Rogier de Jong (1952) is dichter en essayist. Hij debuteerde op twintigjarige leeftijd met poëzie in Tirade en publiceerde daarna in verschillende literaire tijdschriften en bloemlezingen. In 2019 verscheen zijn eerste bundel Memento, gevolgd in 2021 door Seinpost. Rogier de Jong was van 2020 tot 2023 stadsdichter van Aardenburg. Voor Meander schrijft hij columns.
foto © Ria Van den Abeele
–
Dat klinkt op zichzelf al vergankelijk en
als er dan ook nog suiker aan te pas komt
kan het noodlot helemaal achterover gaan
zitten. Het inkoken van de saus tot de
beoogde dikte, het toevoegen van
vergoelijkend groen, het zich laten stalken
door uien, beetnemen door uitgebeende
olijven en gemuteerde paddenstoelen met
tovenaarshoeden. Dan alles toedekken met
een deken van kaas. Wie nu geen grafschrift
heeft zal het nooit meer schrijven. Wie nu
niet sterft zal ook morgen nog leven.
–
De karigheid zoekt zichzelf te
behagen want er moet iemand
zijn die dat doet. Haar hand
–
heeft geen gat maar een kering
want ze wil niet overspoeld
worden door wensen. Verlos
–
haar van het kwaad dat uit het
mateloze bestaat. Red haar sobere
ziel want ze wil niet verdrinken.
–
Weet je nog waar je was toen
je hoofd een augiasstal was en de
wereld op het punt stond te vergaan?
–
Je schuifelde rond in een donker
land terwijl de zon scheen,
merkwaardig was dat.
–
Iemand trok je ooglid omhoog
en toonde een glimp van
de wereld voordat jij er was.
–
Een wereld die je altijd wel
had vermoed maar die pas
bestond toen jij hem bedacht.
Devolutie
De straat, die ooit karrenspoor was
ooit pad was
(ooit platgetrapt gras)
is uit het landschap gewonnen.
De auto’s, die ooit rijtuigen waren
ooit paarden
(ooit schoenen)
zijn op blote voeten begonnen.
Wijzelf, die ooit apen waren
ooit amfibieën
(ooit vissen)
zijn op een dag het land op gezwommen.
Inmiddels zijn we zo ver gevorderd
dat we achterwaarts de oersoep weer in vliegen, kruipen
(en zwemmen)
om te herbronnen.