Caty Moerman (1976) woont in Blankenberge. Ze volgt schrijflessen aan de Kunstacademie De Poel te Gent waar ze zich, onder begeleiding van David Troch, smijt in kortverhalen en poëzie. Twee van haar gedichten behaalden de top 1000 van De Gedichtenwedstrijd Prijs de Poëzie 2022, één ervan werd opgenomen in de top 100 en werd gepubliceerd in de wedstrijdbundel.
foto: Manuel Cloetens
–
Sommige woorden smaken zoeter als je ze afspoelt en een nachtje laat weken:
als ze zachter zijn en minder schuren op de tong zwelgen ze beter door.
–
Alsof ik de enige ben die dat steeds vergeet. Dat ik daarom zo vaak wakker lig,
de hele zooi eindeloos vermaal tot het zuur mijn wangen zo rauw maakt
–
dat zelfs een kop warme melk niet meer helpt. Geen mens ziet dat het woelen
nooit stopt. Het donker weegt nu eenmaal zwaarder als het stil is, als de waarheid
–
niet meer weet waar en hoe zou het zijn als de slapers in mijn ogen niet zo zout
waren maar van goud. Hoe de korstjes mijn lippen langzaam verscheuren
–
en zwijgen dieper snijdt als de ochtend valt, als de brok niet meer
tussen mijn tanden kraakt maar als een pleister aan mijn verhemelte plakt.
–
Soms is het beter dat je zwijgt, dat je de kaken op elkaar klemt tot je tanden breken
en je adem verbrijzelt in je mond. Maar de nijd wordt alleen maar scherper
–
als je slikt, als de randen gaan snijden in de groeven van je tong en het schuim
in dikke klonters door je keel schuift. Alsof je bijna versmacht als het knapt
–
in je hoofd en je borst zo hard bonst dat je hapt, hoe je slapen blijven zwellen
tot je stokt. En dat tellen enkel werkt met je oren dicht. Dat de onrust pas zakt
–
als de stilte gaat zweven terwijl alles rondom je verdwijnt. Alsof je zelf niet eens
voelt hoe je vingers verstijven wanneer je nagels dieper kerven dan je dacht.
–
Wat als het bloed van onder je nagels nooit echt stolt. Wat als het raast
door je toppen en kolkt tot in je hoofd omdat je brein nu eenmaal brozer is
–
dan het hoort. Je vingers zwellen zo snel dat het brandt. Alsof je vel
steeds krapper om je vuisten wordt getrokken en je knokkels zo hard
–
kloppen dat je klauwt in je mond. Hoe je tong zoveel rauwer voelt
als je barst. Als je snerpt met je tanden langs afgekloven randen
–
tot elke vezel in je vlees is verscheurd. Alsof de nijd voorgoed
van je lippen druipt als je niet meer in zalven gelooft.