik van met name mannelijk of staand eindrijm, elkaar mooi versterken.
O kinderen en nette vrouwen, weest niet ontdaan
Ik laat u nu in diep vertrouwen iets gadeslaan
Het voert ons naar de zwartste randen van het bestaan
Maar is daaruit niet weg te branden, welnu, komaan
Het laat wel iets te wensen over als onderdaan
Maar schittert in de rol van rover of partizaan
Het kan de grootste stommiteiten daarbij begaan
En trekt nadien zich van verwijten geen donder aan
Het pleegt in tijden van verveling wat schuil te gaan
Maar reageert op elke streling geheel spontaan
Dan wordt het opgetogen wakker, dan gaat het staan
En aanstonds wil de felle rakker ertegenaan
Dan is het niet meer zo verlegen, veeleer profaan
Het heeft een dikke kop gekregen van eigenwaan
Het is wat malser en wat rechter dan een banaan
Voor vruchtensla heeft men er echter maar weinig aan
Een buitenechtelijk verlangen kan dan ontstaan
Men hoeft er niet meer voor te hangen, men durft het aan
Wie zou die minnenden beschreeuwen met boos vermaan
De echo van de middeleeuwen, het Vaticaan
De ongedwongen Arabier kan zich laten gaan
Bij voorbeeld in het speelkwartier van zijn karavaan
Want daar ontspant men zich van harte en simultaan
Niet dat angstvallige aparte, maar zwaan-kleef-aan
De grijsaard ligt met open ogen en voelt een traan (pliep)
Lichamelijke dialogen zijn van de baan (ploep)
Hoe kan men in doorwaakte nachten als veteraan (pluup)
De smart om wat eens was verzachten, niet met Silan
De eens zo mannelijke krachten teloorgegaan.
Ik ben niet zo thuis in cabaret. Door Andermans veren realiseer ik me wel hoe veel er is, wat een rijkdom aan Nederlandstalige cabaretliedjes we bezitten. En wat geweldig dat dit allemaal bewaard blijft en steeds weer te horen is! Heb je zelf favoriete cabaretliedjes, light verses of dichters? Wat zou jij de lezers van Meander hier graag willen laten horen?
Dit is de moeilijkste vraag! Je kan net zo goed vragen naar mijn favoriete zandkorrel. Er is zo onnoemelijk veel. Ik maak al 30 jaar Andermans veren. En ik draai (bijna) nooit iets wat ik zelf slecht vind. Of het moet uit ironische overweging zijn. Maar Kees Torn laat ik graag extra glanzen. Die man is een fenomeen. Kent zijn weerga niet.
Twee gedichten van hem. (Uit zijn bundel Inkijkexemplaar, Nijgh & van Ditmar, 2003)
Huid & haar
Ik zag mijn zus een keer haar benen met een middeltje ontharen
Dat wou ik ook ervaren
Maar niet de pijn waarvan je bij die haast niet los te trekken korst barst
Vooral als je je borst harst
*
Heel soms, wanneer ik eenzaam ben of moet
Verschijnt een elfje op mijn schrijfmachientje
Dat danst voor mij of zingt me liefjes toe
En daarvoor vraagt dat elfje dan een tientje
Wat zijn je plannen voor de toekomst? Waarmee ga je de luisteraars verblijden?
Ook dat hangt in een wijde zak. Uiteraard blijf ik Andermans veren doen. Ik heb nu een plannetje klaarliggen voor een boekje dat ik met Jacques Klöters ga maken. En verder is mij meegedeeld dat de podcast zal moeten stoppen. Maar daar neem ik vooralsnog geen genoegen mee. Wat denken ze wel bij de NPO!
In deel 3 van de Podcast Light Verse (hier te beluisteren) laat je Driek van Wissen horen met zijn Anti-anti-rooksonnet.
De mensheid stelt mij andermaal teleur
Nu fanatieke anti-liberalen
Mijn rookgedrag beperken en bepalen
Met machtswellust en pure willekeur.
Men wijst mij immers meer en meer de deur
In scholen, treinen, clubs, vergaderzalen,
Bordelen, bedehuizen, dranklokalen,
Ja, alom heerst de anti-rookterreur.
En dat terwijl men, ondanks het gezeur
Van angst voor de onmogelijkste kwalen
Wel lekker stiekem, adem pleegt te halen
En meegeniet van mijn sigarengeur.
Een niet-roker is dus een profiteur
En dient mij in de grond zelfs te betalen.
Andermans Veren ging in 1992 van start bij de AVRO op Radio 2 en werd aanvankelijk door Erik van Muiswinkel gepresenteerd en door jou samengesteld. Het programma bestaat nu 30 jaar! Wat voor jubileumviering wordt het?
Daar kan ik nog niks over zeggen, vooral omdat ik het nog niet weet….
*) In de eerste delen van de podcast komt regelmatig dit boek van Bas Jongenelen ter sprake: https://www.kleineuil.nl/educatief/basisboek-historische-letterkunde-details