LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Monica Boschman

31 aug, 2023

Taal zet altijd iets in beweging.

door Monique Wilmer-Leegwater



Monica Boschman (1965) is dichter, schrijver en schrijfdocent. Vóór de bundel Vindersloon (Fonds Open, Uitgeverij U2pi, 2023) verschenen de bundels Nieuwe wegen voor Mariken (2019) en Zeerslag (2018). Haar gedichten staan ook in het tijdschrift DICHTER, in bloemlezingen en op een ontbijtbord. Proza van haar hand is te lezen in de roman Zolderdagen (2023). Daarnaast schrijft Monica wandelverhalen en journalistieke teksten over zwaartepunten in het leven van mensen. In haar cursussen nodigt ze anderen uit de kern te vangen in woorden.

De gedichten bij dit interview komen uit Vindersloon.

 

Op je website lees ik dat je gelooft in taal die ademt en dat je op zoek bent naar wat raakt en onder de oppervlakte leeft. Kun je iets meer zeggen over deze zoektocht?
Ik noem het ‘taal die ademt’ om te benadrukken dat taal geen vaste materie is maar leeft. Meer dan een zoektocht is het een weg die ik ga, vooral om te laten zien dat taal zoveel meer kan dan het instrumentele en taakgerichte waartoe we ons zo vaak beperken. Met poëzie gaat de taal onderhuids, het zijn pijltjes naar de binnenwereld. Wil je alles begrijpen of wil je geraakt worden, je verbinden met wat er is?

Wat betekent het wonder van taal voor jou?
Taal zet altijd iets in beweging. Zo geeft jouw vraag mij weer een bredere blik op de titel van mijn nieuwe bundel Vindersloon. Dat krijg je zonder te zoeken, de beelden en woorden vallen je toe. Na het vinden volgt het boetseren, tot er het beste staat, op dit moment. Regels met zeggingskracht. Dat is best een wonder, met 26 letters en een paar leestekens. Zeker als je stil staat bij wat er daarna gebeurt, dus ook wat ik ervaar als ik een bundel van een ander lees. Je opent een bundel, ziet de zwarte letters stil staan op wit papier. Het ligt er mooi en vredig bij. Dan ga je lezen en laten de woorden ineens beelden zien, laten ze muziek horen, laten ze je lachen of ineenkrimpen. Dan zijn de woorden niet meer buiten je, maar doen ze hun werk in jou. Alsof er niets meer tussen zit. Het gaat om een verschuiven, een diepere uitdrukking die binnenin iets in beweging zet. Al weet je bij eerste lezing niet wat, je voelt het wel. De taal loopt op het begrip vooruit.

Kun je wat meer zeggen over die bredere blik op de titel van je bundel? Hoe kwam de titel tot stand, stond deze meteen vast?
In het gedicht Hij leeft zijn moeder na heeft het woord vindersloon een specifieke betekenis van de weg kwijt zijn en die samen weer vinden. Dit gedicht staat in een afdeling over o.a. Alzheimer. Mijn bundel is veel breder, gaat over ‘hoe te leven’, daarom las ik er waarschijnlijk overheen toen ik een titel zocht. Ik vind het mooi als de titel van een bundel uit één van de gedichten komt én de kern vangt. In het laatste gesprek met mijn redacteur liepen we alle teksten nog eens door een kwam Vindersloon bovendrijven. Eerst was ik gewoon tevreden, daarna was het een steeds verder reikend ‘het klopt’. Niet alleen voor deze bundel, maar ook voor mijn leven.

Op je website is je volledige bundel Zeerslag te lezen. Vind je het belangrijk dat poëzie deze toegankelijkheid heeft?
Qua toegankelijkheid geloof ik meer in poëzie op straat, voor losse gedichten op verrassende plaatsen. Een zorgvuldig gecomponeerde bundel wil graag op papier in de handen van de lezer leggen. Toch zette ik mijn bundel Zeerslag op mijn site, als totaalproject. Het gedicht in woorden, het gedicht voorgelezen, een foto én schrijfoefeningen bij het gedicht. Het is een voorbeeld van mijn manier van werken. Steeds de combinatie zoeken van zelf blijven scheppen en anderen inspireren. Ooit dacht ik dat ik moest kiezen, maar het blijken communicerende vaten.

Naast dichter, schrijver en schrijfdocent ben je, samen met Jos van Hest, ook redacteur bij het Poëziefonds Open.  Je begeleidt dichters in het proces naar de uiteindelijke publicatie van hun bundel en voert de redactie over hun werk. Kun je je eigen werk net zo beoordelen als dat van anderen?
Nee, gelukkig niet, dat zou een deel van de magie weghalen. Ik heb zelf ook blinde vlekken, daar kan alleen een ander me op wijzen. Bij anderen let ik zeer scherp op titels, zelf werd ik door mijn redacteur gewezen op een aantal vreemde keuzes. Of ik bleek niet binnen het beeld te blijven, iets waar ik bij anderen al snel de vinger op leg.
Taal die uit jezelf voortkomt, is vanaf dat moment zo eigen en voor jezelf bekend. Daarnaast ken je de ontstaansgeschiedenis van het gedicht, de versies en weet je wat je ooit wilde zeggen. De taal van de ander is nieuw, dan is het makkelijker met de redacteursbril te kijken, met een heldere blik dienstbaar te zijn aan de bundel van de ander.

Onlangs presenteerde je zowel je bundel Vindersloon als ook je roman Zolderdagen. Was het een bewuste keuze deze boeken gezamenlijk te presenteren? Had Zolderdagen ook in dichtvorm kunnen verschijnen?
Gewoon een eigenwijze daad. Ik wilde ze samen afronden en presenteren om ruimte te krijgen voor een ander werk waar ik al mee bezig ben. De bundel en de roman zijn heel verschillend, maar dragen allebei mijn manier van kijken in zich. Zolderdagen is proza, toch is mijn stijl ook daar poëtisch, alleen veel minder verdicht.
Ik vind het mooi te denken dat een onderwerp zelf bepaalt welke vorm het krijgt. Een vorm die past bij wat gebeuren wil. In die zin hoef ik alleen maar te luisteren en te volgen. Uiteraard wel in een discipline die past bij mijn talent en vaardigheden. Ik zie mezelf bijvoorbeeld geen schilderijen maken. De roman Zolderdagen schreef ik grotendeels op IJsland, ik ging erheen om poëzie te schrijven, de roman overkwam me, ik duwde het niet weg. Dat bleek niet voor niets.

Ik was aanwezig op deze mooie presentatie die op veel mensen indruk maakte. Je droeg o.a. een gedicht voor dat geïnspireerd is op je vader die zelf ook aanwezig was en reikte aan hem het eerste exemplaar uit. Je zei toen dat je eigenlijk weinig autobiografische gedichten schrijft.
Mijn vader floot op een heel speciale manier, altijd herkenbaar op grote afstand. Ik zou me rot schrikken als ik dat fluitje op straat zou horen. Het gedicht staat in de afdeling Een taaie in de ring, als zacht eindgedicht na gedichten over Alzheimer. Sommige gedichten over deze ziekte schreef ik al voor mijn vader ziek werd, maar kloppen helemaal. Is het dan autobiografisch of niet?

Thuis

In het park, in de velden
en in het bos, bij onze hut.

Als het tijd was klonk
het fluitje van mijn vader.

We hoefden geen reden
we kwamen. Altijd, alle vier.

Soms hoorden we niets
dan voelden we de trilling.

Geen mens die dat nadoet
misschien een merel.

Denk je dat een dichter vaker autobiografische elementen gebruikt dan waar hij of zij zich bewust van is? Stelt een dichter zich kwetsbaarder op door autobiografisch te schrijven?
Het woord ‘autobiografisch’ geeft mij altijd een grote glimlach. Waarom willen we weten of iets echt gebeurd is? Alles komt via mijn hoofd, hart en handen op het papier, misschien wordt het daarmee een deel van mijn levensgeschiedenis en werkt het dus andersom. Verbeeldingskracht is immers een vitaal deel van mij. Regelmatig zeggen mensen ‘hoe krijg je het bedacht’ of ‘dat is wel erg toevallig’ bij dingen die ik juist echt heb gezien of meegemaakt. Aan de andere kant gaan ze ervan uit dat ik andere dingen – die juist verzonnen zijn – echt heb meegemaakt. Je kunt niets helemaal opnieuw beleven, elke bewerking of verdichting verandert de werkelijkheid. Omdat ons geheugen onbetrouwbaar is, kan zelfs een in eigen ogen autobiografisch verhaal op meerdere punten afwijken van de werkelijkheid.
Ik raad andere schrijvers altijd aan om in interviews te zeggen dat hun werk 13% autobiografisch is. In mijn werk zitten best veel autobiografische elementen, maar als je die bewerkt door ze toe te wijzen aan andere personen, ze uitvergroot of combineert met iets uit je verbeelding, dan is het grotere geheel totaal nieuw en vaak veelzeggender.

Samen hebben we gekeken naar de drie gedichten die we bij dit interview zouden plaatsen. Alle drie komen ze uit je nieuwe bundel. Jij koos zonder te aarzelen voor Kijk. Kun je iets meer zeggen over dit gedicht, is het een belangrijk gedicht voor jou?
Kijk is belangrijk omdat het in de bundel het eerste gedicht is. Het trekt de lezer de bundel in of zorgt ervoor dat hij/zij Vindersloon weer terzijde legt. Het is het enige gedicht dat niet in een afdeling staat. Het gaat over onze kijkrichting en over hoeveel die bepaalt. Dit gegeven houdt mij bezig. Als je echt iets anders ziet, is het niet gek dat je elkaar niet begrijpt, schep je eigenlijk alleen al door het kijken verschillende werelden, om over denken nog maar niet te spreken. Misschien vind ik het ook een fijn gedicht omdat ik er met zoveel plezier aan werkte.
De titel Vindersloon komt uit een ander gedicht maar past helemaal bij Kijk. Ook dat zag ik pas toen de bundel af was.

 

Kijk

Er zijn er met het hoofd omhoog, de ogen gericht
op boven. Ze hadden best libellen willen zijn
die – met hoogzomerse luchtigheid – opstijgen
uit het armzalige en nergens meer neerkomen.
In de nacht wanen ze zich zon onder gordelsterren.

Er zijn er met het hoofd recht. Ze leven op ooghoogte
daar waar ze bij kunnen. Ze oogsten van lage takken.
Wortels en kruinen blijven buiten beeld. Soms gaan ze
door hun knieën om wie gestruikeld is op te rapen
weer binnen het bereik te halen van ogenblikken.

Er zijn er met het hoofd naar beneden, hun nekbotjes
nemen een gebogen vorm aan, de blik volgt. Zij weten
madelieven tussen gras, zijn doorgronders van
de schepping onder hen. Ze dromen van opkijken
maar wormen en zwaartekracht houden hen tegen.

Er zijn er die voortdurend omkijken. Er zijn er
met het hoofd ver voor het lichaam uit.
Er zijn er meer, ze lopen samen op, raken aan,
temmen elkaar, laten los en gaan weer door
kijken verbaasd wanneer ze botsen.

Je wandelt veel en bent voorzitter van de Walk of Wisdom, een pelgrimsroute van 136 kilometer rondom Nijmegen. De essentie van deze ‘moderne’ pelgrimstocht is de ervaring van de tocht zelf en niet het behalen van het doel. Natuur en het leven zelf zijn inspiratiebronnen. Hoe verhoudt dit zich tot jouw poëzie en tot jou als mens? Is het belangrijk verbondenheid te voelen met de natuur en soms de afzondering op te zoeken?
Verbonden zijn met de natuur is een gegeven, met een grote rol voor de zintuigen. Wonen in het buitengebied helpt. De groene specht en het fluitenkruid, ze kleuren mijn dag. Net zoals fazanten, vossen, reeën. Ik wandel en fotografeer, dat versterkt het kijken en is ook het beginpunt van poëzie. Naast het werken met groepen voelt periodes alleen zijn – in stilte – als een noodzaak. De voortdurende beweging van binnenwereld naar buitenwereld en weer terug.
Als je me vraagt wat mijn inspiratiebronnen zijn, dan herhaal ik de woorden uit jouw vraag: de natuur en het leven zelf. Maar ook: wie wij van nature zijn. Schrijven als poging om daar mogelijk iets van te begrijpen.

 

Zwerfkei

Aan mijn naam zie je
dat ik niet van hier kom.

Lang ben ik onderweg geweest.
Ik ben geland, geaard, geslepen
door regen en door tijd
terecht gekomen.

Wat aangewaaide bloemen
– nog ongehard – bescherm ik
tegen wind en elke wende
splijt me. Het licht valt.

Het donkert onder mij
dicht van aarde.

     Andere berichten

Interview Gerard Scharn

‘Helaas is het zo dat poëzie alleen gelezen wordt door poëzieliefhebbers.’ - door Alja Spaan - Gerard Scharn (Gemert, 12 oktober 1946) is...