LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Rita Van Hauwermeiren

1 feb, 2024

‘Vormgeven aan wat niet meer vast te pakken is’

door Cora de Vos

 

Rita Van Hauwermeiren (Aalst, 1957) debuteerde in 2022 met de bundel EEN TOREN HOOG GEMIS (uitgeverij Het Punt, Dendermonde). Al jaren eerder, op haar twintigste, gaf zij samen met haar vader twee gedichtenbundels in eigen beheer uit. Na het verlies van haar zoon Joachim is poëzie voor haar een manier om kunstzinnig om te gaan met de vaak rauwe werkelijkheid. Ze streeft ernaar gevoelens op een originele wijze te formuleren, zonder somber of dramatisch te willen zijn.

foto © Guido Flobert

 

Verlies, rouw, verdriet en gemis zijn de rode draad in EEN TOREN HOOG GEMIS. Erg mooi vind ik deze strofe als introductie: ‘Zal ik verlies vacuüm trekken/ als halmen opbinden in schoven/ gemis toedekken met veren/ of verzen verzamelen in een bundel?’
Je hebt dat laatste gedaan, heeft het schrijven van gedichten je geholpen?
De bundel samenstellen was voor mij een eerbetoon aan mijn in 2011 overleden zoon Joachim.
Wat kan helpen bij het verlies van je kind? Niets kan je kind terugbrengen. Maar erover praten en vooral schrijven kan een deel van het rouwproces zijn. Zo is het althans voor mij. Met de gedichten die ik voor en over Joachim schreef wilde ik hem in de eerste plaats dichter bij mij halen. Herinneringen oproepen en vastleggen, vorm geven aan het gemis…
Vormgeven aan wat niet meer vast te pakken is, zoals een beeldhouwer het kind in klei boetseert, de schilder een portret schildert, zo kan de dichter haar/zijn verloren kind met woorden vormgeven, een stem geven en het kind dichterbij brengen.
Door de lezer deze bundel aan te bieden, geef ik wel een stukje intimiteit weg aan het publiek. Maar dat mag, vind ik.

Stilleven

De spiegeldeurtjes trekken
een scheur in mijn gezicht

de scharnieren piepen
de tandenborstel is gekromd

de tandpasta versteend
het mondwater zwijgt

de amandelolie is ranzig
het dopje van de fles verduurd

flosdraad rolt zich op als
een foetus in zijn cocon

het scheermesje scherpt de snee
de aluinsteen likt geen wonden

op de bovenste plank van het kastje
ligt een gevouwen A4’tje

het spatje rood
verhindert mijn kijken.


Op de website van uitgeverij Het Punt staat: ‘De gedichten zijn niet troostend en vragen niet om compassie.’ Toch denk ik dat andere ouders hun ervaringen met het verlies van een kind herkennen in jouw werk en dat er een troostende werking van kan uitgaan, ook al is dat niet de opzet. Ik begrijp dat je geen medelijden of vals sentiment wilt, maar wat is er mis met compassie?
Wanneer je ‘compassie’ bedoelt in de juiste betekenis van het woord als ‘samen lijden en gemotiveerd zijn om dat lijden te helpen verdwijnen’, is dit zeker niet verkeerd. Maar in ons taalgebruik wordt compassie vaak verward met ‘medelijden’ en dat is voor mij moeilijk te verdragen. Natuurlijk hoop ik dat ouders die een kind verloren zijn herkenning vinden in bepaalde gedichten of in bepaalde zinnen. Dat schept verbondenheid. Bij verlies gaan we op zoek naar verbinding, want verbinding kan troost geven. Maar ook lezers die geen kind verloren zijn kunnen herkenning vinden in bepaalde gedichten. Iedereen kent gemis en rouw in het leven. Zo staan er ook twee gedichten in de bundel over ‘moeder’.

Op de website van de uitgever staat ook: ‘Lees wat er (niet) staat, want er staat niet wat je leest.’ Dat geldt natuurlijk heel vaak bij poëzie, de lezer mag zelf het ongezegde invullen. Waarom koos jij/of de uitgever voor deze zin?
‘Lees maar, er staat niet wat er staat’, deze zin van Martinus Nijhoff is auteursrechtelijk beschermd.
Achteraf pas besefte ik dat deze zin onbewust had overgenomen en er ‘mijn zin van had gemaakt:
‘Lees wat er (niet) staat, want er staat niet wat je leest.’
Misschien had ik deze zin achterwege moeten laten op de achterflap. Want uiteraard leest elke lezer een gedicht op de eigen manier en vult de betekenis zelf in.

Je schreef al jong gedichten en gaf twee bundels in eigen beheer uit. Kun je daar wat meer over vertellen?
Als zesjarige stuurde ik mijn eerste gedichtje naar het tijdschrift Zonnekind en het werd gepubliceerd! In Yang werd in de jaren ’70 ook al een gedicht van mij gepubliceerd.
Mijn vader zaliger (Marcel Van Hauwermeiren 1929-1986) tikte zijn gedichten op zijn schrijfmachine en liet ze me lezen. Dit was de aanzet om ook mijn gedichten aan hem te laten lezen.
In 1979 stelde hij een bundeltje samen Gedichten uit Wichelen, een viertal andere mensen uit Wichelen leverden een bijdrage. Ik was toen jong en mijn gedichten waren zowel melancholisch als romantisch. In 1979 organiseerden we ‘Poëzie rond het haardvuur’ in Dendermonde. Een jaar later publiceerden we de bundel Welke kleur heeft de kameleon? Later hadden we een poëziemiddag in Wichelen met Roland Jooris. Kort daarna overleed mijn vader onverwacht…
In 1982 ben ik getrouwd met Guido. We kregen snel drie kinderen na elkaar, ik werkte fulltime als lerares handelswetenschappen in Erpe-Mere en in Dendermonde en vond toen weinig tijd om met poëzie bezig te zijn. Wel schreef ik tussen de drukke werkzaamheden door dagboekfragmenten omdat de woorden in mijn hoofd een blad papier nodig hadden. Toen de kinderen wat groter waren en ik halftijds werkte, kwam er meer tijd voor schrijven. Vanaf 2003 kwam er een succesvolle periode met prijzen, nominaties en publicaties. Mijn ‘palmares’ werd een lang lijstje. Ook in mijn dorp Wichelen kreeg ik veel aandacht voor mijn poëzie.
Ik bewaar alle bundels en tijdschriften waarin een gedicht van mij staat in een apart kastje.
Een erfenis voor mijn kleinkinderen?

In 2022 won je de eerste prijs van de gedichtenwedwedstrijd Poëziepad van A tot Z en kreeg daarmee een materialisatie in cortenstaal van je gedicht Nu nog de zwanen’. Wat betekent deze prijs voor jou?
Ik had al eerder een ‘gematerialiseerd’ gedicht. In 2009 werd het gedicht Memento op een poëziezuil van arduin en plexiglas aan het kerkhof in Wichelen ingehuldigd. Kon ik vermoeden dat dit memento voor mij nog indringender werd toen ik in 2011 aan het urnengraf van mijn zoon zou staan?
Het gedicht Nu nog de zwanen is prachtig vormgegeven en prijkt langs het Poëziepad van Avelgem tot Zwevegem. Het is een hele eer om met dit gedicht tussen de andere mooie gedichten te mogen prijken. Ik zou daar meer moeten gaan wandelen… Nu nog de zwanen werd in 2023 genomineerd voor de Melopee Poëzieprijs in Laarne. Ook deze erkenning was een eer voor mij.

En dan was er nog de Top 100 van De Gedichtenwedstrijd. Je haalde met in totaal drie gedichten de honderd beste gedichten van de edities 12 en 13. Was de Top 100 voor jou een belangrijke aanmoediging om nu maar eens met een eigen bundel te komen?
De publicatie van twee gedichten in de Top 100 editie 2020  In donzen dromen deed mijn hart sneller slaan. Het was coronatijd en mijn gedichten rond verlies werden opgemerkt door de jury. De erkenning voor het gedicht Kinderwens heeft me over de streep getrokken om een bundel rond verlies samen te stellen. Ook het gedicht Gezelligheid, gepubliceerd in de bundel van 2022 Niets eeuwig dan het ogenblik gaat over gemis.

Kinderwens

Zo alledaags als het ritueel van opstaan
ramen openen, lichten aan,
verdraag ik de stilte aan tafel

Verdraag ik het tikken van het kopje
op het aanrecht, het scherp van de snee in het brood

het stilzetten van de radio, het dichtvouwen van de krant,
het vallen in de leegte

Zo rond als de cirkel om de leugen
draai ik kringetjes met mijn vingers
wrijf ik papiertjes plat, raak ik verstrikt in raadsels

Zo strak als de lijnen van het vierkant
trek ik strepen op het blad

teken ik de kamer terug in de tijd,
papier uit het potlood, goudvissen uit bokalen,
bloemzaden uit potten

kind uit kuil

tot vaas
tot scherven gelijmd
bloemen op tafel

kind op verlanglijst

Hoe schrijf jij je gedichten, heb je een bepaalde routine, een schrijfritueel? En ken je het gevoel van een flow?
Meestal ontstaat een gedicht terwijl ik aan het rusten ben. De afzondering, de stilte van de kamer halen me uit de rush van de tijd. Ik heb de stilte nodig om gedichten in mijn hoofd te schrijven.
Naast mijn bed ligt een schriftje waarin ik zinnen noteer. Vaak wordt het concept van een gedicht dan al geschreven. Je zou kunnen zeggen dat de flow ontstaat onder een deken van inspiratie.
Later tik ik het gedicht uit op mijn laptop. Dan begint het ‘huiswerk’: lezen, schrappen, verplaatsen van zinnen… Vaak eindig ik met een totaal ander gedicht dan wat ik oorspronkelijk had geschreven.
Ook wanneer ik achter mijn schrijftafel zit, moet het stil zijn. Een thee of koffietje erbij en ik ben vertrokken voor een paar uren. Ik herlees mijn gedichten de volgende dagen opnieuw en kan dan kritischer kijken. Als een gedicht helemaal niet goed is, herwerk ik het of voer ik het af naar de prullenbak. De deleteknop kan bevrijdend werken.

Zijn er dichters die voor jou een voorbeeldfunctie hebben?
Ik heb een grote poëziebibliotheek in mijn schrijfkamer. Ik koester alle dichters. Van A tot Z.
Ik kan moeilijk namen noemen omdat ik bij iedere dichter wel een gedicht vind dat me aangrijpt en omdat het lijstje niet zou passen in dit interview. Wel wil ik een gedicht van Hester Knibbe ‘nomineren’ als één van de meest beklijvende voor mij op dit moment:

Hoe draag je een kind naar zijn laatste. Acht

heb je er nodig, zijn vrienden met liefde
en lef genoeg om hun schouders
eronder te zetten. Ze hebben veel

meer te dragen dan het gewicht van het hout
en het lichaam erin, ze moeten

wegdragen. Hoe ze dat doen, hoe dat moet?

Zwijgend. Voet voor voet.

Een gedicht moet voor mij toch wel een esthetisch effect beogen. Klank, ritme en gebruik van vele poëtische stijlfiguren zoals enjambementen, beeldspraak, andere dichtvormen zijn voor mij van belang om van een goed gedicht te kunnen spreken. Ik kan me moeilijker vinden in poetryslam. Misschien word ik daar te ‘oud’ voor?

Heb je plannen voor een tweede bundel met misschien een ander thema? Of verwacht je dat rouw en verlies altijd een rode draad blijven in jouw werk?
Of er een tweede bundel komt? Ik forceer het niet. Ik schrijf verder en zie wel wat zich aandient. Er is zo veel veranderd in de poëziewereld de laatste tijd en het wordt moeilijker om gezien te worden. De rouw en het verlies zullen allicht onbewust altijd meespelen als ik een gedicht schrijf. Daar betrap ik me wel op. Ik denk dat ik melancholisch geboren ben. Op een portretfoto van mij in de derde kleuterklas sta ik met tranen in mijn kinderogen en dat kwam niet alleen omdat de non die mijn haren kamde, te hard had getrokken…
Het gedicht Bron schreef ik lang geleden over mijn zoon. Hij leefde toen nog. Alsof ik alles al had voorvoeld… Het maakt een cirkel rond de metaforen van verlies.

 

Bron

Uit barsten heb ik je gehouwen
gewassen in het zout van mijn schoot

je voorzichtig uit de strop gehaald
en je langzaam, langzaam van me losgeweekt

in deze zuiverste vorm van bloot wreef ik je droog

ik schreef je neer in het marmer van mijn metafoor
uit duizend rotsen zijn we opgestaan

tot we ravijnen naderden met diepe scherpe kanten

ik heb je opgetild toen je verblind werd
door een stralend licht maar je gleed weg

als schelpengruis achter mijn oor
-jij broze metamorfose van water en wind-

ik blijf achter in een onvoltooid gedicht
en leg je neer in de wig van mijn gezicht.

Jij schuurt de groeven dicht.

 

     Andere berichten

Interview Gerard Scharn

‘Helaas is het zo dat poëzie alleen gelezen wordt door poëzieliefhebbers.’ - door Alja Spaan - Gerard Scharn (Gemert, 12 oktober 1946) is...