Een periscoop die door huid en aarde heen dringt
door Wilma van de Akker
De blanke gave is de derde bundel van Ellen Deckwitz, een dichteres die haar eerste successen haalde bij optredens op slampodia. Zelden zijn dichters zo succesvol dat ze het tot Bekende Nederlander schoppen. Deckwitz bracht het tot het snelle televisieprogramma ‘De Wereld Draait Door’ en enkele afleveringen van de kwis ‘De slimste mens.’ Voor mij zijn dat niet per definitie aanbevelingen, dus het kostte even moeite om De blanke gave met een onbevangen geest te lezen. Na mezelf ernstig toegesproken te hebben is het gelukt en ontdekte ik veel moois in de bundel.
Bijvoorbeeld dat ‘blank’ hier niets met huidskleur heeft te maken, maar alles met ‘onder water gezet’. Water speelt in de hele bundel een hoofdrol, in de vorm van overstromingen, een draaikolk, zeewater, ijs, nevel, mist, lichaamsvocht enzovoorts. Een vijftal gedichten heet ‘waterpsalm’.
Bij elke dichter die ik lees, vraag ik me af hoe zijn of haar geest werkt, door welke bril die naar de wereld kijkt om er poëzie van te maken. Deze dichteres maakt gebruik van een vergrootglas, zoals in de Vierde Waterpsalm, waar thinner in de gootsteen een draaikolk vormt. Of in het gedicht ‘Lokale vrouwen’:
Lokale vrouwen
De moeders beklommen iedere zondagochtend de rotsen om te
luisteren naar het luiden van de kerkklokken. Met ducttape waren
wij op hun ruggen geplakt. We voelden hun hartslag door het
schouderblad. We hoorden de kruidenbitter in hun borst.
Lief gewas, zeiden ze tegen ons. Zie hoe de aarde de wortels als
rietjes gebruikt om alles leeg te zuigen.
Lieve aarde, zeiden we tegen hen. Zie hoe gewas je drooglegt
om groener over te komen.
Dan kleefden ze ons weer aan de boom en trokken de velden in.
Ze hoorden het huilen van de man, om te mogen huizen in hun
hoofden en buiken. Dagen waarin het van mensen afraken een
ware gave was, soms zingen we er in bed nog zachtjes over.
Hier vervormt het vergrootglas, als een lachspiegel met wrange effecten. Of het is een periscoop die door huid en aarde heen dringt. Kinderen zuigen de moeder leeg om jonger te lijken, en van mensen afraken is een gave. Mensen kunnen aan je blijven plakken als ducttape. Een vader leeft helemaal in zijn eigen ‘filmpje’, een ongeboren kind is een visje dat stilletjes wegzwemt. In het gedicht met de lange titel: ‘Hij had het een hele avond over de vondst van drie ijsmummies uit de Eerste Wereldoorlog die in 2010 onder smeltende gletsjers vandaan kwamen’ kijken wij onder andere door de ogen van de bevroren mummies:
(fragment)
Voor hen is de zon het oog van een cycloop die zijn kudde hoedt
voor hen is de zon een ijsschijf in het grijs
link en blind
Wat een briljant perspectief en wat een bijzonder vergrootglas. De bundel geeft niet alleen een kaleidoscoop aan beelden weer, maar ook verrukkelijke zinnen. In ‘Hut’ kruipt de ik-figuur tegen mensen aan: ‘bij enkelen meende ik het.’ Aan het einde van hetzelfde gedicht lees ik: ‘ De rimpelingen / aan het oppervlak lijken vingerafdrukken / die in elkaar overgaan.//’ Water, alweer. Het slotgedicht eindigt passend:
Jas (fragment)
om je wensen te laten ontkomen
komt het steeds op hetzelfde neer je wilt iets verlaten
en gooit het op water.
Ik ben om, ik houd van deze poëzie en ga die vaker lezen. En ik moet ook weer eens naar haar gaan luisteren. Hopelijk blijft zij dichteres en verandert ze niet in een Bekende Nederlander.
***
Ellen Deckwitz (1982) is dichter, literatuurwetenschapper en performancekunstenaar. Al sinds 2008 staat ze in de belangstelling van Meander: lees hier en hier twee interviews.
Ze won in 2009 het Nederlands Kampioenschap Poetry Slam en de Meander Dichtersprijs. Dat jaar verbeterde ze het Nederlands record voor de meeste gewonnen poetry slams van het jaar.
Haar debuut De steen vreest mij (2011) werd onderscheiden met de C. Buddingh’-prijs. In 2012 verscheen Hoi feest (2012), waarvoor ze het C.C.S. Crone-stipendium kreeg toegekend.