Een wonderlijk wonen
door Tom Veys
Saskia Stehouwer is een dichter die figuurlijk in de dingen kan kruipen, in fauna en flora, in de relatie tussen wat mensen samenhoudt. wonen op de rand van het wonder is de vierde bundel van Saskia Stehouwer. Eerder publiceerde ze wachtkamers. Met deze debuutbundel won ze in 2014 de C. Buddingh’-prijs. In 2016 werd vrije uitloop uitgebracht en de derde bundel uit 2019 draagt de titel bindweefsel.
‘Op de rand van het wonder’ wijst op een ‘bijna’-ervaring, wat poëtisch bijzonder interessant kan zijn, want welke kant kan het uitgaan? Gebeurt het wonder of gebeurt het net niet? Wonen op de rand van het wonder herbergt 25 gedichten die deze spanning openhouden. De alliteratie in ‘wonen’ en ‘wonder’ vindt zijn weerklank in de bundel, beide thema’s spelen een belangrijke rol, met name het thuiskomen en de verwondering.
Als we de voorflap van de bundel bekijken, zijn er verschillende kleuren in de titel terug te vinden. Er schuilt ook diepte in het omslagontwerp, we vinden nerven terug, een tekening van een blad. Dit is betekenisvol voor deze bundel, Saskia Stehouwer zoekt als klimaatdichter de meerlagigheid op, ze heeft oog voor het wezen van de dingen.
Deze gedichtenbundel, door Uitgeverij Marmer uitgegeven, begint met de afdeling ‘een dag zonder ondertiteling’, dit betekent een dag om te kijken, te luisteren. In ‘schetsen van een voetafdruk’, het eerste gedicht in de bundel, wordt een natuurbeleving gekoppeld aan een soms subtiel geëngageerd klimaatbewustzijn.
vissen die liggen te stotteren op het droge
de schetsen die we maken van verdwenen dieren
–
we leggen ze op de berg gevonden voorwerpen
en houden ze tegen het licht (…)
Opvallend is dat de dichter vaak woordengroepen herhaald in enkele gedichten, ritmisch en inhoudelijk kan dit interessant zijn, in het volgende fragment (uit ‘hakken in het zand’) zorgt het voor vertraging, bewustmaking:
voor het leven dat zichzelf optelt
zodat naar buiten kunnen lopen
en verder mogen raden naar wat er komt
–
ik rust voor mijn benen die nog steeds op weg gaan
voor mijn hoofd dat leger wordt met de jaren
voor de tranen van een vriend om zijn pogingen
mijn vingers voor ze de toetsen raken
–
ik rust voor wie ik ben als niemand kijkt
In de tweede afdeling ‘voer voor het vuur’ vinden we ‘esdoornblad’ terug. Dit gedicht is typografisch bijzonder interessant. In ‘esdoornblad’ splitst Saskia Stehouwer het gedicht in twee kolommen op. Zo ontstaan twee gedichten die drie lezingen kunnen bieden, het linkergedeelte, het rechtergedeelte en het hele gedicht dat je gewoon kan doorlezen van links naar rechts. De derde afdeling draagt als titel ‘als je zon wil moet je op een berg groeien’. De dichter gaat hier op zoek naar wat de zon kan belichten. Opmerkelijk is ook dat we nergens interpunctie en hoofdletters terugvinden, ook niet in de titel en in de naam van de dichter.
In het eerste gedicht van de derde afdeling, ‘sigma’, wordt de symboliek van ‘ik pakte mijn hand en trok haar naar me toe’ goed uitgewerkt. Sigma lijkt me hier een opsommingsteken. De dichter splitst zich op, komt buiten zichzelf te staan. De buitenwereld wordt betrokken in het gedicht: ‘ik bracht mijn hand naar een stad vol vermoedens’. Daarna wordt het ik een wij: ‘we spraken over wat ons had geraakt’. Verder wordt het ‘we lazen de lijnen en weken af’ tot ‘met ons mee zwenkten levens van anderen’. De gedicht deint uit, meandert. Dit werkt de magie van de poëzie in de hand. ‘Je est un autre’, schreef Arthur Rimbaud ooit en hier vindt het een gevoelige toepassing. Saskia Stehouwer ontdekt poëzie in opmerkelijke invalshoeken, in een titel verwoordt ze dit als ‘binnenreizen’.
De taal speelt hierbij een hoofdrol, de taal wordt een middel, een zoektocht: ‘ik ben een woord kwijt dat betekent / de deur niet op slot doen na de inbreker / de haard niet doven na de brand / je badpak bewaren na de overstroming’ uit ‘waar begint een land’. Verderop in dit gedicht opent de dichter een nieuwe invalshoek naar de eigen persoonlijkheid en het natuurbewustzijn: ‘ik zoek een woord voor wie ik was / voor ik het nodig vond / om in een vis te veranderen’.
Exemplarisch is het volgende gedicht ‘flinter’:
–
gevallen boom brengt leven voor velen
die zich tegoed doen aan het malse lijk
hun bekjes te klein om onze oren te bereiken
groot genoeg om een woudreus leeg te lepelen
voor later
–
hoe kun je een ander verhaal
vertellen dan dat van jezelf
als ik over de gevallen boom praat
is dat omdat ik vanochtend leerde
over de springstaartjes en hun vele kompanen
is dat omdat ik er een zag vallen op ons land
en dacht hoeveel huis kan ik hiervan maken
–
het is de boom die me leert praten
men leert klimmen langs zijn liggende stam
terwijl hij zijn nieuwe kinderen voedt
zijn takken buigend als het ritme van een zin
We volgen in ‘flinter’ de gedachtewereld van de dichter, dit vraagt aandacht. Eén: de natuur speelt een hoofdrol, ‘gevallen boom breng leven voor velen’, let op de prachtige woordspeling, twee: er is een opmerkelijke invalshoek die het ik, de ander of de natuur centraal stellen, ‘het is de boom die me leert praten’.
De bundel wonen op de rand van het wonder kan laag na laag worden ontdekt. Opvallend is de zij-inval, letterlijk en figuurlijk, dit zorgt voor poëzie. De gedachteoefeningen brengen nieuwe inzichten die empathisch zijn en soms ook confronterend. De sterkte van deze dichter ligt in het filosofische, het ontdekken, het wonderlijke. In het experimentele slotgedicht van de bundel wijkt de dichter een beetje af van dit procédé. De taal is hier dwingender.
In de volgende afdeling ‘het is wild als je het niet kunt tellen’ beschrijft de dichter ‘hondsdagen’. Hard en zacht wisselen elkaar af: ‘alles wat ik was / paste in jouw hand / de hand die spijkers sloeg / en katten streelde’. In deze afdeling voelen we soms een bittere ondertoon. Daaropvolgend kantelt de sfeer in de volgende afdeling ‘ik laat iedereen achter met een huis’. Dit huis kan ook een nomadenbestaan betekenen, waarbij de natuurelementen belangrijk zijn. Het wonder kan dus gebeuren. De queeste naar het wonen vindt wellicht een thuis in de gedichten zelf: ‘misschien kunnen we het teken vinden / dat voet bij stuk houdt / zich in ons hart boort // een touw waarmee we / de weg terug kunnen vinden / naar wat ons bond // nieuwe armen aanleggen / als paden / naar wat ons huis zal zijn.’ Het mysterie blijft in de bundel aanwezig, de taal ontvouwt het, het wonderlijke wonen.
____
Saskia Stehouwer (2023). wonen op de rand van het wonder. Uitgeverij Marmer, blz. 60, € 19,99. ISBN 9789460686207