LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Taco van Peijpe

9 mrt, 2023

‘De weg naar het gevoel vind je alleen spelenderwijs’

door Alja Spaan

Taco van Peijpe (1946) is gepensioneerd jurist. Hij houdt van poëzie, muziek (speelt dwarsfluit), natuur en gezelligheid in kleine kring. Enkele van zijn gedichten werden eerder gepubliceerd in Meander, in Het gezeefde gedicht en in De Poëziekrant.
“Poëzie is voor mij een taalspel en een binnenweg naar het gevoel.”

 

In een van mijn omschrijvingen van je poëzie staat ‘Mee te voelen hoe je ontstaat zodat je ergens blijft.’ Heeft dichten die functie voor je?
Het gaat mij niet om het blijven, maar om het bezig zijn met poëzie en reacties daarop. Ik ben voortdurend aan het ontstaan en daarna verdwijn ik. ‘Denn Bleiben ist nirgends’ zegt Rilke.

WAT MEE MOET

Het had de hele nacht gewaaid,
ik had het niet verstaan. Ik zou
op reis maar had nog niet gepakt
en wist niet waar te gaan.

Wat moest er mee?

Laarzen dacht ik voor de sneeuw,
op diepe wateren een boot,
in vreemde taal een woordenboek.

De laarzen waren me te zwaar
de boot te groot. Ik koos
het boek en ging op weg.

Toen de sneeuw kwam vond ik troost
in droge woorden. Toen het water
diep was vouwde ik een boot en
stak van wal.

Met lege handen
kwam ik aan bij onbekenden,
hoorde daar een nieuwe taal.

Je werk wordt gekenmerkt door een grote beheersing van de taal maar ook van je gevoel. Nergens’, stelt de redactie, ‘ga je je te buiten aan een onverlaten woord of een toevallige gedachte.’ Heeft die zorgvuldigheid te maken met je leven als jurist?
Taalgevoel en taalbeheersing komen goed van pas zowel in de juristerij als in de poëzie. Het plezier waarmee ik me op beide terreinen beweeg heeft zeker te maken met zorgvuldig omgaan met de taal. Een jurist moet zich exact en ondubbelzinnig uitdrukken, hij praat vaak alsof er een andere jurist meeluistert. Om de dubbelzinnigheden van gewone taal te vermijden gebruikt de jurist geijkte juridische termen en zinswendingen. Bij het dichten zet ik die dubbelzinnigheden juist in om recht te doen aan de meerduidigheid die bij poëzie hoort.

Zelf noem je het een ‘taalspel’, waaruit bestaat het spelen?
Ik speel met klank en ritme, versbouw, woordassociaties en beelden, net zolang tot alle elementen zo op elkaar afgestemd zijn dat ze -naar ik hoop- de gewenste gevoelens kunnen oproepen. Dat spelen is meer dan alleen maar ambachtelijk werken met het gereedschap van de dichter. De weg naar het gevoel vind je alleen spelenderwijs, door gehoor te geven aan onbewuste associaties.

In het gedicht Stoep, een Meanderpublicatie, zeg je
Buiten is alles gesloten.

Zonlicht speelt in de ramen.
Sluit je ogen en kijk: vanbinnen
huppelt een kleuter stoep op- stoep af.

Daaruit spreekt een grote concentratie en bewondering, ontroering ook voor dat kind dat we waren. Kun je iets over het schrijfproces vertellen?
Schrijven doe ik het liefst in de ochtend, als mijn hoofd nog ‘leeg’ is. Ik zit bijna dagelijks een uurtje aan mijn schrijftafeltje bij het raam in een stille kamer, met uitzicht op een beukenboom. Het dichten begint meestal met een beeld, iets dat ik gezien of gehoord heb en dat me raakte, zoals die springende kleuter. Dan probeer ik erachter te komen waarom het me raakt. In dit geval inderdaad: bewondering en ontroering over het kind dat we waren. Vervolgens zoek ik welke associaties dat beeld en die gevoelens oproepen. Dat kan door van alles op te schrijven zonder bewust na te denken. Het kan ook later, op een wandeling, in de trein, of onder de afwas. Eigenlijk gaat dat proces dag en nacht door, zonder dat ik er bewust mee bezig ben. Wanneer er flarden tekst bij me opkomen, schrijf ik die op. Daarna begint het ambachtelijke werk: de juiste woorden zoeken, zinnen maken, klank en ritme verbeteren, indeling in verzen maken. En vooral: veel schrappen en herschrijven, totdat ik denk dat ik het gedicht niet kan verbeteren. Een paar dagen laten liggen, nog eens beoordelen en zonodig opnieuw bewerken. Een enkele keer verbeter ik nog iets na een suggestie van mijn eerste lezer.

Muziek is belangrijk voor je. Lees je je gedichten aan jezelf voor om het ritme te ontdekken?
Iedere regel die ontstaat herlees ik in stilte om te ‘horen’ of hij ritmisch goed loopt en of hij past in het geheel van het gedicht. Variaties in het ritme zijn goed, maar als er geen herkenbare herhaling meer is valt de muziek aan diggelen.

Verandert je werk naarmate je ouder wordt?
Ik denk dat jonge dichters vaak met wat meer lef iets nieuws proberen, zonder angst voor mislukking, terwijl oudere dichters wat voorzichtiger zijn omdat ze hun eigen beperkingen hebben leren kennen. Ook is een jonge dichter veelal goed in het onbevangen uiten van zijn gevoelens en neemt de bekwaamheid om het gevoel van de lezer te raken toe naarmate de dichter ouder wordt. Ikzelf ben pas op latere leeftijd met dichten begonnen, dus heb ik wat dat betreft (nog) niet zoveel ontwikkeling doorgemaakt. Wel denk ik dat mijn techniek door ervaring wat verbetert.

In het gedicht Vraag zeg je:
en als de tijd zo vlug in een fontein
de druppels rijgt dat bogen lijken te bestaan

maar jij niet voelt hoe je ontstaat:
waar blijf je dan?

In dat nadenken, vragen stellen, beschrijven maak je een pas op de plaats. Hoe belangrijk is het schrijven voor je?
Stilstaan, nadenken en dromen doe ik altijd, soms letterlijk op een wandeling. Wat ik denk en voel hoef ik niet per se op te schrijven, maar het dichten voorziet wel in de behoefte creatief bezig te zijn. Dat is algemeen menselijk, denk ik, zoiets als de holbewoners deden met hun rotstekeningen.

OP AFSTAND

De luiken neergerateld in de straat
een leeg terras, de stoelen opgetast.
Een regendruppel schittert op een glas.

Verlichte vensters tonen nog het spel
van schimmige kantoorpersonen.

Uit een zijstraat zou nog iemand kunnen komen.
Door een bovenraam vervliegt muziek,
de deur in een portiek valt in het slot.

In zonlicht dronken anderen hun wijn
lieten op het werk hun schaduw achter
liepen over straat hun huizen in
luisterden op afstand naar een lied
en maakten plaats.

Hier zou je kunnen zijn.

Groeide je op met poëzie?
Niet echt met poëzie, maar wel met voorgelezen worden en met kinderversjes. Echte poëzie-ervaring kreeg ik pas op het gymnasium bij het lezen van de klassieken. Daaraan werd zoveel tijd besteed dat leraren de kans kregen iets van hun enthousiasme over te dragen.

In een profiel zeg je pas na je pensionering de rust gevonden te hebben om je echt in poëzie te verdiepen. Welke dichter lees je graag?
Ik lees graag een dichter met een milde stem en veel aandacht voor de muzikale en ambachtelijke kanten van de poëzie, zoals Hester Knibbe, Rutger Kopland, Nijhoff, Judith Herzberg.

Het is een verademing een dichter te vinden waarover je niet struikelt in de sociale media, waarvan je nauwelijks iets weet, het werk zelf volstaat. Zijn er wel voordelen aan onze digitale wereld?
Jazeker! Om me even tot literair gebied te beperken: recensies van nieuw werk, commentaren,  biografieën en historische achtergronden zijn gemakkelijk bereikbaar via internet. Email en whatsapp vergemakkelijken het contact. Boeken en kranten lees ik voornamelijk digitaal. Alleen dichtbundels heb ik het liefst in druk, om te kunnen bladeren en te bekijken als het mooi drukwerk is.

Heb je behoefte aan erkenning van je gedichten? Naast Meander deel je ze met Het Gezeefde Gedicht of de Poëziekrant maar ik zie geen optredens. Zou dat niet iets toevoegen aan je werk?
Erkenning is leuk en ik begrijp dat optreden de bekendheid van de dichter vergroot, maar ik hoef niet per se op een podium. Mijn gedichten komen denk ik voldoende tot hun recht als ze (in stilte of hardop) gelezen worden. Ik ben blij als mijn gedicht aan enkele lezers een zucht of een glimlach kan ontlokken.

Is er een bundel onderweg?
Mijn bundel Wat mee moet ligt al enige tijd klaar.  De titel suggereert dat er iets onderweg is, maar ik heb nog geen uitgever gevonden die hem wil publiceren.

HET WATER WEET

het water weet de stenen
niet de wegen nee
de wegen niet
het legt zich neer
vervalt in katarakten
drenkt het meer
laaft de vlakte
kent beneden
niet de wegen
weet alleen de stenen

 

 

     Andere berichten

Interview Bart Adjudant

‘Veel poëzie waar ik van houd is gemaakt om gezongen te worden’ door Inge Boulonois   Dichter en musicus Bart Adjudant (Den Haag,...

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...

Interview Jan J. Pieterse

Interview Jan J. Pieterse

'van puntdicht naar bühne' door Inge Boulonois   Jan J. Pieterse (geboren in Goes) heeft een passie voor het theater. Hij presenteert...