Het perspectief van een brievenbus
door Joop Leibbrand
Zelf schrijver worden, Dichten doe je zo, Zo schrijf je een kinderboek, Het grote schrijf-doe-boek, het zijn slechts enkele titels uit De Schrijfbibliotheek, een serie van inmiddels 36 boekjes over de kunst van creatief schrijven, nauw gelieerd aan Schrijven Magazine en Schrijven Online.
De reeks is succesvol; kennelijk hebben de vele schrijfamateurs die Nederland rijk is, een grote behoefte aan informatie en sturing en delen ze een onverwoestbaar geloof in de leerbaarheid van talent. Voor het nieuwste deeltje, Zo word je een geweldige dichter, tekende dichter, literatuurwetenschapper en schrijfdocent Ellen Deckwitz., die niet alleen de titel met een knipoog gaf, maar het hele boekje door met plezierige nuchterheid schrijft. Maar ze wil haar ‘cursisten’ zeker wat leren en als om haar autoriteit extra te benadrukken, meldt ze in haar inleiding dat ze jaarlijks rond de honderd poëzieworkshops geeft, dat al tien jaar doet en in die periode honderden leerlingen heeft gehad. Ik denk dat Deckwitz hier wat slordig met cijfers is, want hieruit valt slechts te concluderen dat ze er vaak alleen voorstond…
In vier delen van in totaal 28 korte hoofdstukjes, met daarin een kleine dertig omkaderde tekstblokjes met schrijftips en opdrachten (‘Aan de slag’) en allerlei nuttige informatie, verkent Deckwitz de mogelijkheden die er voor de beginnende en misschien ook wel iets gevorderde dichter zijn om het goede werk dat hij hopelijk altijd al schreef nog iets te verbeteren. Uitgangspunt is de vraag hoe je aan goede ideeën komt en hoe je ze vervolgens uitwerkt. Een schrijfgids over dichtvormen en verstechniek wil dit boekje niet zijn, al komen zaken als metrum en enjambement wel aan de orde. In de vele voorbeelden die ze geeft, put ze ruim uit eigen werk, maar die prominente aanwezigheid is niet storend.
Deckwitz richt zich sterk op het ambachtelijke karakter van het schrijven en wordt niet moe erop te wijzen dat je schrijven leert door te schrijven, iedere dag, vasthoudend en gedisciplineerd, een training die je jezelf moet opleggen; die ene procent inspiratie is niets als er geen 99% transpiratie tegenover staat. Toch is originaliteit natuurlijk wel een voorwaarde, en daarom is het noodzakelijk veel gelezen te hebben; als je het werk van anderen niet kent, kun je de waarde van je eigen werk – waar je als een buitenstaander naar moet leren kijken – nooit beoordelen.
Ik neem aan dat Deckwitz alle schrijfoefeningen die ze geeft in de praktijk getoetst heeft, dus ook ‘Aan de slag 13’, dat leert werken met personificaties: ‘Schrijf eens een gedicht vanuit het perspectief van een brievenbus, of van een wasmachine. Of vertel hoe een tosti-ijzer zich voelt wanneer het weer eens boterhammen moet roosteren. Of ga na wat de conflicten zijn tussen een struikje en een boom.’ Dergelijke opdrachten geeft ze vaker. Wie zich daar manmoedig doorheen slaat, verdient het dichterschap, zoveel is zeker.
In de informatie die ze geeft vond ik een slordigheid. Dat Chrétien Breukers inmiddels met Contrabas gestopt is, kon ze nog niet weten, maar Poëzierapport zou daar nog deel van hebben uitgemaakt. Poëzierapport hield echter al in 2012 op te bestaan en presenteerde zeker geen ‘nieuwtjes’, maar bood uitsluitend recensies.
Zo word je een geweldige dichter kan voor serieuze, trouwhartige amateurs een plezierige gids zijn. Ook de cynici onder hen komen aan hun trekken, bijvoorbeeld bij een van de tips bij een writer’s block: ‘Schrijf een poosje niet, om de druk van de ketel te halen.’ Verstandige raad.
***
Ellen Deckwitz (1982) is dichter, literatuurwetenschapper en schrijfdocent. In 2009 won ze de Meander Dichtprijs en het Nederlands Kampioenschap Poetry Slam. Ze maakte deel uit van de jury van de Nationale Gedichtenwedstrijd 2010-2011 en won de C. Buddingh’-prijs voor het beste poëziedebuut van 2011-2012 voor De steen vreest mij (2011). In 2012 verscheen Hoi feest, waarvoor ze het C.C.S. Crone-stipendium kreeg toegekend. Begin 2015 verscheen De blanke gave.