Op 15 maart overleed de bekende dichteres Patricia Cecilia (Patty) Scholten (Den Haag, 1946 – Ede, 2019). Als Patty Klein was zij de Grande Dame van de Nederlandse strip. Ze was al geruime tijd ziek.
Als stripauteur kreeg ze haar opleiding bij Toonder Studio’s waarna ze decennialang scenario’s schreef voor talrijke bladen. In februari dit jaar werd ze voor haar verdiensten op dit terrein benoemd tot ridder in de orde van de Nederlandse leeuw.
In 1995, ze was toen negenenveertig, kwam haar poëziedebuut Het dagjesdier uit. Omdat de bundel dierensonnetten bevatte, werden de gedichten zoonetten genoemd. Van haar hand verschenen in totaal acht dichtbundels met sonnetten, alle bij Uitgeverij Atlas.
Haar laatste bundel, De ziel is een pannenkoek (2011), vormt een autobiografie in sonnetten. Ze heeft gewerkt aan een herrijming van gedeeltes uit de oudste natuurhistorie in het Nederlands Der naturen Bloeme van Jacob van Maerlant. Het gedicht Sloompie Muis komt uit haar laatste bundel en gaat over haar liefde voor dieren.
Al jong was ik geboeid door ‘t dierenrijk.
Ik liep vaak langs de waterkant te zoeken,
een zeef als schepnet, aangestaard door snoeken.
Ik liep in zeven sloten tegelijk.
De wespen gaven van een angel blijk,
terwijl de dieren in mijn kinderboeken,
konijn of muis, gekleed gingen in broeken,
de thee met taartjes binnen handbereik.
Oom Thom bracht als cadeau een witte muis
met een rood vestje aan. Hij had het thuis
zelf in elkaar genaaid, liep hij te snoeven.
Hier is je eigen sprookjesmuis, zei oom.
Het dier ging spoedig dood, was o zo sloom,
hij was in ’t lab gebruikt voor enge proeven.
Patty stond diverse keren op de Nacht van de Poëzie, was twee keer genomineerd voor de VSB-Poëzieprijs, ze ontving de Kees Stip-prijs, werd bijna Dichteres des Vaderlands en was stadsdichter van Renkum. Een selectie van haar dierensonnetten werd in het Engels vertaald door James Brockway en gebundeld tot Elephants in Love and other Poems (London Magazine Editions,2000). In de Klassieker over Patty’s gedicht De olifant zijn, helemaal onderaan, haar Verliefde olifanten en Brockway’s vertaling te lezen.
Een van haar favoriete dieren was de inktvis.
Octopus
O geitenogige zuignappeling,
ontsnappeling uit eigen slangenkuil,
Ganesha met een papegaaienmuil,
driehartenheer, groenbloedig schoonzwemding,
Vandaag speel je bedeesd verstoppeling,
want in je stenen bed houd je je schuil,
verschiet van kleur als een reclamezuil.
Ik zie je, dieprood van ontreddering.
Ik trek me terug en straal gedachten over:
dag Quasimodo, ik ben Votre Dame.
Ik speel de visvrouw, jij de krabbenrover.
Doen we een spel waarin jij echt uitblinkt?
Kom dan tevoorschijn, dit win je met name:
wij beiden zijn de kliederaars met inkt.
Uit: Looiedetten (Atlas, 2006)
Looiedetten was haar zesde bundel en kwam tot stand dankzij een reisbeurs van het Fonds voor de Letteren. Ze snorkelde in Egypte en leerde aldus verschillende onderwaterdieren kennen.
Snorkelen
Ik laat me door het blauwe nat omsluiten.
Het is doodstil, alleen mijn ademhalen
klinkt pruttelend als doffe klopsignalen.
Ik zweef en sluit de bovenwereld buiten.
Een papegaaivis dartelt voor me uit en
gaat dan wat knabbelen aan de koralen.
De vissen zwijgen in wel duizend talen,
hun kleuren kletsen over ijdeltuiten.
Waartoe dient dit palet, die vreemde vormen
hier in het kalme blauw! Ik kijk naar glimmers
in rood en groen van kerstboomkokerwormen
en wou dat ik hun zeetaal snappen kon.
Want alles heeft een doel, zegt Einstein immers.
Ik stijg weer op en vind míjn taal, de zon.
In 2005 ontmoette ik Patty voor het eerst in Amsterdam, toen ik uit haar handen de Plantage Poëzieprijs mocht ontvangen. Daarna kwamen we elkaar met een zekere regelmaat tegen bij de Stadsdichterdagen in Lelystad en bij de prijsuitreiking van de Willem Wilmink Dichtwedstrijd in Almelo. Ze was niet alleen een geweldige dichter en striptekenaar maar ook een zeer aimabel mens, door velen geliefd.
Haar gedichten hebben een komisch-ontroerende inhoud, de taal is geraffineerd, de beeldspraak treffend, de strakke vorm van het sonnet zit niet in de weg. Mario Molengraaf formuleerde dit als volgt: ‘Ondanks dat strikte schema voelt zij zich in het sonnet geen aap in een kooi, maar een olifant in een modderbad.’ Patty keek heel aandachtig en liefdevol naar dieren. Ze laat ons een schat aan tekeningen en gedichten na. Een paar jaar geleden schonk ze me alle afleveringen van het helaas opgeheven literair tijdschrift De Tweede Ronde. Ook die zal ik blijven koesteren.
Als slot het sonnet De dood dat Patty schreef toen haar vertaler James Brockway was overleden.
De dood
Die lompe gast zal jou niet overslaan.
Nooit belt hij op en vraagt: ‘Kom ik gelegen?’
Hij komt te vroeg, te laat, zijn zeis stoot tegen
je lamp of vaas. Hij laat zijn koffie staan.
Beloftes worden niet door hem gedaan
en hij zal nooit die knekelvoeten vegen.
Hij wil niet schaken. Er wordt stuurs gezwegen
tot hij je vraagt om met hem mee te gaan.
Dat was het dan. Je bent opeens zo moe.
Hij zegt: ‘Je wist toch dat ik ooit zou komen.
Die lamp, die vaas, die doen er niet meer toe.
Kijk niet zo bang. Het sterven doet geen pijn.
Het zal een slapen, slapen zonder dromen,
het zal een slapen zonder weerga zijn.
Uit: Slapen zonder weerga (Atlas, 2002).
(c) Inge Boulonois, 16 maart 2019