‘Helaas is het zo dat poëzie alleen gelezen wordt door poëzieliefhebbers.’
–
door Alja Spaan
–
Gerard Scharn (Gemert, 12 oktober 1946) is een laatbloeier wat betreft het schrijven van gedichten. Hij is er begin deze eeuw mee begonnen toen hij door toeval bij een autorestauratiebedrijf terechtkwam.
Als jongeman voer hij zeven jaar bij de Koninklijke Marine en later op de binnenvaart. Daarna haalde hij zijn Atheneumdiploma en rondde een studie straf- en strafprocesrecht af met een scriptie over islamitisch strafrecht.
Hoe ben je bij Meander terechtgekomen? En wat doe je bij Meander?
Op 22 mei 2023 ontving ik dit mailtje van Alja Spaan: ‘Op 1 juni verschijnt bij Koppernik een nieuwe dichtbundel van Jan Lauwereyns, Zombie zoekt zielgeno(o)t. Lauwereyns, die al 20 jaar woont en werkt in Fukuoka, Japan, komt begin juni op auteursbezoek naar Nederland en is beschikbaar voor interviews. Koppernik vroeg of Meander daar belangstelling voor had, ik heb uitgelegd dat we alleen per mail onze interviews doen en kreeg daarop zijn mailadres. Gezien je fascinatie voor Japan vroeg ik me af of jij als gastinterviewer hem vragen zou willen stellen. Ik weet niet of je daar gelegenheid toe hebt en tijd maar het is het proberen waard.’
Mijn antwoord was een volmondig ja. Sindsdien ben ik van gastinterviewer bevorderd tot vaste medewerker van Meander. Omdat de meeste interviews per mail worden afgenomen heeft de vragensteller alle tijd zijn vragen voor te bereiden met als gevolg dat ik van de geïnterviewden een of meer bundels heb doorgenomen. Soms een inleidend telefonisch onderhoud en een keer een persoonlijk treffen met de dichter. Het is zonder meer blikverruimend dichters die je daarvoor nauwelijks kende naar hun motieven en beweegredenen te vragen.
Kun je je herinneren hoe je met poëzie in aanraking kwam?
Zeker, dat was al op de lagere school met gedichten van A.C.W. Staring zoals ‘Het hondengevecht’ en waarschijnlijk ook Nicolaas Beets. Ook de teksten van de kerstliederen spraken en spreken mij nog aan. Voeg daarbij in een later stadium Guido Gezelle en John O’Mill en niet te vergeten ‘De tuinman en de dood’ van Van Eyck.
Wat vind je van het poëtisch klimaat in ons taalgebied? Is een Dichter des Vaderlands eigenlijk nodig?
Van geveldichters en brugdichters, grafdichters, stadsdichters, campusdichters en eilanddichters, tot in de verste uithoeken van Nederland wordt gedicht. Er wordt in wedstrijdverband geslamd en spoken word voorgedragen en de podiumdichter hoeft maar te kiezen waar hij wil voordragen al zal hij of zij nooit volle zalen trekken tenzij het zaaltjes in zakformaat zijn. Maar een voordracht in de voormalige koepelgevangenis in Haarlem of in de Sint Bavo of in de berceuses van de Prinsentuin in Groningen is een retourtje waard. Wat het klimaat betreft ben ik van mening dat het een klimaat zonder seizoenen is, al kan de temperatuur behoorlijk dalen indien de benoeming van een stadsdichter of diens bijdrage onderwerp van discussie is.
Dichter des Vaderlands hier te lande is niet te vergelijken met de Poet Laureate in Engeland waar deze al eeuwen bestaat en een functie voor het leven is. De huidige DdV, Babs Gons kwijt zich en haar voorgangers kweten zich naar behoren van hun taak en daar wil ik verder niets op afdingen.
Helaas is het zo dat poëzie alleen gelezen wordt door poëzieliefhebbers en dat is een constante die de benoeming van een DdV aanvaardbaar maakt. Zij hebben een onvervreemdbaar recht op goede poëzie!
En wat betreft je eigen werk?
Dit kan het beste omschreven worden met de mening van anderen.
Jeroen Dera in 2005 en 2006 over mijn optreden tijdens Onbederf’lijk Vers in Nijmegen:
‘Van de twee ‘onbekende namen’ was de eerste vervolgens verhinderd. Dat werd echter ruimschoots goedgemaakt door de andere, een dichter die optrad onder het geniale pseudoniem ‘Kiste’. De man had een heuse fanclub in zijn kielzog meegebracht die na elk gedicht luidruchtig zijn bijval kenbaar maakte. Kiste was ook goed, dat moet gezegd. Korte, sterke gedichten met soms een humoristische ondertoon. Hoogtepunt was een tweeregelig gedicht over een potloodventer.’
‘Gerard Scharn a.k.a. Kiste mocht afsluiten, dit keer zonder fanclub. Hij ging zo op in zijn gedichten dat hij het meisje van de organisatie, dat wanhopig probeerde duidelijk te maken dat zijn tijd op was, in het geheel niet opmerkte. Wat een kerel. Een vent, voor mijn particulier gevoel.’
Erik Jan Harmens:
‘Gerard Scharn is een dichter die in de traditie van Slauerhoff staat.
Als geschreven vanuit een scheepskajuit werpt hij ons zijn eenmansbestaan genadeloos voor de voeten. Soms schiet hij door in mambojambo maar veel vaker dicht hij kristalhelder en tekent hij op wat hij ziet. En dat is veel. Hoe kleiner zijn taal, hoe groter.’
–
–
Drie gedichten
–
luister naar het suizen en het ruizen
in de toppen van lariks en dennenboom
bij een zwakke tot matige wind
–
beschrijf in koikarperen kleuren de ondergaande
zon, dans een polonaise met bijen proef de smaak
van wilde honing op je tong
–
kijk met een dagpauwoog, vlieg met libellen
verdwaal in wolken zomersneeuw, luister naar
het slaan van nachtegalen
–
bid met de hotnotsgot, graaf dassentunnels
word een met de natuur, laat je verbeelding
spreken!
–
de nacht is vol geluiden voor wie horen wil
het zakken van het kwik in capillaire buisjes
het samenvouwen van de vleugels van een mot
een droom die implodeert tot een bodemloos gat
–
het groeien van het embryo in een struisvogelei
de stemmen in het hoofd van de man die met
doorgeladen pistool ‘s nachts de straat op gaat
duisternis is vol geluiden voor wie het horen wil
met de geesten begraven in een gedempte echoput
–
geen man of vrouw eet graag alleen
wanneer de liefde in rook is opgegaan
je zit daar in je eentje en eet uit blik
of plastic en drinkt goedkope wijn
met de afdronk van azijn, geen mens
die zegt zullen wij uit eten gaan en
vrede sluiten en opnieuw beginnen
–
nu eet je halve porties uit blik of plastic
en geeft het overschot aan de hond en
drinkt goedkope wijn uit karton met de
afdronk van een gure herfstdag in mei
–
er zijn mensen die van honger sterven
en bereid een moord te plegen voor wat
jij laat staan en vuilnisbakken keren op
zoek naar blik en plastic met de smaak
van weggegooide overdaad